zondag 8 september 2019

Zorg en Hoop

 
Midden in Paramaribo, in de wijk ‘Zorg en Hoop’, ligt het vliegveld met dezelfde naam. Hier vertrekken vliegtuigjes naar het binnenland, vooral naar plaatsen in het district Sipaliwini. Sipaliwini is het grootste district (provincie) van Suriname en omvat zo’n 80% van het hele land. Drie keer zo groot als Nederland! Het bestaat vooral uit regenwoud. Er wonen slechts 37.000 mensen. Een deel van dit gebied hadden we de eerste week al bezocht. Nu gaan we met een vliegtuigje nog verder het binnenland in, waar de oorspronkelijke bewoners van Suriname wonen, de indianen of Amerindianen.
In de wachtruimte zien we dat een man met een motor-trekkertje een vliegtuig uit de hangar trekt. Het is ons vliegtuig. Voor geïnteresseerden: een Caravan, met plek voor 12 passagiers. Het vliegtuig heeft maar een beperkt laadvermogen. In Nederland moesten we daarom ons gewicht al doorgeven. Elke passagier mag maximaal 8 kg meenemen. Spannend dus als de reisbegeleider de namen opleest voor het wegen. Wij zijn het tweede clubje van zes die de wachtruimte uitgaat, om vervolgens met z’n zessen, inclusief bagage, op een grote weegschaal te staan: 520 kg. Het kan er blijkbaar mee door. 
Daarna krijgen we in de vertrekruimte de vliegtuigmaaltijd: een broodje kaas en een beker ranja. Ja hoor, het is een echte vlucht! En dan mogen we boarden. Al snel laten we Paramaribo achter ons en volgen de Surinamerivier tot het Brokopondo(stuw)meer en zien daarna de dorpjes langs de Boven-Surinamerivier waar we een week eerder waren. En dan alleen nog boomtoppen met een paar grote heuvels/bergen en zo nu en dan een rivier of kreek. Ik vraag me enigszins bezorgd af wat er zou gebeuren als de piloot onwel wordt. De stoel naast hem is namelijk leeg. ‘Zorg en hoop’…, het beste er maar van hopen. En het gaat goed. Al snel hobbelen we over de graspollen van de landingsbaan van het Vincent Fayks vliegveld van Palumeu. De airstrip, want meer is het niet, is genoemd naar een van de twee piloten die hier in 1959 crashten. Volgens onze gids weigerde een van de motoren van het tweemotorige vliegtuigje. In plaats van terug te keren naar Paramaribo, besloten ze op de Tapanohony-rivier te landen, maar door de lage waterstand raakte het vliegtuig een rots in het water. Twee piloten is dus ook geen garantie voor een veilige vlucht. Wij applaudisseren voor onze piloot, een teken dat ook anderen het wel spannend vonden. De piloot schuift het Winnie the Poeh-zonnescherm opzij en zet de motor uit. Het grondpersoneel staat met kruiwagens al klaar om onze bagage naar de ‘aankomsthal’ te brengen.
Het uitgestrekte Amazoneregenwoud

Winnie the Poeh-zonnescherm voor de piloot
De aankomsthal / hut
Het is het begin van een onvergetelijk verblijf in het regenwoud. We wandelen vele uren met Henk, onze gids, door het bos en leren van alles over bomen, planten en insecten. We staan stil bij een luchtwortel. Terwijl Henk uitlegt wat het verschil is tussen een luchtwortel (groeit naar beneden) en een liaan (groeit omhoog), begint Florence ineens te gillen. Ze heeft waarschijnlijk tijdens het stilstaan met haar stok een wespennest aangetikt. Als Spitfires vallen de wespen haar aan. “Rennen” is het commando van Henk en Florence rent verdwaasd het pad in. Wij rennen het pad terug, ook allebei een keer geraakt door zo’n scherpe steek. Met een boog lopen we om het wespennest heen, terug naar de groep, waar Henk antiwespensteekzalf op de beten van Florence doet. 
Een van de boosdoeners
Een andere dag zien we een andere actie van Henk. Nadat hij eerst een paar kleine visjes aan de rivierkant heeft gevangen, gaan we naar een stroomversnelling. De visjes dienen als aas om een grotere aan de haak te slaan. Helemaal in zijn sas, klimt Henk behendig over de rotsen om in de poeltjes te hengelen. En dan zie ik hem in verte een vis ophouden en een tel later slaat hij met een stok de vis dood. En ook de volgende. Met de derde vis zie ik hem worstelen. Even later is hij terug en vertelt dat de haak gebroken is. Deze laatste vis was ongeveer 5 kg, maar de anjoumaravissen, want zo heten ze, kunnen ook wel 20 kg wegen. Je moet een krachtpatser zijn om zo één binnen te halen.
Deze kans liet ik me niet voorbij gaan.
In Palumeu wonen ongeveer 300 Amerindianen. Zij leven nog steeds van de jacht, de visserij en van de kostgrondjes. Dit zijn kaalgekapte gebieden in het regenwoud voor de verbouw van vooral cassave, het stapelvoedsel van de indianen. Na een paar jaar is de grond uitgeput en wordt het twintig jaar onbebouwd gelaten. Snel groeit er dan weer een dicht (secundair) bos. Het jagen heeft tot gevolg dat er nog maar weinig dieren zijn. We hebben zelfs geen aap gezien, want ook die worden gegeten. Ik vroeg Henk nog of ze geen kippen konden ‘kweken’. Dat bleek men al geprobeerd te hebben. Maar deze kippen worden dan gezien als huisdieren en niet meer gegeten. Nee, de kip in Palumeu komt uit de stad, van de Chinese supermarkt.
Tot onze opluchting was het vliegtuig voor de terugreis bemand met twee piloten, die ons veilig terug bracht naar Zorg en Hoop. En nu, een dag later, zitten we in een Boeing 747, van Zanderij onderweg naar Schiphol. Geen idee hoeveel piloten in de cockpit zitten en ook niet hoeveel passagiers in het vliegtuig. Het heeft allemaal z’n eigen charme.
Insecten soorten genoeg in het 'bos'.
Zoekplaatje
Vruchtjes die als kleurstof worden gebruikt door de Trio indianen.