zondag 1 februari 1981

Vanochtend inderdaad zoals gepland om 5 uur gewekt. Koffie zetten, ontbijt en het vuur opstoken. 's Nachts hadden we in de stekeltjes gelegen. Om 6 uur reden we, het werd langzaam licht. Na een paar uur rijden maakten we het ontbijt af. In de wildernis stonden we, maar toch kwamen er mensen. Eerst een oudere man, Hausa, die vriendelijk lachte. Later kwamen Johan en Hans terug met vier vrouwen. Ze hadden een man gezien, die bloed spuugde. Ze dachten aan een maagbloeding, maar volgens ons kan het ook tuberculose zijn. We konden echter niets doen en reden weer verder.
Onderweg werd de natuur steeds groener. Veel karavanen van kamelen. Ook grote kuddes en kleine dorpjes. Lemen hutjes met stro of geheel van stro, omgeven door een hek van bamboe. De kleine topjes staken er bovenuit. De weg was nog niet verhard. Rode sintel, maar geen piste meer.
We stopten rond het middaguur bij een auto, die panne had in Maitefassa. We duwden hem nog wel op, maar het was nog niet o.k. Omdat het zo lang duurde ging ik met Thea naar een klein dorpje met bamboehutjes. Johan was daar al en de vrouwen waren in grote hilariteit. Hij was meel aan het stampen. Een andere vrouw was het kaf van het koren aan het scheiden, met een gevlochten matje werd geschud en het kaf ging er zo uit. 
Met Thea bekeek ik de andere hutten. In de hutten stond soms een compleet kookgerei. Felle kleuren pannen. Kalebassen. Soms een bed. Een klein vuurtje, waar nu nog as lag. Een bijl om het klei mee los te slaan, waarvan stenen gebakken werden. Twee mannen kwamen met stenen op hun hoofd aanlopen. Toos kon heel goed met de kindertjes opschieten. Thea deelde ballonnetjes uit. Niet alle kinderen zagen er even goed uit. Een kind stond te huilen en te trillen op z'n benen. Koortsig? Een ander z'n oog zat onder de vliegen. Een vrouw met een zwerende borst en er was een vrouw met een klompvoet. We bleven nog even staan kijken bij de stampende vrouwen. De geelgroene korrels werden tot een wit meel gestampt.

Pieter kwam ons roepen en we werden uitgescholden. Belachelijk. Het maakte geen indruk meer. We vervolgden de reis. Er doken steeds meer dorpjes op. Men zwaaide en mensen waren heel fleurig gekleed. Ook langs de weg, mensen op kamelen, ezels en paarden. Arenden en gieren. Er komen nu ook bomen en groene struiken.
's Middags stopten we bij een plaatsje, Guezaoua. We liepen daar wat rond. We worden bekeken als de rijke Europeanen. Vragen naar kado's. De sanitaire voorzieningen waren slecht. Afval en stront op straat. We zijn er al lang aan gewend dat de dieren overal rondlopen. We vertrokken al weer snel en ik ging nog even wat slapen. Wat een vermoeiende dag zeg.
’s Avonds, direkt na de politiepost, stopten we voor de nacht. Veel rotsen, weinig zand, maar geen stekels. Kampvuurtje, zo goed en zo kwaad dat ging. Eten gekookt met Thea. Rijst met nasikruiden, gemengde groenten, en een verrassingsblik (het etiket was eraf, er zaten ballen gehakt in). Ik was helemaal afgepeigerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten