woensdag 28 januari 1981

Wat een dag. We gingen vroeg op pad. 's Nachts was het koud geweest. Er leven hier woestijnratten of -muizen. De raven vlogen boven de truuk. Na een paar km was er een politiecontrole. Hutten van rieten matten. Het ontbijt werd klaargemaakt. In een paar hutjes woonden nomaden. Een man wou sieraden aan ons verkopen en een vrouw was meel aan het stampen. De vrouw had een kind op de rug. Ik liep daar met Johan. Jammer, we hadden geen fototoestel bij ons. Bij de bus kreeg ik op m'n kop, omdat het gevaarlijk was daar foto's te maken.
We liepen verder. Een ezel met een raaf op de rug. Twee zogende ezels. Het was een dor landschap. Er waren veel putten voor drinkwater voor mens en dier. Het leek toch dat hier een tamelijk rijke familie woonde. Een paar km verder aten we ons ontbijt, H.O. Een paar Touaregs kwamen kijken. Ook een kudde buffels kwam voorbij. Later nog twee Touaregs op een ezel. Ik praatte wat met Hamdou en Thea.


De rit ging vrij vlot en tegen de middag waren we op 165 km van Agadez. Er was daar een rieten hut. Veel dieren, koeien, kamelen en ezels aan het drinken. Een paar Touareg-kinderen verzorgden de dieren. Ezels stonden met de ruggen zo tegen elkaar, dat ze uit de wind stonden. Iedereen op de brug, hoofd onder de pompkraan. Liggend in de trog tot poedelnaakt onder de kraan. De kinderen zagen er goed en mooi uit. Ze vulden de geitezakken met water. Deze kwamen onder de buik van de ezel te hangen. Ook werd de dorst van de ezeltjes gelest. Met oude blikken werden kleinere drinkbakken voor hen gevuld. De kamelen kwamen zichzelf vol drinken met water, tot ze bol waren. Wij gingen ons ook te goed doen aan het water. Tussen de kamelen doorlopen was wel een beetje eng. Jan waste zich tussen de kamelen. "Ga heen". Toen de dieren wegwaren (weggejaagd!) kwam er plaats voor een toeristisch zomerbeeld: auto naast de bak, deuren open, muziek hard, liggen in de zon. We bleven een paar uur in dit "plaatsje". Soep gegeten en geluierd. Een aantal keer "gedoucht", alles werd weer snel droog. Pieter liep in z'n japon. Corina: "Jeremiah".



Op 120 km van Agadez stopten we. Weer een pomp en een irrigatiesysteem. Een klein beekje stroomde al kronkelend door een stuk land met twee kleuren. Fel groen (du blé), hoog gras en geel, soort riet. Langs het beekje groeide gras. Bij de pomp was een man kaas aan het wassen en wou het wel verkopen. We hadden helemaal geen CFA's. Het landschap was onderweg veranderd van zandwoestijn naar steppe/savannawoestijn. Eerst een paar bomen met wat droog geel gras. Later meer bomen, meer geel gras en bruine gescheurde grond. 
Hamdou
Hamdou nam ons weer in de maling. Kontinu zegt hij tegen me "tête fermé" ("niet goed bij je hoofd") en "docteur, malade?". Nu groette ik de mensen, waar hij thee zat te drinken. Ik zei "bonjour" tegen hen. Hamdou vroeg verbaasd of ik deze mensen kende. Tegen Hans, die vroeg hoe dit plaatsje heette, zei hij: "je weet niet eens waar je bent?". Hij had hierin eigenlijk wel gelijk.


's Avonds zouden Mieke en ik koken. We hoorden dat er die avond geit en schaap gegeten werd. We stopten bij een klein hutje. Er liepen een stuk of tien kinderen rond. Een jongetje had een vrij bolle buik, waarschijnlijk door ondervoeding. Een ander kind had oogontsteking. De kinderen waren een beetje verwilderd. Rond de hut waren veel kleine dieren, lammetjes, geitebokjes, kippen en kuikens. We waren door de gemalen koffie heen. Met de meelstamper maalden we de koffiebonen. Normaal werk hier, vooral voor vrouwen, behoorlijk zwaar. Het werd geen snelfiltermaling, maar toch lekker. Hamdou was weggeweest om de dieren te halen en kwam inderdaad terug met een schaap en een geit. Het schaap was net dood, maar maakte nog wel een paar stuiptrekkingen. De keel was doorgesneden. De slager, eigenaar van de hut, vilde het schaap. Eerst werd de hals schoongespoeld, daarna de poten gebroken werden. De vacht werd met de handen eraf gehaald en op de kop gehangen in een stellage, met de staart er nog aan. Nog wel gezien hoe de geit gedood werd. Arne die zeer fanatiek was, hield de geit vast. De slager sloeg met het mes de keel door. De geit voelde wel wat er ging gebeuren, was zeer onrustig en krijste. Het bloed spoot eruit en we moesten opzij springen. Het geitevel ging er moeilijker af. De geitekop nog even goed bekeken. Slokdarm, luchtpijp en klieren. De ingewanden werden eruit gehaald. Eetbaar waren lever, slokdarm, nier, milt en hart. Niet eetbaar de longen, een zeer grote maag, vooral van het schaap en de darmen. Ze werkten heel clean. De maag met groen verteerd spul werd leeg gemaakt en gevuld met darmen, etc. Het vlees, de bouten werden gehakt: poten en wervelkolom met ribben. Op een stellage van rijplaten en roosters werd het vlees gebraden. In het vuur poften we de aardappels. De slager vond ik een heel boeiende man. De ogen waren heel starend, een beetje droevig. Het wit was meer geel. Sommigen vergeleken hem met een blinde. Tijdens het eten zat ik tussen Sabine en Brigit, het Franse meisje. Het vlees dat we kregen was lever met buikvlies eromheen en rib en nog brokken vlees. Appelmoes toe. Het vlees aten we uit de hand. Ik moest denken aan Asterix en Obelix met hun everzwijnen. Met grote bouten voor de mond zaten we te eten. Nog wel een beetje taai. Corina at niet, en keek toe. Het eten was gezellig. Veel te veel, er bleef veel over. Ook gingen er bouten naar de mensen hier.
's Nachts sliep ik in het open veld. Maakte eerst met een kaarsje licht en daarna van takjes een vuurtje. Er lagen veel keutels op de grond en er liepen mieren. In de bomen zaten raven. Die vlogen van de ene tak naar de andere maar bleven wel in de boom met doornen zitten. Ik lag zo op m'n rug naar boven te kijken naar de sterrenhemel, via deze boom. Wat een mooie indrukken. Veel verhalen uit de Bijbel kan ik me nu goed voorstellen. Een karavaan, Jakob die met een steen onder z'n hoofd sliep, een geitebokje slachten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten