maandag 15 december 2025

Nizwa, Green Mountains en Wadi Shab

M’n laatste dag in Oman. Ik zit in een restaurant aan Qurum Beach (in Muscat) met een prachtig uitzicht over de zee. Zo begin van de middag is er bijna niemand op het strand. Te warm. De zonnestralen zijn heel scherp. Mensen die niet in restaurants zitten, zoeken de verkoeling onder de palmbomen. Ik blijf hier nog even om de zonsondergang te zien. Die moet ook mooi zijn. Daarna brengt de Mubarak, de chauffeur van het ministerie, me terug naar het hotel. Hij brengt me morgen ook naar het vliegveld. Er wordt goed voor me gezorgd.

Maar ook zonder die steun kun je goed je weg vinden in Oman. Ik heb twee trips gemaakt via GetYourGuide, een internationaal boekingskantoor. Ali, de chauffeur, stond vrijdag al om 6 uur voor het hotel voor een lange dagtrip. Er was nog één andere passagier, een 24-jarige Chinese vrouw die in Dubai werkt met crypto’s en eigenlijk alleen maar wilde slapen op de achterbank. In Nizwa, 130 km van Muscat, bezochten we eerst de veemarkt. De veeboeren liepen rondjes met een geit of koe, om kopers te interesseren. De dieren raakten behoorlijk opgefokt. Op een onbewaakt ogenblik kreeg ik ook een beuk van een koe. 

Daarna naar de soek voor de dadels en naar het oude fort waar Omaanse mannen, jong en oud, dansten en zongen. Allemaal heel gemoedelijk. Een goed uitje voor een zondag, want de vrijdag is hier de zondag. 

Na de lunch gingen we naar Jebel Akhdar, de “Green Mountain”. Wat een fantastisch uitzicht. De hoogste top is 3000 meter. En bizar, dat hier, op deze hoogte en met deze hitte, een ultra-run wordt gehouden van 120 km over oneffen paden.

Ultraloper uit Kuweit die er nog behoorlijk fit uit zag na 29 uur lopen over de 120 km.
Ik had hier graag een week willen bivakkeren. De Chinese alleen als er Wifi aanwezig was. Zij was voortdurend in gesprek met China en heeft weinig van de reis meegekregen.

Gisteren maakte ik met een grotere groep een trip naar Wadi Shab. Een wadi is een rivierbed. De meesten staan droog. Wadi Shab niet. Je moet wel een uurtje rijden vanuit Muscat. Eenmaal daar loop je eerst nog 45 minuten door een kloof van oranje rotsen en kom je bij de turquoise wadi aan. Het water is ondiep, maar een zwemvest is wel prettig omdat je gemakkelijk uitglijdt over de gladde stenen. Na een kwartiertje zwemmen, kom je bij een smalle spleet in een rotswand. Met wat passen en meten gaat je hoofd er net tussen door. Op de terugweg bleef m’n hoofd wél steken en zocht ik het ruimere sop door kopje onder te gaan. Gelukkig werkte het waterdichte hoesje van mijn iPhone prima!

Vandaag nog een bezoek aan de Grote Moskee.
Grappige foto door de chauffeur Mubarak.


donderdag 11 december 2025

Omani in witte gewaden en zwarte jurken

De uitgestoken hand werd niet geaccepteerd. Ik had het moeten weten: in Oman gelden andere omgangsvormen dan bij ons. Mannen lopen in lange witte gewaden (dishdasha) en dragen een kleurrijke tulband (musar) of een geborduurd mutsje (kuma). Vrouwen zijn gehuld in zwarte jurken (abaya) met een hoofddoek (lihaf of hijab). Heel soms zie je iemand met een niqab die bijna het hele gezicht bedekt. Het is even wennen. Juist dat trok me aan: de confrontatie met een cultuur die ik nog niet zo goed ken. Wel enigszins, want als 21-jarige trok ik een maand door Algerije. Ik voelde me daar na een tijdje verrassend snel thuis.

De cultuur shock duurde ook deze keer erg kort. Ik ben hier op uitnodiging van het ministerie van volksgezondheid. Dit traject had een lange aanloop. Na een online presentatie in 2023 voor een groep Arabische landen, nam mijn Omaanse collega contact met me op. Ze vroeg of ik wilde meedenken vanuit mijn expertise. Daarna bleef het lang stil. Tot begin dit jaar, toen ik lange ingesproken Whatsapp-berichten kreeg en de plannen concreet werden: een bijdrage aan een tweedaagse training, gevolgd door overleg over andere samenwerking.

Na de eerste trainingsdag merkte ik dat ik al snel “door de kleding heen” keek. Die statige mannen in hun witte gewaden, bleken net zo goed onzekerheden te hebben. En de vrouwen? Die stonden hun hun mannetje prima. Ze reageerden scherp, zelfverzekerd met een vriendelijke lach. Maar het blijft opvallend om de afstand tussen mannen en vrouwen te zien, zoals tijdens de rollenspelen. En gisteravond ook letterlijk tijdens het diner: de mannen aan de ene kant van de lange tafel, de vrouwen aan de andere kant. Niet dat die scheiding verplicht is. Maar je merkt dat iedereen zich eenvoudigweg wat meer op zijn gemak voelt bij zijn eigen groep.
Groepwerk - rollenspel

Gisteravond nam mijn collega me mee voor een koffie in een hippe barista-zaak. Het was een modern tafereel: jonge vrouwen in zwarte abaya’s, gympen eronder, oortjes in, druk tikkend op hun laptops. Zelfs om tien uur kwamen er nog een paar jonge vrouwen binnen voor een drankje. Veiligheid lijkt hier totaal geen zorg. 

Cappuccino

In de barista

Oman is een heel gedisciplineerde samenleving. “Er rijdt één politieauto rond, puur voor de vorm,” grapte de zoon van mijn collega, die ook mee was. Dat is wat overdreven. Ik heb er inmiddels heel wat meer gezien, vaak met zwaailicht gevolgd door een stoet auto’s met officials die hier ook veel komen. Oman is booming. 

Onder de kleiner Golfstaten ligt Saoedi-Arabië. Rechtsonder ligt Oman, met hoofdstad Muscat. 'Boven' de golf: Iran.
Oman is een van de Golfstaten, in het Engels: de Gulf Cooperation Council (GCC) landen. Deze landen liggen aan de Perzische Golf. Na de vernauwing bij de straat van Hormuz heet het de Golf van Oman en mondt uit in de Arabische Zee/Indische Oceaan. Tijdens de vliegreis kreeg ik een mooi overzicht van deze staten. Er zijn er zes. Kleine landjes als Bahrein, Koeweit en Qatar. Grotere landen als Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten (o.a. Abu Dhabi en Dubai) en Oman.

De souk in Muscat

Oman was lange tijd een erg achtergesteld land. De sultan deed weinig aan de ontwikkeling. In 1970 werd hij door zijn zoon Qaboos afgezet. Onder Sultan Qaboos en mede dankzij de inkomsten uit de olieproductie, werd het land getransformeerd in een moderne staat. Voor de olieproductie, de aanleg van wegen, ziekenhuizen, huizen, en voor de dienstverlenende sector waren veel arbeidskrachten nodig. De helft van de bevolking is ondertussen “expatriate”. En daar komt ook de link met tuberculose weer terug, want tuberculose komt vaker bij deze “expatriates” voor.  

De vier intensieve dagen zitten er vandaag op. Ik kon mijn verblijf met een paar dagen verlengen om nog wat het land te zien. Morgen staat er om 6 uur een busje voor de deur om met een groep het binnenland in te gaan. Ik heb de buitentemperaturen nog niet ervaren. Het is hier overdag 26-28 graden en ’s nachts 16 graden. Dat moet te doen zijn. In de zomer niet, dan kunnen temperaturen oplopen tot wel 50 graden!



zaterdag 27 september 2025

Burendag in het azc Gouda

Eén keer per jaar zetten de asielzoekerscentra in Nederland hun deuren open voor buren en belangstellenden. Dit jaar leek dat belangrijker dan ooit. Ik ging langs bij het azc in Gouda, op loopafstand van mijn huis. Het centrum is relatief nieuw en is pas uitgebreid naar een capaciteit van 400 mensen. Ik had er nooit een wanklank over gehoord in de gemeente.

Wachtkamer van de medische dienst in het azc

Binnen viel vooral de ruimte en de frisse uitstraling op: een gezondheidspost, een fitness- en recreatieruimte met biljart en tafelvoetbal. In een andere zaal zaten twee kinderen te tekenen. Terwijl we stonden te kijken, kwam een lange vrouw met een warme glimlach naar ons toe en zei dat ze wel uitleg kon geven bij de tekeningen als dat nodig was. We raakten in gesprek. 

Ze was de moeder en afkomstig uit Gaza. Twee jaar geleden was ze in Nederland voor een tweeweekse cursus watermanagement. Maar toen ze terug wilde vliegen, was er op 7 oktober de aanslag in Israël en daarna de oorlog. Teruggaan was onmogelijk. Sindsdien woont ze in azc’s, onder andere in Gouda. Haar man en vier kinderen zijn pas drie maanden geleden naar Nederland gekomen. Dat moet een heftig weerzijn zijn geweest. Het herenigde gezin verbleef tot gisteren op een andere locatie, maar kon naar het azc Gouda nu daar sinds kort ook gezinsunits zijn.

Ze had de twee jongste kinderen verteld dat er vandaag een feest was in het azc Gouda. Vanwege hun aankomst... Met misschien een  knipoog naar de film La vita è bella, waarin een vader de verschrikkelijke waarheid van het concentratiekamp voor zijn zoontje probeert te verbergen, door te doen alsof het kamp het decor is van een spannend spel. Als je de film nog niet gezien hebt, zeker doen!

Giosué moet zich van zijn vader (Guido) verstoppen totdat iedereen is vertrokken.

De woonunits zagen er anders uit. Drie sobere kamers: één met twee bedden en twee met drie bedden, met voor iedere bewoner een smalle aluminiumkast. Een gemeenschappelijke ruimte met tafel, acht stoelen en keukenblok. En verder één toilet en één douche voor de acht personen.

Ik sprak ook met een Eritrese jongen van 17, die over zijn lange vluchtroute vertelde: via Soedan, Egypte en Libië, en daarna in twee dagen de Middellandse Zee over naar Italië. En met een Jemeniet, die inmiddels een status en woning heeft, maar voor deze dag gezellig terugkwam. Nu hij zekerheid heeft en de taal steeds beter beheerst, is hij in gesprek over een hbo- of universitaire studie.

Hoe anders is deze werkelijkheid dan het verhitte Haagse debat of het luide verzet van rechts-Nederland tegen nieuwkomers. Dit zijn mensen met dromen, talenten en kracht. Met wat steun kunnen zij een aanwinst worden voor onze samenleving.

Ik hoop dat de familie uit Gaza ooit terug kan. Maar eerlijk gezegd vrees ik dat Israël de Palestijnen volledig wil verdrijven en het gebied annexeert.


donderdag 18 september 2025

Ventje

Deze week hebben we een Ventje uitgeprobeerd. In Nijkerkerveen zit het bedrijf dat VW Transporters ombouwt tot Ventje-campers. Wij waren nieuwsgierig of dit vervoermiddel bij ons past, nu een nieuwe levensfase nadert.

Over de inrichting is goed nagedacht. Alles is praktisch ingebouwd. Achterin zit een keukentje met een tweepits gasfornuis, een wasbakje en een bovenlader-koelkast. Daaronder vind je allerlei handige laatjes, die je zowel van binnen als van buiten kunt openen. Aan de wanden hangen magneetborden waar schaar, aansteker en kurketrekker keurig op hun plek blijven.

De bank kan in allerlei standen gezet worden en kun je ’s avonds omvormen tot een bed. Extra slaapruimte is er ook in het hefdak. Dat is leuk bedacht, maar wel een hele klimpartij om erin en eruit te komen. Ik zie me dat over vijf jaar niet meer doen. Maar is ook niet nodig, want de bank slaapt veel beter dan het matras in de bovenverdieping.

De kussens kunnen gebruikt worden als buitenstoelen. 

Onze eerste nacht sliepen we in de kop van Noord-Holland. Daar moest ik, tijdens Open Monumentendag, een presentatie geven over AT van Wijngaarden, de architect waarover ik een boek schreef. Ook drie andere gebouwen van zijn hand (een kerk, een pastorie en een raadhuis) hadden hun deuren opengezet. Geweldig om te zien dat er blijvende aandacht is voor deze architect. En het blijft doorgaan: de eigenaar van het kampeerterrein nodigde me uit om volgend jaar bij de Rotary Club Medemblik een verhaal te houden. Ik heb al toegezegd. De betaling van ons verblijf was daarna niet meer nodig!

De tweede nacht op een troosteloze camperplaats in Brasschaat, naast een drukke weg.

We hadden lukraak onze korte vakantiebestemming geprikt. Het werd Saint-Valery-sur-Somme. Een kustplaatsje in Noord-Frankrijk waar een deel van de baai met eb droogvalt en met vloed weer volloopt. Schilders zoals Degas kwamen hier naartoe omdat het licht er goed is. 

Oversteek van de baai bij laag water van Saint-Valery-sur-Somme naar Le Crotoy. 

Maar ik werd vooral geïntrigeerd door Jean d’Arc. Er staat een monument dat herinnert aan haar passage in december 1430, onderweg naar Rouen, waar haar tribunaal zou plaatsvinden.

Eerlijk gezegd wist ik niet veel meer over Jeanne d’Arc dan dat ze op de brandstapel eindige en de liedjes die haar bezingen. Hoog tijd dus om me bij te laten praten, door Wikipedia én tegenwoordig ook door AI.

Jeanne had al op jonge leeftijd visioenen die haar vertelden dat zij door God was uitverkoren om een cruciale rol te spelen in de bevrijding van Frankrijk van de Engelse overheersing. In 1429, op 17-jarige leeftijd, wist ze Karel VII te overtuigen van haar missie en leidde ze een Franse troepenmacht om de belegerde stad Orléans te bevrijden. Binnen enkele dagen na haar aankomst wisten de Fransen de Engelsen te verslaan. Deze overwinning was een keerpunt in de Honderdjarige Oorlog. Kort daarna trok men op naar Reims, waar Karel VII in juli van dat jaar tot koning werd gekroond, met Jeanne aan zijn zijde.

Maar Jeanne was te eigenzinnig om zich daarna rustig te houden. Ze wilde doorvechten, tegen alle adviezen van de Franse koning in. In 1430 liep het mis: ze werd bij Compiègne gevangen genomen door de Bourgondiërs, bondgenoten van de Engelsen. Die verkochten haar voor een forse som geld aan de Engelsen. Normaal zou een gevangen bevelvoerder zijn vrijgekocht met losgeld, maar Karel VII deed geen enkele poging daartoe. 

Vervolgens kreeg ze in Rouen een proces dat allesbehalve eerlijk was. Ze werd beschuldigd van ketterij en van het dragen van mannenkleren. In de 56 (!) zittingen kon nauwelijks iets strafbaars worden vastgesteld, behalve haar vasthoudendheid in het geloof dat ze een goddelijke oproep had. Uiteindelijk werd ze veroordeeld tot ketterij en op 30 mei 1431, slechts 19 jaar oud, levend verbrand op de Oude Markt van Rouen.

Herman Anton Stilke, Jeanne op de brandstapel, 1843

In 1455 volgde al een herzieningsproces. Getuigen schetsten nu een beeld van een eerlijk, zuiver, integer en dapper meisje. Jeanne werd volledig in ere hersteld. De rechters en aanklagers van het eerste proces, van wie velen nog leefden en hoge kerkelijke functies bekleedden, bleven buiten schot. Eeuwen later, in 1920, werd ze door de katholieke kerk heilig verklaard. 

Het was goed om haar beter te kennen dan uit de songteksten van Leonard Cohens ‘Joan of Arc’ en van OMD’s ‘Maid of Orleans’. Een camperproefrit die begon met slimme lades en een goed bed, eindigde dus met een geschiedenisles over een van de meest fascinerende figuren uit de Franse geschiedenis. Reizen verrast altijd.

En is het Ventje de camper voor deze aanstaande pensionado’s? Daar slapen we nog een nachtje over.




woensdag 30 juli 2025

Familiekroniek 8: Douwe de Vries (1874-1964)

Douwe de Vries is mijn overgrootvader maar ook de naam van mijn vader en mijn zoon. Mijn zoon en vader zijn als oudste zoon vernoemd naar hun opa. Niet mijn overgrootvader. Tegen de tijd dat hij – als zesde kind – werd geboren, waren de namen van de grootouders al vergeven. Hij is daarom vernoemd naar een broer van vader Luitjen, ook een Douwe de Vries.

Als je verder teruggaat in mijn stamboom – meer dan drie eeuwen – kom je de naam Douwe tegen, bij mijn oudbetovergrootvader Douwe Reitses (1670-1749) uit Akkerwoude, Friesland. In die tijd had men nog geen achternamen, maar gebruikte men patroniemen: Reitses betekent ‘zoon van Reitse’. De achternaam De Vries werd pas in onze familie aangenomen in 1812, toen onder het bewind van Napoleon iedereen verplicht werd een familienaam aan te nemen. Ik schreef daar twee jaar geleden een blog over (Back to the roots: Westergeest). Daarin vertelde ik ook dat Henne Haijes de Vries (1793-1847) de militaire dienst wist te ontlopen door zijn lot te verkopen. Gelukkig maar, want van zijn plaatsvervanger is nooit meer iets vernomen...

Henne was de vader van Luitjen, mijn betovergrootouder, die de naam De Vries meenam van Friesland naar Groningen. In het bevolkingsregister, dat sinds 1850 beschikbaar is, vind ik hem terug als bakkersknecht bij de familie Bakker in Niekerk. Dat die familie Bakker heet, is geen toeval: Kornelis Bakker was broodbakker.

De naam Gaarkeuken heeft me altijd gefascineerd. 
Iets verderop is de Gaarkeuken-sluis in het Van Starkenborghkanaal.
Ik heb vorige week dezelfde route gelopen die hij misschien ook nam: van Kollum via Buitenpost, Gerkesklooster-Stroobos, Grijpskerk naar Sebaldeburen en Oldekerk. Vandaag de dag wordt het landschap doorsneden door het Van Starkenborghkanaal, gegraven in de jaren dertig om werk te bieden tijdens de crisisjaren. Mijn pad kruiste ook de route die 116 verzetsvrouwen in april 1945 moesten afleggen, als menselijk schild voor de terugtrekkende Duitsers. Hun tocht was begonnen in Westerbork, waar ze opgesloten waren, en eindigde na drie dagen in Grijpskerk. De oorlog was voorbij.

Beeld in Grijpskerk.
Zie ook https://www.vrouwenmars1945.nl/.
Luitjen werkt zo’n tien jaar als bakkersknecht in verschillende dorpen in de gemeente Grootegast. In 1862 trouwt hij, 37 jaar oud, met de 20-jarige Vrouwkje Slagter. Het jonge gezin vestigt zich in Lucaswolde, waar Luitjen bakker wordt. In 1874 wordt Douwe, mijn overgrootvader, geboren. En 58 jaar later mijn vader Douwe. Lucaswolde, een klein dorp met van 200 inwoners, is het epicentrum van mijn familiegeschiedenis. Voorouders van mijn moeder woonde er ook, en de familie Bolt, de latere schoonouders van Douwe.

Als Luitjen in 1877 overlijdt is Douwe nog geen 3 jaar oud. Hij zal z’n vader dus amper gekend hebben. Ook zijn jongere zus Jantje niet want zij is dan nog maar een baby van één maand. Moeder Vrouwkje hertrouwt 7 jaar later met Matheus. Beiden zijn dan dagloners. Ze zullen het niet breed hebben gehad.

Het militieregister geeft een omschrijving van de recruten.
Zo nauwkeurig zelfs dat we weten dat Douwe 1,733 Meter lang was. 
Op zijn 17e gaat Douwe werken bij een boer in Oldekerk. Hij houdt het er vier jaar vol. Of hij het verhaal van zijn grootvader kende, weet ik niet, maar hij doet precies het omgekeerde. Hij is namelijk wél uitgeloot voor de militaire dienst, maar neemt in 1896 de plaats in van iemand uit IJsselstein. Daar staat een aantrekkelijke vergoeding van 300-500 gulden tegenover. Maar misschien verlangt hij ook naar avontuur of ziet hij kansen die het leger biedt. Als stukrijder bij de veldartillerie is hij verantwoordelijk voor de paarden die het geschut (kanon) trekken.

