woensdag 30 juli 2025

Familiekroniek 7: Berendje Vogelzang (1877-1957)

Mijn overgrootmoeder Berendje had een mooie achternaam: Vogelzang. Deze week heb ik via Boekwinkeltjes een boekje op de kop getikt om meer over deze naam en de familie te weten te komen. Het genealogisch geschrift is in 1991 geschreven door twee Vogelzangs, in een tijd dat alles persoonlijk in archieven uitgezocht moest worden; een knap staaltje werk. Ze zijn zelfs zo ver gegaan dat ze een familiewapen hebben laten ontwerpen en registreren bij de Raad van Wapenkunde. De goedkeuring werd verleend, en in het boek staat: “ieder lid en nazaat van de in dit boek beschreven Vogelzangs is gerechtigd dit familiewapen te voeren.” Ik dus ook. :-)

In het midden van het wapen prijkt een zingende, zwarte merel – een verwijzing naar de familienaam. Maar waar komt die naam eigenlijk vandaan? Ook dat hebben de schrijvers uitgezocht. Bij Leek ligt het landgoed Nienoord, waar in 1525 een borg (een soort kasteel) werd gebouwd. Eind 16e eeuw trouwt de eigenaar, baron Iko von Inn- und Knyphausen uit Oost-Friesland, met Anna Maria Oriana von Eltern, erfdochter van Elteren en Vogelzang (twee gebieden in België). Eén van de boerderijen op het landgoed kreeg de naam “Old Voochelsang” en is dus genoemd naar de streek van de barones. In 1742 huren Harm Jans en Geert Jans ‘in de Voogelsanck’ deze boerderij, die dan niet meer in het bezit is van de heer van Nienoord. Geert Jans (1715-1793) is mijn oudbetovergrootouder – de negende generatie terug.

Nienoord viert dit jaar haar 500-jarig bestaan

Maar terug naar Berendje, de vierde generatie, die geboren en getogen is in Niebert. Als zij 19 jaar is, gaat ze werken als dienstbode in Oldekerk. Eerst bij de vrijgezel Trientje Jongst. Maar het dienstverband houdt op, als deze vrouw op 56-jarige leeftijd nog trouwt. Daarna heeft Berendje twee andere betrekkingen, de laatste bij het gezin van dominee Meindertsma. In december 1899 keert ze terug naar Marum als dienstbode. Vanaf dat moment kan ik het spoor even niet volgen, omdat de dienstbodenregisters van de twintigste eeuw nog niet online staan.

Op 1 juni 1901 vind ik haar weer terug: Berendje trouwt met Douwe de Vries. De zwangere buik zal goed te zien zijn, want drie maanden later bevalt ze van Roelf die maar drie maanden leeft. In de huwelijksakte staat dat Berendje zonder beroep is en de laatste zes maanden in Oldekerk heeft verbleven. Ze was dus weer terug in dat dorp. Douwe is koetsier, en ik stel me voor dat ze samen leuke ritjes in het koetsje hebben gemaakt.

Na de eerste Roelf volgt een tweede Roelf, mijn opa, en daarna nog een hele rits kinderen, waaronder een tweeling (het jongetje overlijdt) en een drieling. In totaal veertien kinderen, waarvan elf de volwassen leeftijd bereiken. De drieling wordt geboren op de verjaardag van vader Douwe, en dat nieuws haalt zelfs de krant.

Rotterdams dagblad, 21 november 1916

Wanneer deze drieling 65 jaar is, schrijft het Nieuwsblad van het Noorden er opnieuw over: “Een verjaardagscadeautje voor hun vader Douwe de Vries in Zevenhuizen was op 17 november 1916 de drieling Janke (1500 gram), Frouwina en Sjoerdina (beiden 1250 gram). Ondanks hun geringe gewicht bleven ze thuis en groeiden voorspoedig op.” Tegenwoordig gaan kinderen met dit gewicht direct de couveuse in.

In de geboorteakte staat ook het tijdstip van geboorte. Janke werd een dag eerder geboren dan de andere twee meisjes, om 23.30 uur. Frouwina was er om 4 uur ’s ochtends en Sjoerdina om 7 uur. Het zal een behoorlijk hectische nacht zijn geweest. Ik kan me niet voorstellen dat moeder Berendje op de hoogte was dat ze drie kinderen zou krijgen. 

Elf volwassen kinderen betekent ook veel kleinkinderen. Ik tel er 51, inclusief mijn vader. Zonder zijn broer en zussen waren dat 45 neven en nichten. Aan de Bolt-kant tel ik er nog 36. Ik vraag me af of mijn vader ze allemaal gekend heeft. 

Mijn tante herinnert zich dat het een gezellig gezin was. “Grootmoeke was een goedlachse vrouw. De meiden, Froukje en Sietske, en ook de anderen, konden goed zingen. En tijdens het zingen werd er gebreid. Ook opa (Douwe) kon goed zingen.” Ik heb wel de achternaam, maar niet de zang-genen meegekregen!

Mijn tante vertelde ook dat de etensvorken helemaal versleten waren. Sommigen hadden nog maar 1 tot 1,5 centimeter vanaf de steel gerekend. Daar was ze altijd door gefascineerd. Iedereen had ook zijn eigen vork. En als opa na het eten de Bijbel opensloeg, las hij een heel hoofdstuk inclusief ‘alle registers’. De tantes zaten er dan met open ogen bij, en met hun blikken werd onderling plezier gemaakt.

Zittend: Douwe de Vries en Berendje Vogelzang met tussen hen Henderikus (Rikus). 
Daarachter de drieling en links achter mijn opa Roelf.
Foto circa 1925.

In 1957 krijgt Berendje een hersenbloeding. “Ze was met de was bezig en viel neer”, vertelde m’n tante. “Daarna heeft ze nog drie dagen geleefd. Zoon Rikus, haar jongste kind, kwam direct over uit Canada. Grootmoeke heeft hem nog herkend.” Dat moet heel fijn voor haar zijn geweest.

Douwe de Vries en Berendje Vogelzang

Geen opmerkingen:

Een reactie posten