dinsdag 8 september 1998

16. Survival weekend

Western Province was de enige provincie in Zambia die ik nog niet had bezocht. Een beetje gek voor een Nederlander die in Zambia werkte, omdat het een tijd lang de twaalfde provincie van Nederland werd genoemd. De Nederlandse overheid concentreert ontwikkelingshulp in dit gebied en hier werken dus ook de meeste Nederlandse artsen. Toen ik twee weken geleden zag dat in Kalabo een mazelenepidemie aan de gang was, heb ik voorgesteld om hier eens te gaan kijken en eens dieper in de gegevens te duiken.
Zondag 6 september zijn we van start gegaan in Lusaka. We hadden gehoopt om dezelfde dag nog Kalabo te bereiken, maar vertrokken echter drie uur later dan gepland. Lusaka heeft 4 grote uitvalswegen: Great East, Great North, Great South en Great West Road. Wij moesten dus de laatste hebben. Even buiten Lusaka het enige verkeersbord met plaatsnamen die we tijdens de reis tegen zouden komen: Mongu, de provincie hoofdstad, 591 km; Kaoma 400 km. Lusaka-Mongu is dus ongeveer net zo ver als Amsterdam-Parijs. De omgeving was vergelijkbaar met wat we gewend waren in het noorden van Zambia. 
Het enige grote verschil is dat we nu door een natuurreservaat reden: Kafue National Park, zo ongeveer ter hoogte en ter grootte van België. We zagen wat wilde zwijnen-families en veel antilopen. Net voor donker kwamen we in Mongu en zochten een hotelletje. Mongu ligt wat hoger en we keken over de vlakte uit waar we de volgende dag verder zouden rijden. Kalabo ligt aan de andere kant van de Zambezi. In de regentijd is de Zambezi buiten zijn oevers en moet je de volledige oversteek per boot maken. Nu kun je tot aan de Zambezi rijden, een rivier van zo’n 300 meter breedte,  en met een ‘pontoon’ oversteken. 
met de pont naar de overkant
Het gebied is bij toeristen bekend om de verplaatsing van de Lozi chief in de regentijd. Als het water stijgt, gaat de chief met zijn familie/stam en met veel ceremonieel naar Mongu waar hij ook nog een chief palace heeft. Dit trekt altijd veel bekijks. 
De uiterwaarden van de Zambezi zijn erg vruchtbaar. Men verbouwt er onder andere rijst. Verder zagen we veel koeien onderweg. Het gras was nu een beetje verdroogd; het leek vooral op stro, met hier en daar balen stro voor het vee. Geen wonder dus dat Nederlanders dit gebied helpen te ontwikkelen. Iemand in Lusaka noemde het gebied ‘het Giethoorn van Afrika’, en we zagen inderdaad veel ‘punters’. Verder lijkt het bijvoorbeeld ook veel op de Veenkoopse plassen. De geur van het droge gras komt mij ook heel bekend voor.
De weg van Mongu naar Kalabo is 75 km. Eigenlijk kan je niet meer over een weg spreken. Veel stukken waren mul zand, een soort Hulshorster zandvlakte. Daarbij komt dat we een chauffeur hadden die volgens eigen zeggen wel eerder in Kalabo was geweest, maar duidelijk de weg niet kende. We kwamen twee keer vast te zitten, doordat de 4 wheel drive grip verloor op het zand. De eerste keer hebben we de whinch (de lier) nog afgerold om te kijken of we de auto er op die manier konden uittrekken. Dit moest wel gebeuren met behulp van de handleiding, want de chauffeur had denk ik nog nooit eerder vast gezeten of de lier gebruikt. Uiteindelijk kwamen we met takken en bladeren onder de wielen weer los. Doordat niemand de weg kende, volgden we vooral de sporen van andere auto’s, maar verloren op een gegeven moment track. We hebben dus een heel andere route naar Kalabo genomen, maar zoals iemand opmerkte: “alle wegen leiden naar Kalabo”. Na een tocht van 5-6 uur kwamen we in Kalabo aan. Een beetje uitgeput en uitgedroogd. Het was ook al erg heet geworden. Ik denk dat iedereen op zijn minst 3 flesjes cola of Fanta achterover sloeg om weer een beetje bij positieven te komen. De nshima met vis deed de rest en we konden aan de slag.


"lokale ambulance"
In Kalabo namen we de gegevens van de mazelenepidemie door en analyseerden deze. Verder hebben we ‘active surveillance’ in de beide ziekenhuizen gedaan. Tijdens deze activiteit ga je door de registers van de OPD (polikliniek) en van opnames in het ziekenhuis, om te kijken voor welke patiënten worden opgenomen en hoe die gerapporteerd zijn. Het meest interessante en belangrijkste hierbij vind ik het contact met de betrokkenen. In de gesprekken kom je vaak veel meer te weten dan wat je ooit uit de boeken kan halen. Zo leerden we o.a. dat een aantal mensen in het ziekenhuis dachten dat je de mazelenvaccinatie bij 6 maanden moest geven. Dat bleek ook in het verleden veel gebeurd te zijn, want een aantal kinderen dat nu mazelen ontwikkelde, waren op 6 maanden leeftijd gevaccineerd. Dit geeft niet de gewenste bescherming.
Kind met mazelen
De twee avonden besteedden we voornamelijk aan de analyse van de gegevens. Een van de taken van de surveillance officers is dat zij deze analysecapaciteit op districtsniveau moeten versterken. Op woensdagochtend hadden we een debriefing sessie met de DHMT (district health management team) en gingen daarna weer op pad naar Mongu. Eerst moest nog wel een aantal koelboxen volgestopt worden met vis. Je kunt niet uit Kalabo komen zonder vis!
Visje eten uit plastic bakje (!) bij de Zambezi


Dit keer reden we zonder problemen naar Mongu/Kaoma. We waren nu wel zo verstandig om iemand mee te nemen die de weg kende. In Kaoma na een korte nachtrust, ging de reis om 5 uur ’s ochtends weer verder naar Lusaka. Met de opkomende zon reden we door het Kafue park. Omdat het nog zo vroeg was, troffen we veel beesten langs de kant van de weg: kudu’s, waterbokken, buffels, zebra’s en zowaar drie olifanten. Iedereen opgewonden. Om 11 uur bereikten we de grote stad, een succesvolle reis achter de rug. Het was ook erg gezellig. De reis met alle obstakels heeft een hecht team gecreëerd. Zeg maar dat het een geslaagd ‘survival weekend’ was.
Olifanten in Kafue National Park

zaterdag 5 september 1998

15. Niet (te) zichtbaar in Pamodzi

Inmiddels al bijna weer twee weken in Zambia. De eerste week heb ik me vooral bezig gehouden met het voorbereiden van de training en het ontwikkelen van onderwijsmateriaal (voorbeelden, overheads, etc.). De tweede week was gepland voor de training. Het organiseren van workshops is nog steeds een heikel issue. De minister van gezondheidszorg, Luo, had in april workshops in de ban gedaan. Ze vond dat men hier teveel met trainingen bezig was en te weinig het geleerde in de praktijk omzette. Dit is zeker waar, maar vervelend als het je zelf raakt. In eerste instantie wilde ik dus de ‘oriëntatie’ in het Central Board of Health houden. Ik werd teruggevloten. Men wilde het korter en ergens anders. Ik kon een klein zaaltje in het Pamodzi Hotel boeken met lunch. Zaterdags kwam iemand me vertellen dat men toch de workshop liever in een minder ‘visible’ (zichtbare) locatie wilde organiseren. Men weet dat de minister niet graag de healthcare workers in een sjiek hotel als Pamodzi ziet. We hebben nog even geprobeerd om de workshop te verplaatsen, maar uiteindelijk is het daar toch gehouden. Van dinsdag tot en met vrijdag vond de training plaats.
Het was leuk om zo een aantal dagen met een klein groepje op te trekken: de vijf surveillance officers en een epidemioloog van het CBoH. Een aardige voorbereiding op de tropencursus die ik straks in Nederland ga coördineren. Het was echter ook intensief om zo 6-7 uur per dag bezig te zijn. ‘s Avonds was ik kapot. De helft van de tijd heb ik lesgegeven en de andere helft van de tijd heb ik het praktisch ingedeeld, met o.a. wat computeroefeningen.
Huis en auto van Sara Davis
Het verblijf in Lusaka is nu nog aangenamer geworden. Behalve dat Sara haar huis aan bood, mag ik ook haar auto gebruiken tijdens haar afwezigheid. Het was vorige keer een hele ‘huzzle’ om elke keer weer een taxi te vinden. Je bent er veel tijd en geld mee kwijt. Nu kan ik in een paar minuten veel doen. Je rijdt even naar WHO, UTH of CBoH toe om wat af te spreken. Vanaf het huis van Sara in Kabulonga is het 10 km naar de stad. Er zijn ’s ochtends geen grote verkeersopstoppingen. In 10 minuten lukt het me meestal om bij de WHO te komen. De cursus in Pamodzi liet ik om 8.30 uur beginnen. Ik had daarvoor meestal nog een half uurtje bij de WHO om nog wat overheads en fotokopieën te maken, en om een e-mailtje weg te sturen. Binnen 5 minuten was ik dan bij Pamodzi. Dit soort acties kostte me vorige keer bijna 2 uur!
De landelijke en vier regionale surveillance officers en de nationale epidemioloog
We zijn inmiddels druk met de trip naar Kalabo waar we veldwerk gaan doen met de ‘cursusgroep’. Het belooft een interessante onderneming te worden.

donderdag 27 augustus 1998

14. Ontmoeting met Professor Tomori

Alweer een week onderweg. De tijd gaat snel. Met zo’n korte consultancy zit je voor je het weet al op de helft! Vorige week woensdag vertrok ik via Londen naar Harare. De vlucht met British Airways was erg aangenaam. WHO had een businessclass-ticket gegeven. In de Boeing 747-400 zit de businessclass boven de economy class. Veel beenruimte, lekkere stoelen en goed eten natuurlijk. Helaas miste ik het hoofdgerecht, want ik was na het voorgerecht in diepe slaap gevallen. Ik werd wakker toen men aan het afruimen was. Er stond nog een traytje op de kar met een nagerecht voor mij. Ook de rest van de reis heb ik grotendeels slapend doorgebracht en ik kwam uitgerust om 8 uur ’s ochtends in Harare aan.
In Harare moest ik m’n eigen weg vinden. Een taxi reed me door de stad en het was erg moeilijk om het WHO kantoor te vinden. Na een paar keer vragen, kwamen we bij het grote ziekenhuis (Parirayena Hospital). Ook hier geen bordje met het WHO logo te bekennen. Bij een gebouw waar de verf aan het afbladeren was en patienten naar binnen liepen, zei de taxichauffeur dat de WHO hier gehuisvest was. Alleen een bordje met ‘WHO-parking’ deed vermoeden dat hij inderdaad gelijk had. Na een paar gangen en trappen kwam ik inderdaad bij het WHO kantoor. Dit is het ‘regionale’ WHO kantoor voor Afrika: WHO AFRO. Vroeger was dit gevestigd in Brazzaville, Congo, maar door de burgeroorlog daar, is het kantoor al drie jaar ‘tijdelijk’ naar Harare verplaatst. Het was inderdaad goed te zien dat dit een tijdelijke oplossing was. Geen airconditioned gebouwen, maar kamertjes waar 4-6 mensen dicht op elkaar zitten. Veel dozen met archieven in de gang en knusse keukentjes die als kantine dienden. De cola die ik bestelde kwam uit een literfles. Erg ongewoon in Afrika waar de markt overspoeld is met kleine Coca Cola en Fanta flesjes. Wat verder nog opviel was dat de omgangstaal vooral Frans is. Gelukkig waren de meeste mensen tweetalig.

Ook dit keer liep mijn bezoek niet vlekkeloos. De persoon die ik moest zien, Mac Otten, zat in een workshop en ik ontmoette hem pas aan het eind van de middag. Na een korte briefing, ben ik meegegaan naar zijn huis en heb daar ‘s avonds gegeten. De volgende ochtend mee naar de workshop voor ‘laboratory directors’ van de 15 virologische laboratoria in Afrika die betrokken zijn in het polioprogramma. Het was leuk te zien, hoe snel je de groep mensen leert kennen die hierbij betrokken zijn. Naast Mac, kende ik Keith Shaba (AFRO) ook van de workshop in Livingstone afgelopen maart. Charles, de laborant uit Uganda was destijds ook in Livingstone aanwezig. Dr. Monze, de viroloog van UTH, kende ik natuurlijk van Zambia. Verder was een Amerikaanse consultant van CDC Atlanta in de meeting. Hij was ook in Genève gedurende de training begin dit jaar. Van het WHO hoofdkantoor Genève was verder nog een viroloog, David Featherstone, die ik vorig jaar tijdens mijn eerste oriëntatie bij de WHO al had ontmoet. De vergadering werd voorgezeten door Prof. Nkrumah en Prof. Tomori. De eerste had ik al eens in Cape Coast gezien tijdens een training. Hij is de zoon van de eerste Ghanese president, Kwame Nkrumah. De leukste ontmoeting was met Prof. Tomori. Hij heeft een bijdrage geschreven voor het boek van de Nederlandse Vereniging voor Tropische Geneeskunde, dat ik vorig jaar had samengesteld. Ik had ooit een bijdrage van hem op een discussielijst op het internet gelezen. Ik vond het een erg scherp verhaal en vroeg hem in december of hij een stukje wilde schrijven over de betrokkenheid van westerse organisaties in research in de tropen. Omdat ik niet wist of hij man of vrouw was, begon ik m’n maitje met ‘dear sir/madam’. Zijn eerste reactie was ‘I’m of the male gender’ (‘Ik ben van het mannelijke geslacht’). Pas later schreef hij dat hij in het WHO AFRO kantoor werkte. In Genève zag ik zijn naam op een overhead staan en wist dus dat hij ook in het polioprogramma werkte. Deze zomer had ik hem het boekje toegestuurd en hem bedankt voor zijn bijdrage. Je kunt je voorstellen hoe grappig het was om elkaar nu in levende lijve te zien.

Vrijdagmiddag vloog ik door naar Zambia met Aero Zambia. De businessclass in het vliegtuig van Aero Zambia had 12 stoelen. Voor me zat, bleek al snel, een VIP. Mensen kwamen handjes schudden, stewardessen deden zenuwachtig en een ‘entourage’ was bij hem. De persoon naast hem, waarschijnlijk een MP/parlementslid, vertelde hem dat hij voor zijn dorp een community centre wilde bouwen, de anderen zaten ook voortdurend als vliegen om hem heen of lachten hard mee om zijn grapjes. In Lusaka stond een militaire afvaardiging en de tv hem op te wachten. Toen wij het vliegtuig verlieten zei hij tegen een van zijn volgelingen ‘Be ready for any questions!’. De volgende dag las ik in de krant dat de minister van buitenlandse zaken een bezoek aan zijn collega in Zimbabwe had gemaakt, in verband met de DR Congo crisis.

Maandagmiddag rapporteerde ik me bij de WHO en het Central Board of Health (CBOH). Men was niet op de hoogte van mijn komst. Zoals gewoonlijk. We proberen nu de training van de surveillance officers van de grond te krijgen. Deze gaat waarschijnlijk volgende week van start. Ondertussen kan ik het trainingsmateriaal voorbereiden en wat bijpraten. Ik heb een leeg kamertje in het WHO kantoor gevonden en heb nu eindelijk eens een rustig plekje om te werken. Bovendien een mooi uitzicht over Lusaka, zo 6 hoog, en ook tijd om deze brief even te schrijven.

maandag 4 mei 1998

13. Brendah Mubanga



’s Middags ging ik op de fiets naar Kaombe om Brendah op te zoeken. Ze werkt niet meer voor de dokters in Chilonga. Ik had met Joseph Mwila afgesproken. We gingen eerst bij zijn neef op bezoek. Deze was ziek uit Luanshya gekomen met aids. In het huis zaten 5 oude vrouwen aan zijn bed, waaronder de moeder van deze man. De moeder was de zus van Joseph, zo’n 60 jaar oud. De man zelf 42 jaar. Hij was niet meer bij kennis en lag te rochelen. Ik denk niet dat hij de avond nog gehaald heeft. We konden redelijk open over aids praten en volgens Joseph is dat nu niet meer zo’n taboe dan 6 jaar geleden.
met Brendah
Brendah met haar zelfgemaakte wijn
Bij Brendah heb ik een uurtje in huis gezeten. Ze was al op de hoogte dat ik zou komen. Zo’n bericht gaat als een lopend vuurtje. Het was erg leuk om haar weer te zien. We hebben over haar kinderen en over Florence, Douwe en Koen gepraat. Zij heeft zelf ook twee kinderen Julian en Peter. Julian zit nog op school, in de hoogste klas van Chinsali Girls School. Peter was van school gegaan omdat ze de schoolbijdragen niet meer kon betalen. We zullen proberen om hem weer op school te krijgen. Ik had gehoord dat Brendah nog wel eens ziek was, maar het viel me gelukkig niet tegen hoe ze eruit zag. Ze probeert nu een beetje rond te komen van wat kleine handel in sigaretten en wijn. De wijn maakt ze van gist en suiker. Ik heb ook een glaasje geproefd: niet onaardig, maar ook niet bijzonder.
De zonsondergang, tijdens het terugfietsen naar Chilonga
Zondag kwam Tuesday Chandwe me ophalen met een busje. Ook hij was magerder geworden, maar dat kwam volgens hem omdat hij heel hard werkt. Hij heeft samen met een businessman een privékliniekje opgezet en voor zo’n 15.000 gulden geïnvesteerd. Het was een aardig kliniekje en zo naar zijn boeken kijkend, doet hij het goed. Er zit een laboratorium bij. Hij heeft zuurstof, etc. Patiënten betalen gemiddeld zo’n 10 gulden en hij ziet er 10 per dag.
Ook in Mpika bezocht ik nog verschillende mensen. In Mpika ziekenhuis kwam ik Prisca Bwalya tegen, een verpleegkundige uit Chilonga. Haar moeder, Hildah, bezocht ik later in Tazara. Ze was verbaasd en herkende me eerst niet. Ze zaten op de bank naar voetbal te kijken. Het Zambiaanse voetbalteam speelde tegen Angola in Luando. Eigenlijk hadden ze de dag ervoor moeten spelen, maar het Aero Zambia vliegtuig kon niet vertrekken, omdat - zo stond in de krant - "the battery was flat". Naast Hildah, zat haar zoon Eddie, die mentaal niet helemaal goed was. Hij zat een beetje voor zich uit te staren. Het zoontje van Prisca was ook in huis, en was erg ondervoed. Hij hoestte al een tijd en had diarree. Duidelijk een kindje met aids. Hildah was erg oud geworden, en bezorgd natuurlijk. Een zieke zoon, een ziek kleinkind. Haar haren waren grijs.
Verder ging ik nog naar het huis van de Chandwe's, naar Mr. Daka, een leraar uit Tazara die vroeger met het aids-programma hielp en een businessman, Mr. Mwape, die Chandwe's kliniek financiert. Via hem kon ik gemakkelijk aan een eerste klas ticket komen, en hoorde dat de trein later zou arriveren. Ik kon dus gewoon tv blijven kijken en hoefde niet uren op het station te wachten. De reden van de vertraging was volgens mijn medepassagier dat in Kasama de politie die achter een dief aan zat en had geschoten op twee mensen die onder de trein kropen. Dit waren echter electriciens die de trein inspecteerden! Ze zijn naar het ziekenhuis afgevoerd.
In Kapiri Mposhi kwam ik Theresa Chama tegen. Ik had haar in Chilonga ziekenhuis al gezien en zij was in Chilonga Railway Station ingestapt. Theresa was een student nurse in de tijd dat wij in Chilonga werkten en is later met een Oegandees getrouwd. Een paar jaar geleden vertrokken ze naar de VS, en daar heeft ze haar verpleegkundige diploma gehaald. Het was erg leuk om met haar te praten, vooral omdat ze nu ook een paar jaar in een ander land woonde en met andere ogen naar Zambia keek. Met haar dollars bouwt ze nu een huis in Malama voor haar familie. Ze miste de Zambiaanse gezelligheid vreselijk en was blij weer eens nshima te eten. Voor mij was het bezoek aan Chilonga ook een soort thuiskomst. Ook al realiseer je dat je op een heel bijzondere plek bent, is het toch niet vreemd. Zo vertrouwd. Een beetje heimwee heb ik wel gekregen.


12. Terug naar Chilonga

Met een van de Chilonga-dokters, Jannemiek, had ik afgesproken om op 1 mei met haar mee te rijden naar Chilonga. Een nieuwe ziekenhuisauto die al in Lusaka was, bleek echter niet door Interpol vrijgegeven, dus we zaten zonder vervoer. Met Piet Reijer, ook ex-Chilonga-dokter, konden we meerijden tot aan Kapiri Mposhi. drie generaties Chilonga in de auto (‘80-’82; ‘89-’92 en ‘96-nu).

Tazara railways, trein van Kapiri naar Mpika
In Kapiri bleek de eerste en tweede klas tickets al verkocht te zijn, dus waren we genoodzaakt om derde klas te reizen. De trein vertrok exact om 14.27! Het was de sneltrein, de TAZARA-express naar Dar es Salaam, en stopte alleen in Mkushi en Serenje, voordat we Mpika aandeden. De trein was niet al te vol, alhoewel de portieken wel een beetje ‘packed’ waren. We konden gelukkig zitplaatsen veroveren in de derde klas. Eigenlijk doet deze trein niet onder voor een Europese trein. Alleen de snelheid is echt Afrikaans, met een gangetje van zo’n 70 km per uur. Ook de restauratiewagen was aangenaam, waar we kip met patat aten en een Tanzaniaans biertje dronken. Na 8 uur treinen, waren we in Tazara en stond de ziekenhuisauto ons op te wachten om ons naar Chilonga te brengen. 
Kopa, mijn gids van de dag
’s Ochtends liep ik met Jannemiek naar het ziekenhuis en werd al snel door allerlei mensen begroet. Ik geloof dat Anna Mulaita de eerste was. Binnen een minuut kwamen Josephine en anderen van de OPD gerend en zo ging het eigenlijk de hele dag door. ‘Ba Geradi, bashimubanga’. ‘How is Florence?’ ‘How is Mubanga?’ ‘How is Koen?’. Het duurde bijna een uur voordat ik langs de portier het ziekenhuis in ging. Op de MCH kwam ik Kopa tegen, de dochter van een chief, die destijds student nurse was. Nu is ze student midwife. Zij vertelde me een beetje hoe het de afgelopen jaren gegaan was. De verhalen van de crisistijden, gossips, etc. Met haar streepte ik ook af wie er niet meer waren: Martha Mutale, Victoria, Shilunguta, Annie Lambwe, Stella Musonda. Alle andere staf was overgeplaatst naar andere ziekenhuizen na de grote conflicten binnen Chilonga. De minister heeft daar zelf een paar jaar geleden voor gezorgd.

Ward 5, de vrouwenafdeling
Sterilisatiepannen
Het ziekenhuis was leeg. De afdelingen 1 en 4 waren gesloten vanwege tekort aan personeel, zodat 2 en 5 gemengde interne en chirurgische afdelingen waren, maar zelfs dan nog maar half bezet. Op de kinderafdeling lagen zo’n 15 kinderen. De nieuwe maternity ward zag er prachtig uit, maar ook hier weinig vrouwen. De oude ward 6 was veranderd in een ‘Annex’; zwangeren met hoog risico wachten hier tot ze gaan bevallen. De oude verloskamer is de ingang van de Annex geworden. Dit was de plek waar Florence bevallen en Douwe geboren is. Er was tevens een klein kamertje voor echografie gebouwd. De nursery, een kamertje waar vroeger 3 incubators en 5 bedjes stonden voor te vroeg geboren kinderen, was nu een kamertje met een bed, waar staf opgenomen werd.
Sr. Kathleen's kaartjes
Trolley met patient files op kraamafdeling
Opvallend is dat er toch niet zo veel veranderd is. Zelfs Sr. Kathleen’s kaartjes waren nog overal aanwezig. Het ziekenhuis zat nog goed in de verf en zag er als vanouds uit. Toch is het ook een beetje teleurstellend dat er weinig veranderd is. Op de TB afdeling kwam ik dezelfde scheuren in de muur tegen. Men moet volgens mij een paar rigoreuze veranderingen doorvoeren, want andere dingen zijn wel veranderd. Zo heeft Mpika ziekenhuis een nieuwe uitbouw gekregen, met een operatiekamer. Als dit open is zal dit zeker effekt hebben op Chilonga. Mpika heeft nu ook 3 artsen, 2 Cubanen en een Zairees! Ik denk dat het ziekenhuis zich heel snel moet gaan specialiseren en verkleinen om nog een bestaansrecht te hebben. Transport is tegenwoordig zo duur, dat de bedden bijna niet bezet kunnen worden.
Joseph Mwila
Ook viel het me op, dat er zo weinig aids-patienten in het ziekenhuis lagen. Het beeld wat ik op mijn netvlies had, toen we weggingen uit Chilonga, was afdelingen vol met hoestende, magere patiënten met diarree. De home based care vangt wel een deel van deze patiënten op en je kan in het ziekenhuis maar beperkte dingen doen, maar toch. Joseph Mwila is met twee andere werkers verantwoordelijk voor het anti-aids programma. Op de muur van zijn kantoortje kwam ik dezelfde foto’s tegen, die we 6 jaar geleden achtergelaten hadden.

Wat is er verder nog veranderd? Niet veel denk ik. De twee scholen voor verpleegkundigen en verloskundigen zijn beide nog in bedrijf. Het klaslokaal wat we toen gepland hadden was gebouwd. Men was met de fundering bezig voor 6 nieuwe stafhuizen. Het oude kerkje was met de grond gelijk gemaakt. De visvijvers waren een mislukking, en nu echt bushy terrein geworden. Ook de kippenhokken stonden leeg. Vorig jaar was het niet meer rendabel geweest, na grote sterfte onder de kippen. Van het zwembad was alleen nog een groot betonnen gat over, met veel scheuren erin. Een klein beetje verval, wat zeker te verwachten was na het vertrek van de Ierse nonnen (Sr. Josephine), maar over het algemeen was het allemaal nog in goede staat.
De tuberculoseafdeling (ward 8)
Een arts op de Koninginnedag-vergadering waarschuwde al, dat zo’n bezoekje goed is voor je ego. Ik moet toegeven dat het goed deed om de mensen terug te zien, de verhalen te horen van de goede indruk die we achtergelaten hadden. Ook veel patiënten kenden me nog. Een moeder op de kinderafdeling vertelde dat haar dochtertje met een fractuur op ward 5 lag. Een patient met TB en aids op ward 8, wist mijn naam nog uit te spreken. Soms fluisterde iemand achter me ‘bashimubanga’. Het deed me inderdaad goed. 
Een bekende patiënt op de tuberculoseafdeling

vrijdag 1 mei 1998

11. Oranjebitter en haring op Koninginnedag in Afrika

Koninginnedag in Afrika is altijd speciaal. Een arts, Wilbert, die vroeger in Luwingu werkte, had zelfs een weekje vrij in Nederland genomen om dit alles in Lusaka mee te maken. Deze keer was de receptie ’s avonds bij de ambassadeur: een grote massa mensen in zijn tuin, zo’n paar honderd. Je botst voortdurend tegen een bekende aan en kletst de tijd zo vol. Zoals met Grainne, een medische student uit de Chilonga tijd, die nu als arts in Senanga werkt. Of met Piet Reijer die na 20 jaar nog steeds in Zambia zit. Het vertrouwde toosten ‘to the president of the Republic of Zambia’ en ‘to her majesty the Queen of the Netherlands’ en natuurlijk de volksliederen. Dit keer heb ik ze beide meegezongen en bleek ik vooral te struikelen over de oud-Nederlandse woorden van het Wilhelmus. Ik las trouwens deze week dat het Wilhelmus het oudste Europese volkslied is, uit 1573, dus misschien is dat de reden. Het welkomsdrankje was oranjebitter. Verder was er ook volop haring, paling, kaas en Heineken. De ambassadeur had lovende woorden over deze biergigant. De Nederlandse vlag was net niet vervangen door de Heineken, hoewel die wel volop in de tuin aanwezig was.

Zo rond een uur of 10 verschoof de party zich naar het huis van Rik, de sector specialist gezondheidszorg. Tot diep in de nacht geswingd op de disco muziek. Mijn gewoonte om als laatste de tent te verlaten, kwam weer even boven. Zo rond 3 uur bracht Ini ons naar Corina’s huis, waar Wilbert ook logeerde, en ik de sleutel van had. Corina was al eerder vertrokken.

De Dutch doctors meeting vond traditineel plaats op 29 april. De naam is veranderd in Dutch health workers and their counterparts meeting. Het stond vooral in het teken van de ‘health reforms’, de hervormingen in de gezondheidszorg die nu in volle gang zijn. Ik heb maar een klein gedeelte meegemaakt, omdat ik andere bezigheden had, maar hield nog wel een praatje over het polioprogramma.

Verder hebben we op 30 april een marathonzitting gehouden om kandidaten voor de nationale en regionale surveillance officers te interviewen. Een totaal van 15 kandidaten verscheen voor het panel van vier. Van 9 tot 6 uur zijn we bijna non-stop bezig geweest. Gelukkig zaten er goede kandidaten tussen en hebben we nu vijf voorgedragen (met een paar als reserve) aan het WHO-AFRO kantoor  in Harare voor goedkeuring. Er zit dus schot in het programma. Eindelijk.

woensdag 22 april 1998

10. Your problems are better than ours

De belangrijkste reden om eens in Mwinilunga te gaan kijken was vanwege het feit dat hier 3 jaar geleden nog polio vastgesteld is. Dit was in het noorden van het district. Na overleg met het District Health Office kon ik een auto meekrijgen naar Kalene Hill Hospital, zo'n 100 km van de boma. Deze naam wordt nog steeds gebruikt voor de districtshoofdstad en betekent British Overseas Miliary Administration! Tot enkele weken geleden had het hier nog hard geregend, maar nu warn een aantal wegen weer begaanbaar. Er waren wel een aantal bruggen weggespoeld en nieuwe wegen ontstaan, doordat oude soms totaal weggespoeld waren en diepe geulen achter hadden gelaten van zo'n 30-50 cm diep. 

Tolboom
Bij één zo’n plek stonden 3 jongens die er een tolweg van gemaakt hadden. Ze hadden zelf een nieuwe weg gekapt en een slagboom gemaakt. Het kostte wat overleg maar we konden toch gewoon door, steeds dieper de bush in. Bij één zo’n zijpad kwamen we dan toch vast te zitten. Men had daar duidelijk veel ervaring mee. Iemand werd weggestuurd voor hulp die even later terugkwam met een paar mensen en een schop. De wielen werden uitgegraven, de auto opgekrikt en boompjes omgekapt om een aantal balkjes onder de wielen te leggen. Daarna was de auto zo los. 
Rond half 4 waren we in het missieziekenhuis, een 200-bed ziekenhuis in de middle of nowhere. De Canadese administrateur die hoorde dat we van het CBoH waren begon gelijk een klaagzang over het niet betalen van staf. Toen we zeiden dat we in het kader van het polioeradicatieprogramma kwamen, begon hij zich te verdedigen en vertelde dat ze alle kinderen vaccineerden, zo goed werk deden om oude polio gevallen weer op de been te brengen, etc. Het was een slechte ontvangst. Gelukkig waren andere mensen meer behulpzaam. Van de government officials hoorde ik later ook dat samenwerking met hen erg moeilijk is. Waarschijnlijk hebben deze mensen juist zo’n afgelaten plek opgezocht om hun eigen agenda en ideeën te volgen. Het ziekenhuis heeft veel toeloop uit Angola en Congo, wat op enkele kms afstand ligt: een soort drielandenpunt dus. Men had zelfs een eigen airstrip aangelegd en een eigen vliegtuigje + piloot. De helft van het jaar is het overland niet bereikbaar vanwege de regens!
Bijzondere bagagedrager
De terugweg ging moeiteloos. Wel weer een bijzondere ervaring, om zo tegen zonsondergang langs alle dorpjes te rijden: de schreeuwende kinderen. Wat later toen het al donker was de lichten van de vuurtjes voor de hutten, de geuren van houtskool, en de prachtige sterrenhemel. Het was een mooie tocht. Rond 9 uur waren we terug. Voor mij ook een geslaagde missie want het liet me zien dat er nogal wat cross-border activiteiten zijn. Men had eind vorig jaar nog 5 kinderen gezien met post-polio; verlammingen die zo’n 6-12 maanden oud waren. Polio bestaat dus nog in deze hoek. Ook discussie met Belgische artsen in het districtsziekenhuis liet zien dat er toch nog wel eens verdacht polio binnenkomt. Ze waren niet zo op de hoogte hoe dit te rapporteren en te onderzoeken en ik heb dit kunnen uitleggen. Ben dus benieuws wat dit gaat opleveren in het laboratorium.
De overnachtingen bracht ik door in Lunga Bridge Guesthouse, idyllisch gelegen aan de Lunga rivier. Twee landbouw officers, die daar zaten te drinken, bleken een tijdje in Wageningen een cursus gevolgd te hebben. De understatement die één van hen uit Nederland had meegenomen, kan ik je niet onthouden, namelijk: “Your problems are better than ours”…

maandag 20 april 1998

9. In de bus naar Kitwe met video "Speed" met Dennis Hopper op

Deze week heb ik gepland om twee distrikten in de noord-west hoek van Zambia te bezoeken. Ik had gedacht om het in een paar dagen te doen, maar het transport valt een beetje tegen. Van het ministerie kon ik op zo'n korte termijn geen vervoer krijgen en bovendien leek het me ook wel wat om met het openbaar vervoer te gaan.
Het duurt even voordat deze bus vol is.
Zondag, gisteren, begon ik m'n reis. Om half 8 was ik op het grote busstation in Lusaka en werd ik al voor het station opgewacht door 'call boys', die je in een van de vele bussen moeten loodsen. De ‘coach met video’ sprak me wel aan. Het was inderdaad een prachtige bus met video. Twee speelfilms werden tijdens de reis naar Kitwe gedraaid. De tweede film was "Speed" met Dennis Hopper, waar een maniak een bom in een bus plaatst en de bus met hoge snelheid allerlei gevaarlijke capriolen doorstaat. Als je even vanuit de bus naar beneden keek, kon je kijken wat er in werkelijkheid gebeurde. Het was een tamelijk veilige en vooral aangename rit. Rond het middaguur waren we in Kitwe en een uur later ging een minibusje naar Solwezi. Even stond ik op het punt van bus te verwisselen, omdat naast het minibusje nog een grotere bus stond, die naar Mwinilunga ging, mijn eindbestemming. Men hield me er gelukkig vanaf. De bus bleek al twee dagen aan het "laden" en was nog wel één of twee dagen bezig voordat de bus vol zou zijn. De achterbank van het minibusje was bezet met een fanatieke jeugdclub, die religieuze songs zongen. De reis verliep voorspoedig. Onderweg werd nog een keertje een tros bananen ingeslagen en voor K100 per vier doorverkocht in de bus. De 'underfives' kregen allemaal een banaantje toegestopt.

In Solwezi was geen transport. Ik kon in het missie guesthouse overnachten. De volgende ochtend ging ik al om half 7 naar het busstation. Men had me verteld dat dat de beste tijd was om 's maandags vervoer naar Mwinilunga te krijgen. Het busje had nog maar een paar mensen. Om 8 uur zat er nog geen schot in en ben ik een paar uurtjes naar het District Health Office gegaan. Het is inmiddels 11 uur en we wachten nog steeds op een ‘paar’ meer mensen. Het busje moet echt stampvol zijn, anders is het blijkbaar niet rendabel. Dat wordt avond voordat we in Mwinilunga zijn. Ik praatte net een tijdje met een teacher uit Chama district (ligt tegen Malawi-grens). Haar man is overgeplaatst naar Mwinilunga en het kost haar bijna een week reizen om hem op te zoeken! Ik maak me ook maar niet al te druk. Het is wel eens goed om dit allemaal te ervaren.
panne
Half twaalf was de auto 'packed' en vertrokken we. Tenminste als er benzine in de tank had gezeten. Geen druppel dus! Geen ramp, met een paar jerrycannetjes naar de pomp en de auto startte nu wel. Bij de BP nog even de tank echt volgegooid, de banden opgepompt en om 12 uur waren we onderweg. Echter niet voor lang, want vijf minuten later stonden we stil. De aandrijfas (shaft?) was afgebroken. Waarschijnlijk toch een beetje overbeladen. Het defekte stuk werd losgeschroefd, iemand naar town gestuurd, die even later met een taxi terugkwam en weer vertrok om het afgebroken stuk te lassen. Het oponthoud viel uiteindelijk erg mee, want na een uurtje kwam een auto terug om het gerepareerde onderdeel af te leveren, en rond tweeën reden we weer. ..Met een extra passagier aan boord, bleek al snel. Hoe en waar ze in de auto was gekomen was niet helemaal duidelijk, maar het verhaal was dat haar man een paar maanden geleden naar Mwinilunga was verdwenen. Nu had deze man zijn broer gestuurd om zijn kind van een jaar of 5 op te halen. Zijn vrouw wilde in ieder geval zien waar haar kind naar toe ging en misschien ook met wie haar man nu was. Waarschijnlijk was er nog wel een en ander uit te leggen. De broer had echter geen reisgeld voor de vrouw en de buschauffeur wilde haar niet zo maar meenemen. Bij de eerste politiepost moest de politie uiteindelijk interveniëren en kon de vrouw toch mee. Verder geen bijzonderheden te melden van deze reis en we arriveerden nog net voor donker in Mwinilunga.
Een verstekeling aan boord