Zes paarden en drie stukrijders trekken een kanon voort.
(Bron: Nederlands Artillerie Museum) 
Na twee jaar keert hij terug naar het Westerkwartier, nu met een goede opleiding op zak. Niet verrassend dat op zijn huwelijksakte staat dat hij koetsier is. Ik meen ergens gelezen te hebben dat hij koetsier van de dokter (in Zuidhorn) was, maar misschien was dat alleen een romantische gedachte. Ik zie hem zo voor me voor hoe hij bij nacht en ontij uitrijdt als er een bevalling is of een zieke dringend vervoerd moet worden.

Koetsje, dokter en koetsier (niet Douwe de Vries..)
Maar de carrière als koetsier is van korte duur. Twee jaar later is hij arbeider in Doezum, als mijn opa Roelf wordt geboren. Mijn tante vertelde dat hij ‘blauwe Douwe’ werd genoemd, vanwege zijn zuinigheid. De kinderen moesten kost en inwoning betalen zodra ze gingen werken. Van alle inkomsten kocht hij steeds een grotere boerderij. Maar er was ook noodzaak om te verhuizen met het steeds uitdijende gezin. 
Persoonskaart Douwe de Vries (1874-1964)

Boederij B73 (gehuurd) aan de Nieuweweg 62 te Nuis.
Douwe had een gemengd bedrijf: rogge, tarwe, bieten, rapen, koeien en natuurlijk paarden voor de wagen.
Mijn tante herinnert hem als een rustige man, doodkalm. Hij at langzaam. Als zij aan tafel zat, zei grootmoeke altijd: “Denk erom, eet rustig”, zodat opa Douwe op zijn gemak kon eten. Ook tijdens het hooien nam hij zijn tijd: rustig zijn pijp stoppen en roken.

Na de dood van zijn vrouw Berendje gaat hij bij een van zijn dochters wonen. In 1964 overlijdt hij, bijna 90 jaar oud. Ik kan me nog herinneren dat mijn ouders door het huis liepen en zeiden: “Opa Douwe is overleden”. Ik was vijf jaar.
Ik denk dat ik de onrust van deze familietak heb. Niet vastzitten aan een plaats of huis. Steeds opnieuw wortelschieten. Zoals betovergrootvader Luitjen ooit Friesland verliet, overgrootvader Douwe naar Utrecht trok, en daarna steeds weer verhuisde. Oké, mijn opa Roelf bleef dan wel redelijk honkvast, maar mijn ouders durfden de stap aan om te verhuizen naar het midden van het land. En ik reisde naar nog verdere oorden.

Familiekroniek 7: Berendje Vogelzang (1877-1957)

Mijn overgrootmoeder Berendje had een mooie achternaam: Vogelzang. Deze week heb ik via Boekwinkeltjes een boekje op de kop getikt om meer over deze naam en de familie te weten te komen. Het genealogisch geschrift is in 1991 geschreven door twee Vogelzangs, in een tijd dat alles persoonlijk in archieven uitgezocht moest worden; een knap staaltje werk. Ze zijn zelfs zo ver gegaan dat ze een familiewapen hebben laten ontwerpen en registreren bij de Raad van Wapenkunde. De goedkeuring werd verleend, en in het boek staat: “ieder lid en nazaat van de in dit boek beschreven Vogelzangs is gerechtigd dit familiewapen te voeren.” Ik dus ook. :-)

In het midden van het wapen prijkt een zingende, zwarte merel – een verwijzing naar de familienaam. Maar waar komt die naam eigenlijk vandaan? Ook dat hebben de schrijvers uitgezocht. Bij Leek ligt het landgoed Nienoord, waar in 1525 een borg (een soort kasteel) werd gebouwd. Eind 16e eeuw trouwt de eigenaar, baron Iko von Inn- und Knyphausen uit Oost-Friesland, met Anna Maria Oriana von Eltern, erfdochter van Elteren en Vogelzang (twee gebieden in België). Eén van de boerderijen op het landgoed kreeg de naam “Old Voochelsang” en is dus genoemd naar de streek van de barones. In 1742 huren Harm Jans en Geert Jans ‘in de Voogelsanck’ deze boerderij, die dan niet meer in het bezit is van de heer van Nienoord. Geert Jans (1715-1793) is mijn oudbetovergrootouder – de negende generatie terug.

