donderdag 20 oktober 1994

6. Light off

Het is al weer een lange tijd geleden dat er een rondzendbrief de deur is uitgegaan. Het werk en leven neemt vrijwel al onze energie weg. 's Avonds is de kaars ook vaak snel uit. Daarbij komt dat Douwe en Koen een aardig Afrikaans ritme aangenomen hebben. Als het donker wordt, dan zakken de oogjes en 's ochtends bij het gloren worden ze wakker en zijn dan niet meer stil te houden. De een maakt de ander snel wakker en het leven begint dus meestal tussen 5 en 6 uur.

We zitten nu midden in de regentijd. Het lijkt wel of de regentijd veel langer en heviger is dan vorig jaar. Meestal rond 4 uur krijgen we een flinke regenbui. Douwe en Koen staan dan meestal een half uur onder de lekkende dakgoot. Douwe noemt dit de buitendouche.

Een aantal wegen in het district zijn onbe­gaan­baar geworden. Sommige dorpen hebben we al bijna een half jaar niet kunnen bezoeken. Niet overal regent het zo veel. In het noor­den is begin van het jaar te weinig regen gevallen. De twee Volta-rivieren voeren daardoor te weinig water naar het grote kunst­matige stuwmeer (het Voltameer) dat in het zuiden van Ghana ligt. Het water­peil is te laag en daardoor kan er niet genoeg waterkracht-energie opge­wekt worden om het land te voorzien. Wij zitten dus op rant­soen. Eenmaal per week gaat de Akosombo-kraan een dag dicht. Bij Akosombo, net boven Accra, ligt namelijk de grote water­kracht centrale. ‘Akosom­bo’, ‘gene­rator’ en ‘light off’ zijn dan ook woorden die al aardig in het taal­gebruik van Douwe en Koen opgenomen zijn. Als het licht over dag uitvalt, heeft Koen dat direct in de gaten, kijkt dan naar de ventilator en zegt “light off”.

Vorige week toen het ‘light off’ was en ‘s avonds de generator aan stond, zat ik in een kantoortje bij de convent te werken op de computer. Het had die dag al wel wat geregend maar van onweer hadden we nog weinig gemerkt. Plotseling was er een klap en een flits, en zat ik in een lichtzee. Daarna zat ik in het donker nog naar het beeldscherm te kij­ken. Computer en printer hebben het begeven. We hopen dat UNICEF die deze spullen gegeven had, ons weer een helpende hand kan toeschie­ten. Ook de radio verbinding van het ziekenhuis was kapot. Pas later realiseerde ik me dat het wel heel erg dichtbij was!

Het werk en vooral het leiding geven aan de gezondheidszorg in het district, heeft zo zijn ups en downs. In juni zat ik even in een dalletje. Een aantal teamleden bleek zich steeds minder in te zetten voor het district en vooral met eigen zaakjes bezig te zijn. Ghana is een land van allowances (toeslagen). Om bijvoorbeeld de dorpen in te gaan, vond men dat men daar eerst een toeslag voor moest krijgen. Om de vergadering bij te wonen had men een sitting allowance nodig, en na afloop een snack en een drank­je. Belonen na werk/prestatie is misschien ook een te Neder­lands uitgangspunt.

Ik voelde ook dat de boog al lange tijd gespannen stond. Fysiek kost het werk je al ontzettend veel. Er waren weken dat we het district en het ziekenhuis met z’n tweeën draaiden. Het kan hier vreselijk druk zijn in het ziekenhuis. Dan sta je elke nacht een aantal uren in de OK. Verder hadden we ook nog geen vakantie opgenomen en was het tijd om er even tussen uit te gaan. Het verlof in Nederland was dus zeer welkom. Te kort om iedereen op te zoeken. We hebben het bewust ook wat rustig aangedaan. Een weekje door Amsterdam slenteren, in winkels kijken, naar de Spanjaard, Mexicaan en Italiaan. Ook Douwe en Koen hebben zich prima vermaakt, met klim-rekken, glijbanen, pretparken en de dierentuin. Douwe is een aantal weken naar groep 1 geweest. Dat was voor hem natuurlijk een hele belevenis. Ook voor ons trouwens, om zo tussen de andere vaders en moeders, een beetje dromend bij het hek op je kind staan te wachten.

Zo’n verlof is sowieso bijzonder omdat je de bijzondere kanten van de Westerse en Afrikaanse samenleving ziet. Het gehaaste en (over?)georga-niseerde tijdschema in Nederland. Zo kijk je waarschijn­lijk een aantal keren op je horloge, voordat je op de fiets stapt om om half 9 op school te zijn. Onze twi-lera­res kwam gisteren niet, omdat het regende. Vanochtend ging ik veel later weg dan gepland, omdat een paar mensen nog wat kwamen bespreken. Het werk in het zieken­huis of district duurt zo lang het duurt, en de enige tijd die we ‘s avonds in de gaten houden is vanwege de Wereld-omroep. Toch vliegt ook hier de tijd.

De discussie in Nederland over computer netwerken en elektro­nische snelwegen, deed me wat duizelen. Deze kan hier natuur­lijk helemaal niet gevolgd worden, in een district waar maar één geasfalteerde weg is, ik waarschijnlijk de enige ben met een computer, en niemand een telefoon heeft, laat staan een faxverbinding. Je krijgt wel het gevoel dat het gat tussen eerste en derde wereld alleen maar groter wordt.

Inmiddels zijn we drie weken terug in Ghana, en hebben het gevoel weer thuis te zijn. Sr. Angeles, de matron, wachtte ons op op het vliegveld. Florence en ik zijn allebei weer aan het werk. ‘s Middags geeft Florence een paar uur les aan Douwe (het IVIO-pakket) en ze zijn beiden heel enthousiast. Koen kan zichzelf heel goed vermaken en is dikke maatjes met Stella. Hij stond laatst te huilen toen Stella naar huis ging.


In het ziekenhuis en het district zijn we ook heel hartelijk ontvangen en het geeft allemaal weer een ver­trouwde indruk, evenals trouwens de schapen en geiten die tussen de afdelingen heen en weer lopen, de gieren op het dak en Nana, de dove watchman (!) die ‘s nachts met opgestroopte mouwen en op slippers de OK op komt sloffen om de patiënten naar de afdeling te brengen.

donderdag 31 maart 1994

5. Yes sister, we will do so

Het is half negen ‘s morgens. Ik zit hier met dikke zweetdrup­pels op m’n voorhoofd op de veranda te schrijven. De tempera­tuur is vannacht niet onder de 30 oC geweest. Het is al weer even geleden dat we geschreven hebben, deels was de oorzaak tijd en deels inspiratie, maar nu dan toch maar weer proberen.

Allereerst wil ik even stil staan bij de verschrikkelijke moord op Eelco Krijn, Karin en Zita in Sierra Leone, waar jullie ongetwijfeld over gehoord hebben. Wij kenden hen niet persoonlijk, maar je voelt een betrokkenheid omdat je hetzelf­de werk doet en misschien ook wel omdat je voor dezelfde organisatie werkt. Dat dit soort situaties een ieder van ons kon overkomen is niet ondenkbeeldig. Waarschijnlijk is het nieuws over onlusten in Afrika summier afgedrukt in de kranten in Nederland, maar als je een lijn trekt van Noord-Afrika naar Zuid of van Oost naar West, bijna bij elk willekeurig punt kom je onrusthaarden tegen. Ook in het Noordoosten van Ghana is de noodtoestand begin maart afgeroepen. Daar zijn twee bevol­kingsgroepen met elkaar aan het strijden. Deze mensen hebben generaties lang ‘vreedzaam’ met elkaar geleefd en dan ineens ontvlamt er iets en duldt de ene groep de ander niet meer. Het gaat er dan ook niet kinderachtig aan toe en het heeft al meer dan duizend mensen het leven gekost. Een van de Memisa-artsen uit Dodi Papase vertelde dat zijn ziekenhuis dagelijks tien­tallen gewonden van deze zinloze burgeroorlog te zien krijgt. Het leger probeert de rebellen te ontwapenen, maar nu is men het drinkwater aan het vergiftigen. Je kunt je voorstellen hoe dit alles kan escaleren. Actie-wraak-tegenactie. Op zich hebben deze groepen het niet gemunt op buitenlan­ders, maar als ze zich bedenken dat hun probleem wereldnieuws kan worden als ze de buitenlanders er wel in betrekken dan wordt het anders. Je kunt er natuurlijk niet dagelijks bij stil staan, en de onlusten zijn ver van ons, maar ik denk dat we alert moeten blijven voor gevaarlijke situaties en dan nog kan je de pech hebben zoals Eelco, Karin en Zita.

De laatste keer dat ik geschreven heb ging over de oriëntatiecursus en m’n oriëntatiestage in het ziekenhuis. Gelukkig is het goedbevonden dat ik de stage in ons eigen ziekenhuis kon doen en vorige week heb ik dan ook m’n registratienummer gekregen en mag nu officieel werken. Dat deed ik dus al. Na m’n stage heb ik 2 maanden op de kinderafdeling gewerkt en per 1 januari zit ik voor vast op de kraamafdeling. Het is een hele dynamische afdeling: een combinatie van verloskunde/­kraam, zwangerschapsklinieken en nazorg. Ik ben zelf geen verloskundige maar de interesse is er altijd wel geweest. Gelukkig zijn er een aantal zeer ervaren midwives (verloskun­digen), dus denk niet die rommelen daar maar wat aan.

Mijn taak is meer het superviseren van de afdeling, zorgen dat orders uitgevoerd worden en dat de patiënten goede zorg krij­gen. En daar komt het conflict om de hoek. Wat is goede zorg en hoe moet er gewerkt worden. Daar botsen waarden en normen. Niet alleen mijn waarden en normen en die van mijn Ghanese collega’s, maar ook die van de Spaanse sisters. Mijn afdeling is het zwarte schaap van het ziekenhuis. Al jaren. En waarom? Omdat de sisters er geen grip op hebben. Geen van hen is een midwife en er is niemand die er permanent de leiding geeft. Daarbij maken de Ghanese verpleegkundigen slim gebruik van deze situatie. Omdat ze meer van het vak weten kunnen ze er ook altijd mee schermen. De sisters die hier niet veel tegen in kunnen brengen gaan op hun beurt in de aanval door van de meest pietluttige dingen een punt te maken. Er komt weinig opbouwende kritiek. Laat staan dat er eens iets positiefs gezegd wordt. En als er een crisissituatie in het ziekenhuis is, wordt altijd maternity als oorzaak aange-wezen. Laatst was er een groot verkeersongeluk. 3 vrouwen zijn er bij omgekomen, één had een miltruptuur. De milt moest verwijderd worden. Ze had zoveel bloed verloren dat ze dringend bloed nodig had. Onze ‘bloedbank’ was leeg. Twee donoren die niet geschikt waren en verder niemand die wilde geven. De vrouw heeft het niet gered. Dat is natuurlijk verschrikkelijk hard. Het heeft natuurlijk te maken met management. Er wordt al jaren gepraat over een goede bloedbank maat het komt niet echt van de grond. Omdat het natuurlijk moeilijk is de vinger op jezelf te rich­ten, wordt er meteen gezegd dat er een bloed te kort is, doordat de maternity te veel bloed uit de bloedbank gebruikt en de familie zelf niet doneert. Wij zouden de familie niet genoeg achter de broek zitten. Nu ik er zelf werk, zie je wat er gebeurt. De verpleegkundigen zitten wel degelijk achter de familie aan. Wat is dan het probleem? Waarom komt dat bloed niet terug? Het systeem werkt als volgt. Als je voor een grote buikoperatie komt, moet je van te voren 1 of 2 zakken bloed van familieleden laten doneren. Is het nodig de zakken te gebruiken, dan staan ze vast klaar. Is het niet nodig dan blijven ze in de koelkast en worden voor emergencies gebruikt. Ook op onze afdeling vragen we familie te doneren, wanneer je verwacht dat er bloed nodig is. Meestal is er op onze afdeling vaak geen tijd om bloed te vragen. Wanneer wel bloed nodig is, dan moet je gebruik maken van de koelkast. Als het om 1 of 2 zakken gaat worden ze nog wel terug gegeven, maar soms hebben patiënten wel 5 zakken nodig voor ze er weer bovenop zijn en waar haal je 5 donoren vandaan? Voor een zak bloed van een familielid betaal je 5000 cedis (Fl 12,50) aan het ziekenhuis en voor een zak bloed uit de koelkast 7000 cedis (Fl 17,50). Dit is voor de handelingen die er aan het bloed verricht moeten worden, zoals de zak waar het bloed in komt met speciaal spul om het bloed niet te laten klonteren, HIV test op AIDS, naalden en infuusslang en de kruistest om te zien of het bloed past bij de ontvanger. Als je dus zelf niet doneert maar het uit de koelkast koopt, is het dus duurder. Waarom dan toch het koelkast bloed? Als je zelf op zoek gaat naar een donor en het is geen naaste familie dan loop je de kans dat je soms wel 6000 tot 8000 cedis moet betalen aan de donor en dan daar bovenop nog eens 5000 aan het ziekenhuis. Je snapt waar men dus voor kiest. Als men bloed gedoneerd heeft en het wordt niet gebruikt, krijgt men 2000 cedis terug. De mensen die dus bloed van buitenaf hebben geregeld en dus 6000-8000 cedis hebben betaald en waarvan het bloed uiteindelijk niet aan de patiënt is gegeven, verliezen daar dus op. Met dit rare systeem werk je in de hand dat mensen niet doneren en eigenlijk doen de mensen dit elkaar aan en vallen er onnodig doden. Hopelijk gaat er heel binnenkort iets veranderen in deze bloeddonor affaire. Er is ons een goede koelkast toegezegd waarin we het bloed zo’n 30 dagen goed kunnen houden. Dan kunnen we actief donorwerving gaan doen bij scholen, bedrijven en andere instellingen, zodat we de koel­kast regelmatig aan kunnen vullen.

Met m’n voorbeeld over het bloed ben ik helemaal afgedwaald van het werk op de afdeling met de Ghanese collega’s en de Spaanse sisters. Natuurlijk zit ik pas 3 maanden op de afde­ling en ben voornamelijk aftastend bezig. Wat willen de sis­ters, wat willen de verpleegkundigen? Ik voel me constant een buffer tussen de twee groepen. Hoewel je het niet altijd met beide partijen eens hoeft te zijn kan ik het aardig met ze vinden. Bij de sisters ging dat als vanzelfsprekend. Dat heeft te maken met verwachtingen beiderzijds. Je zit er toch om er het beste van te maken. Met m’n Ghanese collega's ging dat anders. Eerst werd ik beschouwd als de verlengde arm van de sisters dus ‘oppassen’. Ik pro­beerde dit van het begin af aan te doorbreken door zaken die mijns inziens anders konden als open vraag in de groep te gooien. Dat was even wennen want een vraag werd meteen beant­woord met "yes, sister. We will do so". En dan moest ik meteen weer reageren met nee ik vraag of het een goed idee is of hebben jullie een beter plan. Ik realiseerde me niet meteen dat als je dat niet gewend bent, zo’n vraag ook moeilijk of zelfs bedreigend over kan komen. De bijdehandste verpleegkun­digen vertelden mij dat ik hun beter kon vertellen wat ze moesten doen, “zo zijn we dat gewend, en als we het doen zoals wij denken dat het goed is, wordt het toch meteen afgekapt”. Nou ga er maar aan staan. Ik moet toegeven ik heb nooit lei­dinggegeven aan een afdeling. Ook in Nederland leek me dat niet het makkelijkste, maar daar maak je het je leidinggevende wat makkelijker met inspraak en open discussies. Ach, ik weet niet hoe ik het allemaal op papier moet zetten. Uiteindelijk vind je toch wel je maniertjes om de mensen vertrouwd met je te maken. Veel interesse tonen in hun werk, hun moeilijke omstandigheden en vooral ook wat van je zelf te laten zien en kakra-kakra (slowly-slowly) begint het te komen, maar ik juich nog niet. Ik hoop dat we daadwerkelijk een goed draaiende afdeling kunnen worden, in ieder geval eentje waarin iedereen kan functioneren.

