maandag 11 december 1995

9. In Nederland gaan we een kooitje zoeken voor mama’s nieren

De feestdagen staan weer voor de deur en dit keer breng ik ze ook in Nederland door. Ik tel nu dat ik al zes keer een nieuw jaar ingegaan ben in Afrika, meestal slapend. Het is wel weer eens gezellig om die dagen in Nederland te zijn, hoewel ik wel een beetje tegen de kou op kijk. Momen-teel is het hier erg heet. We zitten aan het eind van het regenseizoen en het begin van de harmattan. Zelfs de spaarzame buitjes brengen weinig afkoeling. Het zweet gutst van me af.

Florence, Douwe en Koen zijn al 1½ maand geleden naar Neder­land vertrokken. In augustus merkte Florence dat er een be­weegbare zwel­ling in haar buik zat. Gelukkig bleek het een wandelende nier te zijn. Als het aan de uroloog in Kumasi lag, was ze al lang en breed geopereerd. Ook bij Memisa vond men dat zo’n operatie wel in Kumasi of Accra kon plaats-vinden. Ik heb me eens voorge­steld hoe dat dan geweest zou zijn. Eerst nog wat bezoekjes aan Röntgen e.d. betekent dat we een paar keer over de hob­belweg naar Kumasi zouden moeten. Voor een operatie moet je zelf voor de naalden, infuus en medicijnen zorgen. Het hechtmateri­aal koop je van de chirurg. Verder betekent het dat ik dan met of zonder Douwe en Koen in Kumasi in een hotelletje moet gaan zitten om haar te verzor­gen. Dagelijks wat brood en rijst brengen want de ziekenhuizen voorzien niet in maaltij-den. In ons ziekenhuis wordt een patiënt eigenlijk alleen opgenomen als een familielid voor de patiënt kan zorgen. Deze wast de patiënt, geeft hem eten, slaapt onder het bed als de patiënt erg ziek is of anders op de veranda en is verant­woordelijk voor het infuus. Midden in de nacht moet hij/zij de verpleegkundige wakker maken, als het infuus leeg is. Nee, hoewel het misschien een goeie ervaring zou zijn geweest, zijn er toch te veel risico’s. We hadden het volste vertrouwen in de chi­rurg, maar ik heb te veel mensen tijdens anesthesie er onder door zien gaan. Met de andere problemen zoals de veiligheid van bloed en hygiëne/wondinfectie, hebben we toch maar besloten naar Nederland te gaan.

Douwe had zo z’n eigen uitleg. Zo vertelde hij aan Pauline, een arts uit Asikuma: “Mama moet naar Nederland om geopereerd te worden aan de nieren”. “Wat zijn nieren?” “Zijn een soort wasmachines. Ze wassen bloed schoon en al het vuil gaat er uit, dat gaat naar de ballon. Van de ballon gaat het naar het plasgaatje of naar een piemel. Dan komt er plas uit”. “Wat is er mis met Florence’ nier?” “Die lopen steeds weg. In Nederland gaan we een kooitje opzoeken, stoppen die nieren in een kooitje. Jij, papa, kan dat niet doen, omdat jij geen kooitje hebt”.
In Nederland hebben ze het kooitje ook nog niet gevonden...

Kinderfantasie en kinderverhalen zijn erg mooi. Zo las Floren­ce op school voor uit Lotte en Pieter en moest Douwe het verhaal na vertellen. Zo vertelde hij “Papa en Mama hadden een nieuwe auto gekocht. Toen lieten de gieren poep vallen op de auto. Toen gingen Lotte en Pieter de auto schoon maken”. Het verhaal vertelt echter over meeuwen. Hoe de eigen werkelijk­heid verwerkt wordt... Of: “In Nederland gaan mensen niet dood, omdat ze geld hebben in Nederland en niet in Ghana!”

