Douwe de Vries is
mijn overgrootvader maar ook de naam van mijn vader en mijn zoon. Mijn zoon en
vader zijn als oudste zoon vernoemd naar hun opa. Niet mijn overgrootvader. Tegen
de tijd dat hij – als zesde kind – werd geboren, waren de namen van de
grootouders al vergeven. Hij is daarom
vernoemd naar een broer van vader Luitjen, ook een Douwe de Vries.

Als je verder
teruggaat in mijn stamboom – meer dan drie eeuwen – kom je de naam Douwe tegen, bij mijn oudbetovergrootvader Douwe Reitses (1670-1749) uit Akkerwoude,
Friesland. In die tijd had men nog geen achternamen, maar gebruikte men patroniemen:
Reitses betekent ‘zoon van Reitse’. De achternaam De Vries werd pas in onze
familie aangenomen in 1812, toen onder het bewind van Napoleon iedereen
verplicht werd een familienaam aan te nemen. Ik schreef daar twee jaar geleden een
blog over (Back
to the roots: Westergeest). Daarin vertelde ik ook dat Henne Haijes de
Vries (1793-1847) de militaire dienst wist te ontlopen door zijn lot te
verkopen. Gelukkig maar, want van zijn plaatsvervanger is nooit meer iets
vernomen...Henne was de
vader van Luitjen, mijn betovergrootouder, die de naam De Vries meenam van
Friesland naar Groningen. In het bevolkingsregister, dat sinds 1850 beschikbaar
is, vind ik hem terug als bakkersknecht bij de familie Bakker in Niekerk. Dat
die familie Bakker heet, is geen toeval: Kornelis Bakker was broodbakker.
 |
De naam Gaarkeuken heeft me altijd gefascineerd. Iets verderop is de Gaarkeuken-sluis in het Van Starkenborghkanaal. |
Ik heb vorige week dezelfde
route gelopen die hij misschien ook nam: van Kollum via Buitenpost,
Gerkesklooster-Stroobos, Grijpskerk naar Sebaldeburen en Oldekerk. Vandaag de
dag wordt het landschap doorsneden door het Van Starkenborghkanaal, gegraven in
de jaren dertig om werk te bieden tijdens de crisisjaren. Mijn pad kruiste ook de route die 116 verzetsvrouwen in april 1945 moesten afleggen, als menselijk schild voor
de terugtrekkende Duitsers. Hun tocht was begonnen in Westerbork, waar ze opgesloten waren, en eindigde na
drie dagen in Grijpskerk. De oorlog was voorbij.
 |
Beeld in Grijpskerk. Zie ook https://www.vrouwenmars1945.nl/. |
Luitjen werkt zo’n
tien jaar als bakkersknecht in verschillende dorpen in de gemeente Grootegast.
In 1862 trouwt hij, 37 jaar oud, met de 20-jarige Vrouwkje Slagter. Het jonge
gezin vestigt zich in Lucaswolde, waar Luitjen bakker wordt. In 1874 wordt Douwe,
mijn overgrootvader, geboren. En 58 jaar later mijn vader Douwe. Lucaswolde, een
klein dorp met van 200 inwoners, is het epicentrum van mijn familiegeschiedenis. Voorouders van mijn moeder woonde er ook, en de familie Bolt, de latere
schoonouders van Douwe. Als Luitjen in
1877 overlijdt is Douwe nog geen 3 jaar oud. Hij zal z’n vader dus amper gekend
hebben. Ook zijn jongere zus Jantje niet want zij is dan nog maar een baby van één maand. Moeder Vrouwkje hertrouwt 7 jaar later met Matheus. Beiden zijn dan dagloners. Ze zullen het niet breed hebben
gehad.
 |
Het militieregister geeft een omschrijving van de recruten. Zo nauwkeurig zelfs dat we weten dat Douwe 1,733 Meter lang was. |
Op zijn 17e gaat
Douwe werken bij een boer in Oldekerk. Hij houdt het er vier jaar vol. Of hij het
verhaal van zijn grootvader kende, weet ik niet, maar hij doet precies het
omgekeerde. Hij is namelijk wél uitgeloot voor de militaire dienst, maar neemt
in 1896 de plaats in van iemand uit IJsselstein. Daar staat een aantrekkelijke vergoeding
van 300-500 gulden tegenover. Maar misschien verlangt hij ook naar avontuur of ziet
hij kansen die het leger biedt. Als
stukrijder bij de veldartillerie is hij verantwoordelijk voor de paarden die het
geschut (kanon) trekken.
.jpg) |
Zes paarden en drie stukrijders trekken een kanon voort. (Bron: Nederlands Artillerie Museum) |
Na twee jaar
keert hij terug naar het Westerkwartier, nu met een goede opleiding op zak. Niet verrassend dat op zijn huwelijksakte staat dat hij koetsier is. Ik meen
ergens gelezen te hebben dat hij koetsier van de dokter (in Zuidhorn) was, maar
misschien was dat alleen een romantische gedachte. Ik zie hem zo voor me voor
hoe hij bij nacht en ontij uitrijdt als er een bevalling is of een zieke
dringend vervoerd moet worden.
 |
Koetsje, dokter en koetsier (niet Douwe de Vries..) |
Maar de carrière
als koetsier is van korte duur. Twee jaar later is hij arbeider in Doezum, als
mijn opa Roelf wordt geboren. Mijn tante vertelde dat hij ‘blauwe Douwe’ werd genoemd, vanwege
zijn zuinigheid. De kinderen moesten kost en inwoning betalen zodra ze gingen
werken. Van alle inkomsten kocht hij steeds een grotere boerderij. Maar er was ook
noodzaak om te verhuizen met het steeds uitdijende gezin. %20(1).JPG) |
Persoonskaart Douwe de Vries (1874-1964) |
|
 |
Boederij B73 (gehuurd) aan de Nieuweweg 62 te Nuis. Douwe
had een gemengd bedrijf: rogge, tarwe, bieten, rapen, koeien en natuurlijk
paarden voor de wagen. |
Mijn tante
herinnert hem als een rustige man, doodkalm. Hij at langzaam. Als zij aan tafel
zat, zei grootmoeke altijd: “Denk erom, eet rustig”, zodat opa Douwe op zijn
gemak kon eten. Ook tijdens het hooien nam hij zijn tijd: rustig zijn pijp
stoppen en roken.Na de dood van zijn
vrouw Berendje gaat hij bij een van zijn dochters wonen. In 1964 overlijdt hij,
bijna 90 jaar oud. Ik kan me nog herinneren dat mijn ouders door het huis
liepen en zeiden: “Opa Douwe is overleden”. Ik was vijf jaar.Ik denk dat ik de onrust van deze familietak heb. Niet vastzitten aan een plaats of huis. Steeds
opnieuw wortelschieten. Zoals betovergrootvader Luitjen ooit Friesland verliet,
overgrootvader Douwe naar Utrecht trok, en daarna steeds weer verhuisde. Oké, mijn
opa Roelf bleef dan wel redelijk honkvast, maar mijn ouders durfden de stap aan
om te verhuizen naar het midden van het land. En ik reisde naar nog verdere
oorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten