woensdag 4 februari 1981


We zouden om 10 uur vertrekken, maar niemand heeft haast. Bij de bus zat een jongen, John Thompson. Religie: christelijk. Taal: Kalaba. Stam: Annang. 
Hij kwam oorspronkelijk uit Calabar. Had van de Biafra-oorlog weinig gemerkt omdat z'n ouders rijk waren. Nu werkt hij hier. Ik ging me even wassen onder een kraan bij een werkplaats, waar huizen gebouwd werden. Bij deze John op de stang van de fiets naar het dorp. Johan, Corina en Herman gingen ook naar het dorp. We dronken koffie op straat en zaten op een paar bankjes. Veel donkere mensen om ons heen. Later kwamen we weer langs mensen die de Koran aan het lezen waren. Ze waren ook de muur aan het stukadoren. Eén gooide het cement naar de ander, deze gooide het omhoog en de derde smeet het tegen de muur aan.''
“De gouverneur was wakker”. John werkte en woonde bij deze zakenman, Alhaji Abubakar Alitt Sons. In een klein zaaltje zat de baas op een bank. Die bank had hij ook wel nodig. We zaten allemaal in grote fauteuils. De zoon van de dikke ("at least 7 or brothers") vertaalde het Engels voor hem. Hij was heel beleefd en onderhandelde met Herman over eventuele produkten die hij in wou voeren. We kregen twee flessen limonadesiroop van hem en gingen terug naar de bus. We moesten nog wat wachten.
De laatste 125 km reden we naar Kano. We dachten onderweg een lekke band te hebben, maar dat was niet het geval. Het bleef wel doorhobbelen tot aan Kano. De weg ging van 1- naar 2-, 4-, naar 6-baans. Steeds drukker.
De grote truuks waren bevolkt door veel mensen. Leuke teksten op de wagens: "Good God", "Psalm 21". Ik kon m'n eerste coke kopen, 25k. "Where are you people coming from?". We reden door het heksenketel-verkeer in Kano. "Mohammed Way". Zwaaien naar de mensen. Koffers op hun hoofd. Dozen. Bananen op het hoofd. Kleren langs de kant van de weg. Scooters en fietsers op de grote straat en zelfs een man op een ezel. Ook Europeanen. Een verpleegster met een kind in een lelijke eend. Er was hier een kamping! De bus kon op dit terrein, waar ook een Duits stel in een MAN-legertruck en een groep Zweden waren.
Snel naar de post: 6 brieven en 6 kaarten waren er voor mij. In het hotel las ik ze bij een glas bier. Ontroerd vanwege een brief van Bert. Leuk. Ook een brief van tante Sietske uit Leeuwarden. Nog een bier en het begon naar m'n hoofd te stijgen. Eenmaal terug uitgerust. We aten vanavond capucijners met stamppot rauwe andijvie. Ananas en joint na. Arne en Jan ruilden jas en geld voor Nigeriaanse hasjies.
Een Zweeds meisje, Iwat, vertelde dat ze met haar vriend met de bus naar Tamanrasset en met auto's door de Sahara zijn gegaan. Ik sliep ’s avonds in de patio. Slechte nacht. Vaak wakker. Veel licht en muggen. Kijk uit voor malaria!
's Ochtends geld gewisseld ($50 voor 26 naira) en bij de truuk rondgehangen. Kokos (50k) en ananas (1 naira) gekocht. Lekker. We zijn in Afrika!
Nu zit ik hier in de schaduw, half 4. Heet. Uitzicht op de spoorrails. Er lopen mensen met kalebassen op hun hoofd. Treinen waar mensen uithangen. Hagedissen lopen tegen de muur omhoog. Stickie met Arne aan het roken. Muggen. Siësta.
Wilde verhalen over 19 december, the riot. Een moslimleider die gezegd had dat iedereen op een fiets of in een auto christen was. “Kill them”. De onlusten hadden vier dagen geduurd met meer dan 1000 doden. Tankwagens die op mensen in reden en militairen die met mitrailleurs schoten. De leider had zichzelf van het leven beroofd.
Er was ook een Nederlandse zakenman, die geld wisselt. Ook hij had wilde verhalen. Over mensen die op heterdaad betrapt zijn, in het open, op stranden, geëxecuteerd werden. Foto's maken is hier moeilijk, het water slecht, altijd koken, etc.
n de middag kwam Jan naar me toe: "Gerard, je moet mee". 's Ochtends had ik al naar Herman gekeken en Buscopan gegeven. Pillen, want de zetpillen waren gesmolten. Herman was er veel slechter aan toe. Ingezakte ogen, bleek. Blauw onder de ogen. Krampen linksonder in de buik. Had nog wel vlees gegeten. Met Jan ging ik naar een dokter in de kliniek, 200 meter verderop, met een taxi. “Kwestie van leven en dood”. De dokter wilde eerst z'n visites afmaken, maar vond het later toch beter dat Herman zelf langs kwam. Met wat moeite konden we Herman overreden om met de taxi naar het ziekenhuis te gaan. Hij mocht meteen plat. Een bed in een speciaal zaaltje. Jan begon meteen met wassen, gezicht nathouden, etc. De dokter onderzocht Herman's buik: geen weerstanden, wel gerommel. Vragen over voedselgebruik, drinken. Hij heeft waarschijnlijk te weinig gedronken tijdens de rit door de Sahara. "Ik lust dit water niet, alleen mineraalwater". Appendicitis? Precair punt waren de vragen over alkohol en drugsgebruik. Geen drugs, geen medicijnen. De dokter bedoelde duidelijk hasjies. "Nee, natuurlijk niet". Jan vertaalde en spoorde Herman aan vooral eerlijk te antwoorden. Bij herhaald vragen, gaf Herman toe ("oh ja") dat hij een paar blowtjes gehad had. Hij moest, nadat de dokter gezegd had, dat hij dacht aan een "renal colic" nog wat rust houden. Het leek me een goede dokter. Met waarschijnlijk een morfine-injectie ging de pijn langzaam terug. Hij bleef nog een tijd liggen en ondertussen ging ik wat drinken voor hem halen. Er was geen mineraalwater voor handen. Ik informeerde de mensen op de kamping over Herman en ging terug. Hij lag onder een deken op bed en had even geslapen. De behandelende arts gaf advies om veel te drinken en met drie soorten medicijnen, antibiotika en pijnstillers, gingen we lopend terug. Jan en ik namen Herman onder de arm. Hij moet zich een ouwe man gevoeld hebben. Herman is van nature of door z'n leeftijd nogal eigenwijs. "Geef me sodawater dan word ik beter, ik lust dit water niet". Terug in de truuk viel hij in slaap,
's Avonds kon ik dan eindelijk mn eerste brief afschrijven. We aten rijst met stoofvlees en een grapefruit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten