dinsdag 15 juni 1993

1. Dag jongens, ik kom zo terug. We gaan even naar Ghana.

Het was zover, dinsdag 15 juni vertrek naar Ghana. De koffers gepakt, veel overgewicht en om de zenuwen in bedwang te houden het zekere voor het onzekere gekozen om deels met de trein naar Schiphol te gaan. Misschien niet echt nodig geweest. We waren er op tijd en er waren weer veel mensen om ons uit te zwaaien. Het deed ons goed jullie nog even te zien en te weten dat jullie er voor ons zijn. Het inchecken ging goed. We hadden de tijd want er bleek een uur vertraging, i.p.v. 10 over 11 werd het 10 over 12. Uiteinde-lijk bleken er te veel mankemen­ten aan het vliegtuig en moesten we naar een andere gate waar een ander vliegtuig klaar zou staan. Half twee zouden we vliegen. Goed en wel in dit vliegtuig bleek een nooduitgang niet goed te zijn en die moest vervangen worden. Nog een uur later. Uiteindelijk gingen we om 3 uur de lucht in.

Het afscheid nemen is nooit leuk, maar na een aantal keer weggeweest te zijn weet je dat de tijd zo snel gaat. Voor je het weet zien we elkaar weer. Toen we door de douane waren, riep Douwe: “Dag jongens, ik kom zo terug. We gaan even naar Ghana”.

Ghana. Om 19.15 uur (lokale tijd = 21.15 Neder­landse tijd) landden we. De vlucht was verder goed verlopen. Alleen Douwe was wat ziek geworden.
Bovenaan de trappen van het vliegtuig kwam de vochtige warme lucht ons tege­moet. Ik kreeg meteen weer het vertrouw­de gevoel. Dit is Afrika.
We werden met een bus naar de aankomst­hal gebracht. Het was allemaal overzich­telijk en goed georganiseerd. Bij het wachten op de koffers kwam een porter ons vertellen dat Ton (de Nederlandse arts) op ons stond te wachten, samen met Sr. Lourdes en een driver. Al snel kwam Ton ook die ruimte in met nog een andere man van het vliegveld, die het zieken­huis in Foso goed kende. Er werd hier en daar met geld geschoven en we stonden binnen 5 minuten buiten. Daar was het een heksenketel. Als je niet iemand bij je hebt die je bagage onder z’n hoede neemt dan doen de tien­tallen anderen dat buiten wel. Als raven werd er op de koffers gedoken. Het ging goed. Zo snel mogelijk alles in de auto en wegwezen.


We zijn meteen op weg gegaan naar Foso. Even buiten Accra, wat gedron-ken om bij te komen en alles te verwerken wat er zo over je heen gekomen is. Na 3 uur rijden - vanwege de duisternis kan je niet snel rijden - waren we in Foso. Douwe en Koen waren in diepe slaap tijdens de rit. In Foso kregen we een broodmaaltijd van de Spaanse sisters. Vier aardige nog jonge vrouwen, die meteen op Douwe en Koen doken. Het was inmiddels 12 uur middernacht (2 uur Ned. tijd). We gingen naar ons tijdelijke huis op de heuvel met uitzicht over Foso, waar een gevulde koelkast stond en heerlijk gespreide bedden. Na een koude douche genomen te hebben vielen we om 1 uur in slaap.

De eerste dag hebben we regelmatig even geslapen. We waren behoorlijk gaar en met die warmte wil dat nog wel meer ver­moeidheid geven. Douwe was wat koortsig en had diarree (in Nederland opgelopen). Die stond de hele dag onder de douche als het aan hem lag. We zijn wel een beetje trots op hem, dat hij nu echt zindelijk is. Zelfs met die diarree wist hij snel bij de WC te komen.

De tweede dag, donderdag 17 juni, was een regenachtige dag. We zouden ‘s mor­gens het ziekenhuis gaan bekijken, maar er kwam steeds iets tussen, of het regende te hard of er kwamen mensen langs. Uiteindelijk hebben we ‘s middags het ziekenhuis gezien. We kregen een goede indruk. Het zag er goed onderhonden en schoon uit. De afdelingen liggen dicht bij elkaar, zodat het overzichte­lijk lijkt. Ik weet nog niet hoe het in de praktijk uitwerkt als het wat drukker is. We werden aan veel mensen voorgesteld, maar welk gezicht bij welke naam hoort weet ik nog niet. De mensen zijn wel erg vriendelijk hier. Van de nonnen krijgen we van alles toegestopt. We vroegen aan iemand in een barretje vlak bij het zie­kenhuis  waar we het beste groente kon­den kopen. Ze stuurde gelijk iemand op pad voor groente, fruit, uien en tomaten. We hebben die avond heerlijk gege­ven. Een soort spinazie, maar dat anders van smaak. Douwe en Koen vonden het ook lekker. Douwe moest wel even aan de smaak wennen toen het geen spinazie bleek te zijn. Hij wilde het eerst niet eten, maar toen we hem uitlegden dat het wel beter was te eten, dat hij anders ziek zou worden, zei hij: “Douwe wil niet naar het ziekenhuis, hoeft geen slange­tje in de neus”. Nou dan maar eten, gelukkig maar. Het ziekenhuis maakte een grote indruk op Douwe. Het was immers z’n eerste keer in het ziekenhuis. ‘s Avonds gingen we vroeg naar bed, omdat er geen elektrici­teit was.

Vrijdags zijn we met Ton naar Cape Coast geweest voor wat informele bezoekjes aan officiĆ«le instanties. Onze werkvergunningen / verblijfsver-gunningen zijn aange­vraagd d.w.z. die van mij (Florence) is al rond. Over die van Gerard wordt vol­gende maand uitspraak gedaan, maar ik heb begrepen dat dat alleen een hamer­stuk is. Alles lijkt heel voorspoedig te lopen. We hebben in Cape Coast wat bood­schappen gedaan. De keus was er erg beperkt, maar we redden ons nog prima. Groente is bet enige probleem. Hier in Foso is weinig groente te krijgen. Volgende week gaat Gerard naar Accra en zal daar wat inslaan voor de komende tijd.

Zaterdags zijn we met z’n vieren Foso ingegaan. Gerard had het leuke idee opgevat om Koen in de buggy mee te nemen. Nou dat gaf een bekijks. Sowieso al toen we daar de eerste dag liepen. Iedereen keek naar Douwe en Koen. Ze zijn toch min of meer een bijzonderheid als enige 2 witte kinder-tjes. Met die buggy helemaal. Kinderen zongen langs de weg en klapten in hun handen. “Broni Kakao” (blanke rijdt in de auto/kar). Volgende keer gaat Koen gewoon weer mee met de chitenge (draagdoek).

Hoewel het voor ons allemaal weer even wennen is, vooral wat de tempe-ratuur betreft, voelt het toch allemaal wel vertrouwd. Gerard gaat volgende week nog niet officieel aan het werk, vanwege de werkvergunning. Douwe moet z’n draai nog vinden, maar speelt wel elke dag met de kinderen uit de buurt. De eerst keer kwam hij teleurgesteld terug: “de kindjes hebben geen speelgoed…” Nu vermaken ze zich met stokken en stenen. Koen heeft veel last van de hitte, warmte bultjes op z'n lichaam en zit het lief­ste de hele dag in bad. Is zoals altijd even lief en vriendelijk naar iedereen en als het even kan wordt hij op de arm genomen en rondgesjouwd. Hij vindt alles best. Het liefst zitten Douwe en Koen in het badje lekker af te koelen. We hebben hier alleen koudstromend water. Dat is even wennen, maar na een dag of wat ben je daar helemaal aan gewend.

Deze brief is een beetje een dagboek geworden maar dat kan niet anders. Je wilt even wat indrukken kwijt en laten weten hoe het met ons de eerste dagen is gegaan. De eerste kaarten zijn binnen. In totaal 6, ze hebben er ca. 8 dagen over gedaan.

Nou luitjes tot schrijfs maar weer. Alle goeds.