Het is wel een lange tijd zo zonder Florence en hen. Gelukkig staat de technische ontwikkeling ook niet stil in Foso. Twee maan­den geleden stond er ineens een nieuw bord in het dorp met Telephone en Fax services. Er hangen hier en daar ook nog wat oude bordjes met “You can telephone here”, wat herinnert aan betere tijden. Ergens op een boveneta­ge boven een bierverkoper was men inderdaad bezig om een kantoortje op te zetten. Twee weken later was deze telecom-revolutie een feit. Zonder enige pro­blemen kan ik nu wekelijks even direct met Nederland bel­len. De eigenaar, een gepensioneerde kolonel, vertelde me dat het een radio-telefoon is, die golven stuurt naar Oda, van waaruit de doorverbinding plaats vindt. De verbinding lukt niet altijd. Zo kreeg ik laatst onbekende Nederlanders aan de telefoon, het display van de telefoon liet wel het goede nummer zien. Ik dacht misschien een windstootje, maar het bleek de accu te zijn die bijna leeg was (kan dat?). Toen een nieuwe werd aangesloten lukte het wel direct. De fax is er nog niet, ook zijn er al plannen om een e-mail service te starten. Nog maar net van deze schok bekomen, blijken er nu telefoonpalen in het dorp geplaatst te worden. De lokale PTT is ook bezig om huisverbindingen te maken. Binnenkort zitten wij ook op het net.

De computertaal dringt ook de kinderhoofden binnen. Zo zat Douwe eens uit de chocopastapot te snoepen. Toen zei hij dat doe ik niet maar m’n hersens vertellen likkepot om te snoepen van de chocopasta. Ik zal er even een ander floppie in stoppen, anders doet hij het weer. Koen zit in de ‘sliepuit’ fase. Elke keer als hij aan de tele­foon komt, zegt hij “ik heb taart, jij lekker niet. Ik heb chocolade muizen gekregen van Sinterklaas, jij niet. Ook een knikkerbaan, jij niet”.

In Ghana gaat niet alle ontwikkeling zo snel. Een hele hoop stagneert ook. Al 8 maanden zijn alle universi­teiten dicht. De professoren zijn in staking. Ze willen dezelfde salarisschaal als de high court judges, zeg maar hoofd-officier van justi­tie. Een akkoord is nu bereikt over een jaarsalaris van   ¢6.000­.000­,00. De staking heeft zo lang geduurd dat dit inmid­dels omge­rekend naar gul­dens neer komt op ruim 6000 gulden. Aan het begin van de staking was dat bijna 1000 gulden meer. Ook de prijzen zijn in die tijd aardig omhoog gegaan, dus je schiet er niks mee op en eigenlijk kan je een nieuwe staking begin­nen. Ook de basis en middel­bare scho­len waren 6 weken dicht, maar dat had een andere reden. Vol­gend jaar zijn er verkie-zingen en alle kie­zers moesten gere­gistreerd worden. Tot twee maal toe werd deze 2-weekse campag­ne uitgesteld, en het nieuwe schooljaar begon zo 6 weken later. Voor veel scholen maakt dat niet eens zo veel uit, want de lesprogramma’s zijn zo belabberd, dat 6 weken meer of minder school weinig ver­schil uitmaakt. Veel kinderen in de dorpen kunnen in klas 3 of 4 (groep 5 of 6) nog niet lezen en schrij­ven.

De prijs van sinaasappels verandert hier waarschijnlijk nooit. Ze zijn er in overvloed. Hopen/bergen liggen aan de kant van de weg voor de verkoop naar grote steden. Laatst kocht ik 100 sinaasappels voor ¢1,800. Je kan ze ook geschild kopen. Een dun laagje wordt er van de schil afgeschild, het kapje eraf gesneden, en je kan het als een lokale pers leeg knijpen in je mond. Een echte dorstlesser. De prijs: mienu fifty. Twee voor 50 cedis (5 cent). Sinaasappels in Nederland zullen nooit meer zo smaken als in Ghana. Vooral de oranje kleur staat me tegen. Een sinaasappel hoort groengeel te zijn. Eerst dacht ik nog in m’n onschuld dat deze sinaasappelverkopers, de 25 cedis per sinaasappel als volle winst binnen kregen. Maar zij kopen de sinaasappels ook van een grote hoop. Sinaas­appels die naar de grote plaats gebracht zijn door chauf­feurs, geplukt zijn door speciale plukkers, op het land van een sinaasappelboer, meestal onderhouden door z’n vrouw. Uiteinde­lijk blijft er een paar cedis voor iedereen over. Dit is het leven in Afrika. Iedereen sprokkelt een paar centen bij elkaar, en droomt eens van de grote klap.

Nee, dan is de ingezonden brief van onze ambassadeur wel van een andere wereld. Waar een Nederlandse ambassadeur zich al niet druk om moet maken! Een krantje. Een avondje zappen. Hij heeft een aardige schotel op het dak van z’n villa. Of “Where to go”, ofwel waar ontmoet ik wie. Party-time en social life in Accra.

Vorige maand had ik zelf ook even de gelegenheid om een uit­stapje te maken naar Togo. Er was een TB conferentie voor Afrikaanse landen in Lomé. Lomé leek ver weg, maar is uitein­delijk maar twee uurtjes rijden van Accra. De grensover­gang is in Aflao, aan de kust, op nog geen 200 meter van de zee. Erg rommelig en stoffig. Het duurde ook nog wel even om de grens te passeren. Een stukje over de grens rij je een wereldstad binnen, met mooie straten en wolkenkrabbers (35 hoog). De straatvegers doen je even aan Jacques Tati denken en je reali­seert je dat er een wereld van verschil is tussen een voorma­lig Franse kolonie en een Britse. Het was natuurlijk maar een korte indruk. De stad leek geor­dend, het verkeer met al z'n brommertjes vrolijk, gezellige eettentjes en barretjes. In het hotel kwam ik op een avond de bewaker tegen die een dikke slang voor zich uitschoof. Een Fransman kwam ook staan kijken en men was het eens dat het een python was. De slang werd op een stok het terrein afgedragen. Toen ik het verhaal 's avonds aan m’n Ghanese collega’s ver­telde, waren ze zeer verbaasd en ook bang (Ai). Ze hadden de slang al lang morsdood geslagen. Ik eigenlijk ook.

De conferentie was erg interessant en ik heb veel nieuwe ideeën opgedaan. Ook veel mensen ontmoet. De wandelgangen en het netwerken. Op een avond kregen we een diner aangeboden door de Togolese president (hij at ergens anders). Ik was even vergeten dat ik in Afrika was, en zat met een Zweed te praten die het TB programma in Sierra Leone coördineerde. We hadden een bescheiden voorgerechtsalade opgeschept. Toen we uitein­delijk aan de rijst etc. wilden begin­nen, waren alle schalen leeg. Inclusief al het dessert. Ik had natuurlijk net zoals de rest m’n bord met een kop moeten vullen met een stuk meloen ‘on top’. Stom.

De volgende dag reisde ik terug met het openbaar vervoer: een GPRTU bus met 70 volwassenen, een hoop kinderen en tassen vol met gekochte waar uit Togo. Ik zat op een driezitsbank op één bil, op het randje, samen met twee visetende en icewater drin­kende, stevige mammies. Het was heet in de bus vooral als ‘ie even stil stond. Bij verschil­lende roadblocks moesten mensen een ‘tax’ betalen voor hun geïmporteerde spullen. Een hoop gesjoe­mel dus. De brug over de Volta was ‘weak’, en we moesten met het veer over. Er werd ook weer voldoende eten ingeslagen. Kenkey, visjes, zakjes rijst met pepersaus, icewater. Ik hield me bij de sinaasappels. De reis terug duurde vier uur. De prijs voor de rit ¢2,200 (een knaak). Niet alles is zo goedkoop. Een pot bier (Star, ABC of Club Beer) kost ¢1,200, voor 3/4 liter. Tijd om één open te maken. Ook een goeie dorstles­ser met deze hitte.

Rest me nog iedereen prettige kerstdagen te wensen en de beste wensen voor 1996.

donderdag 19 oktober 1995

8. Een dag uit het leven van…

Een dag uit het leven in de tropen... Ik lees ze wel een van anderen “een dag uit het leven van ...”, meestal zijn het personeelsblaadjes of zo. Ik vind het altijd wel grappig zo’n dag mee te lopen en eens lezen hoe een ander het nou doet. Ik wilde jullie weer eens wat schrijven, maar ik weet niet wat. Alsof je niets mee maakt en er gebeurt zo veel. Eigenlijk is het best makke-lijk om zomaar een willekeurige dag uit je leven te volgen en op te schrijven wat er zoal gebeurd. Hier is dan zo'n dag.

Het is al 6 uur als Douwe ons komt wekken. Koen was al wat eerder tussen ons ingekropen maar die slaapt meestal rustig verder. Hij laat zich ook nauwelijks storen door Douwe’s verhalen die meestal gaan over z’n dromen; fantasierijke bouwplannen die vervolgens meteen uitgevoerd zouden moeten worden. Als ik al 5 keer hetzelfde zinnetje heb gehoord “Kan je dat dan wel voor me maken?”, draai ik me om en open m’n ogen. “Goeiemorgen Douwe!”. “Goeiemorgen, mama, ja is dat afgesproken dat je dat nu voor me gaat maken”. “Wat?” “Nou, dat vliegtuig met een propellertje waar je zo mee weg kan vliegen, waarheen je maar wilt?” “Oh, Douwe dat kan ik niet hoor een vliegtuig bouwen”. Koen is inmiddels ook wakker. Gerard dut nog wat door. Douwe en Koen gaan alvast de woon-kamer in. Als ik dan toch ook maar uit bed kom, zijn alle kussens van de stoelen en bank gehaald, krukjes staan op z’n kop: “Kijk, zo’n vliegtuig bedoel ik nou”, zegt Douwe. De stellingen van kus­sens blijkt dit keer een vliegtuig te zijn. Andere keren is dezelfde constructie een boot of een huis, een auto of een ingenieuze machine die van alles kan. Ze spelen lekker verder, als ik ondertussen de was uit de wasmachine haal en een nieuwe was er in doe. Dat is voor Prince straks als ik naar m'n werk ben. Ik zet thee en dek de tafel. Douwe en Koen komen allebei helpen de borden en kopjes op tafel te zetten. Inmiddels zit Gerard alweer achter de computer even wat voorbereiden voor een vergadering die dag.

We ontbijten en dan ga ik me snel douchen en aankleden. Koude douche. Onze watervoorziening is nog steeds het regenwater dat we via het dak en de regenpijp opvangen in een ondergrondse tank, van daaruit pompen we het naar een hoger gelegen tank die dan zo voor de waterdruk zorgt en het mogelijk maakt onder de douche te kunnen of je handen te wassen als je de kraan open draait. ‘s Morgens is het water meestal koud, maar ach je weet niet beter. ‘s Middags als de zon op de tank heeft staan branden is het wel warm. Inmiddels zijn Prince en Stella gekomen en zijn Douwe en Koen ook aan het badderen. Ik zeg ze gedag en ga naar het ziekenhuis.

Ik loop altijd eerst bij de sisters langs voor de sleutel van de ‘main store’, dit is de opslagplaats van de medicijnen. Ik zorg nu al ruim een jaar voor de uitgifte van medicijnen aan de afdelingen, hou in de gaten wat er besteld moet worden en hou op de computer bij wat er in en uit gaat en zo hebben we nu een redelijk overzicht gekregen wanneer we wat moeten kopen, hoeveel het kost en hoeveel we ervoor moeten vragen. In hetzelfde gebouw zit ook de wasserij van het ziekenhuis en degene die de store doet, zorgt ook voor de wasserij. Nadat ik de sleutel heb opgehaald, loop ik langs de store, haal wat waspoeder en een paar blokken zeep eruit en giet het bleekwater in een kom. Er ligt al een berg was voor de machine, allemaal groene stukken, dat is de operatiekamer. Waarschijn­lijk hebben ze gisteravond of vannacht geopereerd. De was is al voorgespoeld en ik stop het in de machine, zodat die al gedraaid is als de wasvrouwen Agnes en Sarah komen. Ik loop door via de kinderafdeling naar de volwassenafdeling, zodat ik meteen weet of er wat bijzonders is. De kinderafdeling is druk maar kalm. Meestal ligt het vol. Nu ook. Veel kinderen zijn giste­ren of eergisteren gekomen. Veel met malaria en bloedarmoede. Als de koorts naar beneden is, gaan ze vandaag met medicijnen naar huis. De kinderen met ernstige bloedarmoe­de krijgen veelal een bloedtransfusie en knappen daar aanzien­lijk van op. De oorzaak van de bloedarmoede is meestal malaria.

Ik loop door naar William. Hij is een jongen van 12 jaar die meningitis (hersenvliesontsteking) heeft opgelopen. Hij is ruim drie weken niet aanspreekbaar geweest maar sinds twee dagen reageert hij als je hem aanspreekt en volgt je met z’n ogen. Hoe ernstig de beschadiging is of zal blijven weet niemand. Gisteren hadden we William uit bed op een stoel gezet. hij kon zo ook weer wat drinken. Alles met hulp, want hij is niet in staat z’n armen of benen te bewegen. Williams vader en oma zijn constant bij hem geweest. Dit kost veel energie. Volgens mij zien ze het niet meer zo zitten, zelfs de lichte verbetering kan hen geen hoop geven. Ik probeer ze nog een hart onder de riem te steken en ze nog eens te motiveren voor passieve oefentherapie met Willie. De grootmoeder laat me nog eens duidelijk zien welke oefeningen ze allemaal moet doen. Ze weet het nog wel. Ze doet me geloven dat ze haar best er wel voor wil doen, maar als ik later die ochtend nog eens langs loop zitten de grootmoeder en vader allebei een beetje te neer geslagen aan het bed. Ze hadden om ontslag gevraagd maar de arts had geen toestemming gegeven.

Van de kinderafdeling loop ik door naar de volwassenafdeling. Daar was de nacht ook rustig. Ze vertelden me dat een patiënt op bed 12 was overleden om 6.00 uur vanmorgen. Hij was gisteravond opgenomen in een slechte conditie en is er niet bovenop gekomen. Opmerkelijk is dat veel patiënten om 6.00 uur in de ochtend doodgaan. Dit is ook de tijd dat er weer gewerkt wordt, want het nachtpersoneel slaapt meestal. De familie moet dan, evenals overdag, op de patiënt letten en als die dan ook slapen, gebeurt het wel dat de patiënt bij ‘t wakker worden van de anderen, is overleden. Ik loop over de afdeling, groet de mensen en ga naar het medi­cijnuitgiftekantoortje van de afdeling. Hier beginnen we met het aanvullen van de medicijnpotjes, uitdelen van verbandmateriaal, schoonmaakspullen, etc. voor die dag. Als ik daar net mee klaar ben, komen de eerste moeders van de kinderafdeling al met de temperatuurkaarten van de kinderen die zojuist ontslagen zijn. Ik maak de rekening op, alles wat gebruikt is of gedaan is tijdens de opname wordt opgeschreven en ik zet dat om in cedis volgens een afgesproken prijslijst. Deze ochtend zijn er 10 kinderen ontslagen en 8 volwassenen. Nadat ik de rekeningen heb gegeven, volgt de betaling en het geven van de medicijnen die zijn voorgeschreven bij ontslag. Het een en ander neemt altijd een hoop tijd in beslag. Als ik net met een van de laatste patiënten bezig ben, komt Mary Komsoon het hoofd van de kinderafdeling bij me. Ze vertelt me dat de grootvader van William is gekomen en hij staat erop het kind mee te nemen. De verpleegkundigen, door de lichte verbeterin­gen bij Willie aangemoedigd, hadden geprobeerd de familie te overtuigen nog iets meer geduld uit te oefenen. Nu werd het probleem naar mij geschoven. Het ziekenhuis is geen gevange­nis, je kan ze niet tegenhouden. De grootmoeder stond bij me te smeken (“I beg you”). Ik heb haar gevraagd naar de afdelings­arts te gaan om ontslag te regelen.

Om twee uur hadden we een afdelingsvergadering op de volwassenafdeling. Deze houden we een keer per maand en bespreken dan huishoudelijke zaken maar ook kan iemand bv. een ziektebeeld voorbereiden en erover vertellen. Meestal gebruiken we de vergadering om de puntjes op de i te zetten of te houden. Vandaag bespraken we wie er naast het afdelingshoofd verant­woordelijk zou worden. Sinds kort zijn er namelijk Ghanese verpleegkundigen hoofd van de afdeling i.p.v. de religieuze zusters (nonnen). Die proberen nu meer op het begeleidende nivo te zitten. De staf is erg blij met deze ontwikkeling en voelen erkenning. De hoofden voelen zich nu ook meer betrokken en verantwoordelijk voor het werk. Het selecteren van een hoofd was niet zo moeilijk en is min of meer democra-tisch besloten. De tweede verantwoordelijke daar gingen we het nu over hebben. Er zouden vier kandidaten zijn maar twee hadden zich al terug getrokken. Van de twee overblevenen is er een zeer geschikt. Iemand die goed overzicht heeft en ook kan delegeren. De andere is erg traag en ongeorganiseerd en kan absoluut geen orders geven, maar zij is de oudste, ruim 50 jaar oud en volgens Ghanese gewoontes zou zij degene zijn die daarvoor in aanmerking zou moeten komen, zonder te kijken naar kwaliteit en geschiktheid. Bij de stemming bleek er een gelij­ke verdeling van stemmen en samen besloten we dat dan de sisters (=management) de keuze maar moet maken. Gelukkig weet ik wel wie hun voorkeur heeft. Tijdens de vergadering zag ik Williams grootouders voorbij lopen met grote tassen. Even later kwam z’n vader langs met William als een slappe pop in z’n armen op weg naar... Later die dag hoorde ik dat ze William naar een ‘spiritual healing church’ zouden brengen om te zien of er genezing gebracht kan worden.

Het was half vier toen ik thuis kwam. Gerard was ook nog niet thuis. Even snel wat eten en drinken en dan school. Meestal ben ik wel eerder thuis zodat we ook op tijd met school kunnen beginnen. Douwe en Koen vinden het meestal leuk. Het geeft weer wat afwisseling in hun spel en ze krijgen m’n aandacht. Ikzelf vind het ook leuk om les te geven. We zijn nu in groep 2 bezig. Ik heb een begeleidingsboek dat het programma van dag tot dag beschrijft. Meestal heb je een thema per week, soms is er een thema dat twee weken beslaat. Deze week hebben we het over gezond en ongezond. We praten dan over ziek zijn, de dokter, het ziekenhuis en lezen een bijpassend verhaaltje. Bij het onderdeel expressie hebben Douwe en Koen deze week een tekening gemaakt van een dokter en een ziek kind, een andere dag een ziekenauto van een kartonnen doos en gisteren een zieken-huis van lego gemaakt. Vandaag lezen we een verhaaltje over twee kleuters die een vogel vinden die gewond is en naar de dierenarts gebracht wordt. Daarna krijgt Douwe schrijfoefeningen en Koen mag iets uitzoeken wat hij leuk vindt. Hij kiest voor een puzzel wat hem goed afgaat. Koen doet nog wel mee met de voorbereiding voor het schrijven. We doen dit naar aanleiding van een plaat­je uit het schrijfschrift waarop kinderen een bal in een emmer moeten gooien. We zeggen er een rijmpje bij. Als het spel voorbij is, schrijven we de beweging van de bal naar de emmer in de lucht. Daarna schrijft hij de beweging op het blaadje in het schrift. Het is allemaal heel basaal maar een leuke manier om te leren. Na deze oefening doen we nog een spel. Ik vertel een verhaal over een meisje dat rolschaatst, valt en haar been gebroken heeft en in het gips moet. Douwe en Koen moeten tijdens het vertellen uitbeelden wat er gebeurt. Ondertussen is Gerard ook thuisgekomen. Douwe vertelt hem het verhaal over de vogel die nu i.p.v. een meeuw een gier is geworden. Dit omdat een meeuw niet zo tot de verbeelding spreekt en een gier wel.

Na school koken we samen en als dan om 7.00 uur Douwe en Koen in bed liggen is er tijd om wat te relaxen. Ik lees een goed boek en als ik dan volledig ontspannen raak, val ik in slaag. Morgen is er weer een dag.

vrijdag 11 augustus 1995

7. Opgesloten in de operatiekamer

Daar is 'ie dan weer. De vorige rondzendbrief was al bijna een jaar geleden, en als we deze frequentie aanhouden dan kunnen we de volgende meenemen als we terugkeren naar Nederland, volgend jaar juni. Er is in de afgelopen periode veel gebeurd, te veel om zo maar even in een avondje op te hoesten.

Het leven en werken gaat hier met de nodige ups and downs. De ene keer voel je je gefrustreerd en heb je ook geen zin om een lange klaagbrief te schrijven, een andere keer gaat het weer lekker, wat vaak ook betekent dat je helemaal in werk maar ook in Ghana opgaat. Je wordt ook veel geleefd in Ghana, zeker met het werk van District Medical Officer. Ook het zieken-huiswerk is vaak heel bijzonder. In ieder geval is het voor ons duidelijk dat dit werk hoewel vaak niet makkelijk, toch vreselijk blijft boeien. Laat ik maar eens wat verhalen vertellen, voordat dit een lang filosofisch betoog wordt. Voor dat laat­ste is helaas ook weinig tijd!

Eerst maar eens een luchtig verhaal uit het ziekenhuis wat nog vers in m’n herinnering zit. Vorige week moest ik een keizersnee doen voor een tweeling. Het eerste kind lag dwars. Toen we net begonnen waren bleek dat de deur van de operatiekamer in het slot gevallen was. De sleutel was een week geleden afgebroken en zodoende stonden de verloskundige en de omloop buiten. Daar stonden we met z’n drieën, een instrumenterend-assistent, de anesthesist en ik. Er zat niets anders op dan de beide kinderen aan de anesthesist te geven. Het tweede kind moest ik zelf naar de reanima­tietafel brengen, omdat hij druk met de eerste bezig was. Moeder en kinderen zijn inmiddels gezond ontslagen, maar we waren wel even ‘hot’. In Nederland zal het misschien vallen onder calamiteiten, hier denk ik meer onder hilariteiten.

Vorige week kregen we ook bezoek van een delegatie uit Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika zijn vorig jaar voor de verkiezingen 120 mensen getraind in Senior Health Management, 60 daarvan konden zich vrijmaken om 6 verschillende Afrikaanse landen te bezoeken en 10 kwamen naar Ghana. Een team van vier was vorige week 4 dagen in Assin District: een arts, een tandarts, een verpleegkundige en een maatschappelijk werker. Hun missie was om de gezondheidsstructuur van Ghana te bestuderen, en dit later in Zuid-Afrika met de andere ervaringen te gebruiken voor het opbouwen van hun nieuwe gezondheidszorgsysteem. Het systeem is nu nog erg ‘gefragmenteerd’, zoals ze het noemden, met alle overblijfselen van het apartheidsregime. Wij hebben een aantal dagen intensieve discussies gevoerd, veel geleerd en zoals zij het ook noemden aan ‘networking’ gedaan. Aan het eind van hun bezoek kregen Florence en ik een speld met de nieuwe Zuid-Afrikaanse vlag opgespeld. Mijn kantoor is nu opgevro­lijkt met een klein RSA-vlaggetje, en we hebben allerlei interessante stukken gekregen over wat er de komende tijd in Zuid-Afrika te gebeuren staat. Wij voelden ons vooral erg vereerd met dit bezoek. Veel meer dan het bezoek van afgelopen dinsdag. Toen kwam er een delegatie met ‘people from all over the world’ (zo werd het aangekondigd) van het UNDP kantoor in New York. Dit was een vliegend bezoek van een 10-man delegatie met personen uit o.a. Rusland, China, Denemarken, Trinidad Tobago. Er werden snel een paar foto’s gemaakt werden en ik hoorde ook bij het decor. Zo wisselen bezoeken snel af, woensdag een Engelsman van Save the Children Fund en donderdag 3 Canadezen, broeders van de Church of God in Christ, die graag, handen uit de mouwen, putten en toiletten in ons district willen komen slaan. De meeste van die bezoeken zijn onaangekondigd en het kost je meestal wel een paar uurtjes.