Hoe gaat het verder met ons? Wat de gezondheid betreft gaat het goed. Niet zoveel ziektes meer gehad als het eerste half jaar. Koen heeft na die ene astma-aanval geen aanval meer gehad, maar blijft nog wel een gevoelige huid houden en heeft dan ook nog altijd huiduitslag. Hij heeft hier zelf geen last van. Douwe heeft onlangs malaria gehad en is daar goed van hersteld. Gerard is nooit ziek, heeft daar ook geen tijd voor. Wel heeft hij door de tempera­tuurswisselingen last van allergie, veel niezen en snotteren dus. Ik ben zelf ook niet meer ziek geweest, sinds november, behalve gisteren toen ik ineens geveld werd door koorts, maar dat was vanmorgen weer over. Ik moest van de sisters thuisblijven om uit te rusten, vandaar dat ik nu wat tijd heb om te schrijven.

Wat het sociale leven betreft hebben we wel redelijk onze draai gevonden. We hadden goed contact met onze buren, Dr. Ring en familie. Ook Douwe en Koen waren stapel op hun kinde­ren en andersom. Helaas voor ons en ook voor het ziekenhuis, maar gelukkig voor hen, zijn zij vorige week vertrokken naar Canada. Dr. Ring was Soedanees en Liberiaans vluchteling. Hij had het enorm naar z’n zin in Ghana en wilde niet echt weg, maar als je al twee keer een oorlogssituatie hebt meegemaakt en je hebt nu de keus een nationaliteit te krijgen in een land, waar het politiek stabiel is waar kies je dan voor..

Douwe en Koen trekken nu veel met elkaar op en kunnen elkaar goed aan. Het is leuk te zien/horen hoe Douwe zich al ver­staanbaar weet te maken in ‘t Engels. En als hij het Engelse woord niet weet dan verandert hij het Nederlandse woord van klinkers, dan klinkt het in ieder geval anders. Eerst konden we nog wel eens bepaalde dingen die niet voor z’n oren bestemd waren in het Engels bespreken, maar dat kan nu niet meer. Douwe vangt alles op. Ook Koen begint te praten. Bij hem is het een mengeling van Nederlands, Engels en Twi. Koen kan zich eindeloos vermaken met tekeningen maken, duplo, de bal en water. De voordelen van kinderen beginnen nu ook te komen. Douwe dekt ‘s morgens voor ons de tafel. Koen is de eerste die op z’n stoel zit, als er wat te eten valt. We moeten dan ook wel uit bed komen. Ze blijven dan roepen: “kom ontbijten” en Koen “broooo”.

Zo, dat was het voor deze keer weer. Wij blijven uitkijken naar jullie brieven, ook al denk je dat je niets te schrijven hebt of niet kunt schrijven. Nana Adankwa I zal volgende keer jullie weer over het wel en wee in z’n dorp op de hoogte stellen en wat er met jullie donaties gaat gebeuren.

We wensen jullie een mooie lente.