Mijn overgrootmoeder Berendje had een mooie achternaam: Vogelzang. Deze week heb ik via Boekwinkeltjes een boekje op de kop getikt om meer over deze naam en de familie te weten te komen. Het genealogisch geschrift is in 1991 geschreven door twee Vogelzangs, in een tijd dat alles persoonlijk in archieven uitgezocht moest
worden; een knap staaltje werk. Ze zijn zelfs zo ver gegaan dat ze een
familiewapen hebben laten ontwerpen en registreren bij de Raad van Wapenkunde.
De goedkeuring werd verleend, en in het boek staat: “ieder lid en nazaat van de
in dit boek beschreven Vogelzangs is gerechtigd dit familiewapen te voeren.” Ik
dus ook. :-)
In het midden van
het wapen prijkt een zingende, zwarte merel – een verwijzing naar de
familienaam. Maar waar komt die naam eigenlijk vandaan? Ook dat hebben de
schrijvers uitgezocht. Bij Leek ligt het landgoed Nienoord, waar in 1525 een
borg (een soort kasteel) werd gebouwd. Eind 16e eeuw trouwt de eigenaar, baron
Iko von Inn- und Knyphausen uit Oost-Friesland, met Anna Maria Oriana von
Eltern, erfdochter van Elteren en Vogelzang (twee gebieden in België). Eén van
de boerderijen op het landgoed kreeg de naam “Old Voochelsang” en is
dus genoemd naar de streek van de barones. In 1742 huren Harm Jans en Geert
Jans ‘in de Voogelsanck’ deze boerderij, die dan niet meer in het bezit is van
de heer van Nienoord. Geert Jans (1715-1793) is mijn oudbetovergrootouder – de
negende generatie terug.
 |
Nienoord viert dit jaar haar 500-jarig bestaan |
Maar terug naar Berendje, de vierde generatie, die geboren en getogen is in Niebert. Als zij 19 jaar is, gaat ze werken als
dienstbode in Oldekerk. Eerst bij de vrijgezel Trientje Jongst. Maar het
dienstverband houdt op, als deze vrouw op 56-jarige leeftijd nog trouwt. Daarna
heeft Berendje twee andere betrekkingen, de laatste bij het gezin van dominee Meindertsma.
In december 1899 keert ze terug naar Marum als dienstbode. Vanaf dat moment kan
ik het spoor even niet volgen, omdat de dienstbodenregisters van de twintigste
eeuw nog niet online staan.
Op 1 juni 1901 vind
ik haar weer terug: Berendje trouwt met Douwe de Vries. De zwangere buik zal
goed te zien zijn, want drie maanden later bevalt ze van Roelf die maar drie
maanden leeft. In de huwelijksakte staat dat Berendje zonder beroep is en de
laatste zes maanden in Oldekerk heeft verbleven. Ze was dus weer terug in dat
dorp. Douwe is koetsier, en ik stel me voor dat ze samen leuke ritjes in het
koetsje hebben gemaakt.
Na de eerste
Roelf volgt een tweede Roelf, mijn opa, en daarna nog een hele rits kinderen,
waaronder een tweeling (het jongetje overlijdt) en een drieling. In totaal veertien
kinderen, waarvan elf de volwassen leeftijd bereiken. De drieling wordt geboren
op de verjaardag van vader Douwe, en dat nieuws haalt zelfs de krant.
 |
Rotterdams dagblad, 21 november 1916 |
Wanneer
deze drieling 65 jaar is, schrijft het Nieuwsblad van het Noorden er
opnieuw over: “Een verjaardagscadeautje voor hun vader Douwe de Vries in
Zevenhuizen was op 17 november 1916 de drieling Janke (1500 gram), Frouwina en
Sjoerdina (beiden 1250 gram). Ondanks hun geringe gewicht bleven ze thuis en
groeiden voorspoedig op.” Tegenwoordig gaan kinderen met dit gewicht direct de
couveuse in.
In de
geboorteakte staat ook het tijdstip van geboorte. Janke werd een dag eerder geboren
dan de andere twee meisjes, om 23.30 uur. Frouwina was er om 4 uur ’s ochtends en
Sjoerdina om 7 uur. Het zal een behoorlijk hectische nacht zijn
geweest. Ik kan me niet voorstellen dat moeder Berendje op de hoogte was dat ze drie kinderen zou krijgen.
Elf volwassen
kinderen betekent ook veel kleinkinderen. Ik tel er 51, inclusief mijn vader.
Zonder zijn broer en zussen waren dat 45 neven en nichten. Aan de Bolt-kant tel
ik er nog 36. Ik vraag me af of mijn vader ze allemaal gekend heeft.
Mijn
tante herinnert zich dat het een gezellig gezin was. “Grootmoeke was een
goedlachse vrouw. De meiden, Froukje en Sietske, en ook de anderen, konden goed
zingen. En tijdens het zingen werd er gebreid. Ook opa (Douwe) kon goed
zingen.” Ik heb wel de achternaam, maar niet de zang-genen meegekregen!
Mijn tante
vertelde ook dat de etensvorken helemaal versleten waren. Sommigen hadden nog
maar 1 tot 1,5 centimeter vanaf de steel gerekend. Daar was ze altijd door
gefascineerd. Iedereen had ook zijn eigen vork. En als opa na het eten de
Bijbel opensloeg, las hij een heel hoofdstuk inclusief ‘alle registers’. De
tantes zaten er dan met open ogen bij, en met hun blikken werd onderling plezier
gemaakt.
.JPG) |
Zittend: Douwe de Vries en Berendje Vogelzang met tussen hen Henderikus (Rikus). Daarachter de drieling en links achter mijn opa Roelf. Foto circa 1925. |
In 1957 krijgt
Berendje een hersenbloeding. “Ze was met de was bezig en viel neer”, vertelde
m’n tante. “Daarna heeft ze nog drie dagen geleefd. Zoon Rikus, haar
jongste kind, kwam direct over uit Canada. Grootmoeke heeft hem nog herkend.” Dat moet heel fijn voor haar zijn geweest.
 |
Douwe de Vries en Berendje Vogelzang |