Ons dis­trict is uitgekozen voor een veldstage van een student van de School of Public Health Ghana. Deze school is dit jaar gestart en de opleiding duurt 1 jaar. Het zijn vaak artsen die deze opleiding doen na een aantal jaren in het veld gewerkt te hebben. De student is deze week gearriveerd en zal 4 maanden met ons werken en zijn onderzoek doen. Dit soort activiteiten maken het werk erg interessant en het is bovendien een erken­ning van het werk dat we hier doen. Ik hoop zelf volgend jaar in Engeland een dergelijke opleiding te doen. De stageplek geeft me dus tevens een aardige indruk van hoe de opleiding hier opgezet is.

Florence werkt nog steeds voor meer dan 100% in het zieken­huis. Ze is nu verhuisd naar de mannen/vrouwen afdeling. Zo heeft ze elke afdeling van het ziekenhuis al gezien. Een van de groot­ste problemen waar ze tegenaan loopt is verantwoorde­lijkheden geven aan Ghanese staf. Ze is daarbij een soort intermedium tussen Ghanese staf/ver­pleegkundige en Spaanse nonnen. Een rol waarvoor heel veel geduld nodig is, die ze goed op kan brengen. Misschien dat zij zelf in een volgende brief daar wat meer over vertelt.

‘s Middags geeft Florence les aan Douwe en Koen. Douwe zit inmiddels in groep 2. Het is grappig om te zien hoe Douwe en Koen de schoolsituatie spelen. Soms gaan ze naar buiten en zeggen dan dat ze naar school toe gaan. Vervolgens kloppen ze weer aan en komen op school. Op dat moment is Florence dan ook echt hun juf geworden. Ik neem soms de computerlessen (Floppie) voor mijn rekening.

In juni zijn we een maand in Nederland geweest. Ondanks het slechte weer, hebben we ons prima vermaakt, met zwembaden, speeltuinen en kamperen. Ook een paar dagen met z’n tweeën op stap (Parijs/Antwerpen) was heerlijk. Inmiddels is het weer bij jullie wel echt zomers geworden en horen we elke dag hoe jullie te lijden hebben onder de tropische temperaturen. 

Op de dag van ons vertrek naar Nederland speelde Ajax de Champions League Finale. In Ghana worden deze wedstrijden ook live, of vertraagd live uitgezonden. Zo kwam het dat we het laatste half uur van de wedstrijd op het Kotoka vliegveld konden volgen en natuurlijk een dansje maakten toen de bal er net voor tijd in ging. De passagiers wachtend voor Ethiopean Airlines keken een beetje verbaasd over zoveel fanatisme. Wij konden alleen een feestje bouwen met de barkeeper die ook Ajax (lees Finidi en Kanu) supporter was.

Yot slot nog een opmerkelijk artikeltje uit de krant van 2 mei. Het is maar hoe je onze rol als slavenhandelaar bekijkt. Vergeven (?) en vergeten (?), met of zonder excuses...

Hoop dat de tropische zon jullie net zo goed doet als ons.