Nienoord viert dit jaar haar 500-jarig bestaan

Maar terug naar Berendje, de vierde generatie, die geboren en getogen is in Niebert. Als zij 19 jaar is, gaat ze werken als dienstbode in Oldekerk. Eerst bij de vrijgezel Trientje Jongst. Maar het dienstverband houdt op, als deze vrouw op 56-jarige leeftijd nog trouwt. Daarna heeft Berendje twee andere betrekkingen, de laatste bij het gezin van dominee Meindertsma. In december 1899 keert ze terug naar Marum als dienstbode. Vanaf dat moment kan ik het spoor even niet volgen, omdat de dienstbodenregisters van de twintigste eeuw nog niet online staan.

Op 1 juni 1901 vind ik haar weer terug: Berendje trouwt met Douwe de Vries. De zwangere buik zal goed te zien zijn, want drie maanden later bevalt ze van Roelf die maar drie maanden leeft. In de huwelijksakte staat dat Berendje zonder beroep is en de laatste zes maanden in Oldekerk heeft verbleven. Ze was dus weer terug in dat dorp. Douwe is koetsier, en ik stel me voor dat ze samen leuke ritjes in het koetsje hebben gemaakt.

Na de eerste Roelf volgt een tweede Roelf, mijn opa, en daarna nog een hele rits kinderen, waaronder een tweeling (het jongetje overlijdt) en een drieling. In totaal veertien kinderen, waarvan elf de volwassen leeftijd bereiken. De drieling wordt geboren op de verjaardag van vader Douwe, en dat nieuws haalt zelfs de krant.

Rotterdams dagblad, 21 november 1916

Wanneer deze drieling 65 jaar is, schrijft het Nieuwsblad van het Noorden er opnieuw over: “Een verjaardagscadeautje voor hun vader Douwe de Vries in Zevenhuizen was op 17 november 1916 de drieling Janke (1500 gram), Frouwina en Sjoerdina (beiden 1250 gram). Ondanks hun geringe gewicht bleven ze thuis en groeiden voorspoedig op.” Tegenwoordig gaan kinderen met dit gewicht direct de couveuse in.

In de geboorteakte staat ook het tijdstip van geboorte. Janke werd een dag eerder geboren dan de andere twee meisjes, om 23.30 uur. Frouwina was er om 4 uur ’s ochtends en Sjoerdina om 7 uur. Het zal een behoorlijk hectische nacht zijn geweest. Ik kan me niet voorstellen dat moeder Berendje op de hoogte was dat ze drie kinderen zou krijgen. 

Elf volwassen kinderen betekent ook veel kleinkinderen. Ik tel er 51, inclusief mijn vader. Zonder zijn broer en zussen waren dat 45 neven en nichten. Aan de Bolt-kant tel ik er nog 36. Ik vraag me af of mijn vader ze allemaal gekend heeft. 

Mijn tante herinnert zich dat het een gezellig gezin was. “Grootmoeke was een goedlachse vrouw. De meiden, Froukje en Sietske, en ook de anderen, konden goed zingen. En tijdens het zingen werd er gebreid. Ook opa (Douwe) kon goed zingen.” Ik heb wel de achternaam, maar niet de zang-genen meegekregen!

Mijn tante vertelde ook dat de etensvorken helemaal versleten waren. Sommigen hadden nog maar 1 tot 1,5 centimeter vanaf de steel gerekend. Daar was ze altijd door gefascineerd. Iedereen had ook zijn eigen vork. En als opa na het eten de Bijbel opensloeg, las hij een heel hoofdstuk inclusief ‘alle registers’. De tantes zaten er dan met open ogen bij, en met hun blikken werd onderling plezier gemaakt.

Zittend: Douwe de Vries en Berendje Vogelzang met tussen hen Henderikus (Rikus). 
Daarachter de drieling en links achter mijn opa Roelf.
Foto circa 1925.

In 1957 krijgt Berendje een hersenbloeding. “Ze was met de was bezig en viel neer”, vertelde m’n tante. “Daarna heeft ze nog drie dagen geleefd. Zoon Rikus, haar jongste kind, kwam direct over uit Canada. Grootmoeke heeft hem nog herkend.” Dat moet heel fijn voor haar zijn geweest.

Douwe de Vries en Berendje Vogelzang