woensdag 2 november 2022

Luipaarden in Etosha

De kilometerteller staat op 4700 als we de 4WD vandaag terugbrengen naar de garage. De meeste kilometers hebben we afgelegd op gravel of zand, de laatste 50 km voor het eerst op een vierbaans snelweg. Namibië is een groot land, anderhalf keer zo groot als Frankrijk. Er wonen maar 2,6 miljoen mensen. Gisteren kwamen we op een strook van 120 km welgeteld twee tegenliggers tegen. De jongeman die bij de afslag stond, hebben we maar meegenomen, ondanks het advies van de Namibische reisorganisatie geen lifters mee te nemen. Hij werkte in de bush om houtskool te maken. Twintig kilometer voor de Waterberg camping stopten we voor een vrouw met een kindje op haar rug. Ze sprak geen Engels. Bij de afslag naar de camping wilde ze niet uit de auto. We reden daarom maar even door naar de camping, waar duidelijk werd dat ze een paar kilometer verder afgezet moest worden, buiten het afgezette resort terrein. Vanochtend checkten we nog even: ze had de vorige dag gelukkig een vervolg-lift gekregen.

Vorige week waren we drie dagen in Etosha. Dit nationaal park in het noorden van Namibië, de helft van Nederland, is volledig omheind. We reden van west naar oost, over de 355 km lange ‘hoofdzandweg’. Springbokken, giraffen en zebra’s zie je hier in overvloed. Bij een waterpoel kwam een kudde olifanten in draf aangerend om water te drinken en zich nat te spuiten. Een mooi gezicht. 

Ik werd wat onrustiger toen ineens naast de weg een grote olifant opdook. Rustig schopte hij met z’n poot het droge gras los en sloeg het met z’n slurf naar binnen. Ik ben toch maar even helemaal naar de andere kant van de weg gegaan om er langs te rijden. Met één beweging had hij – het was een bull – de auto kunnen raken. 

Onze highlight was op de laatste dag in het park. We stopten bij een auto die langs de kant stil stond. Twee mensen tuurden met een verrekijker in de verte. Ze hadden drie luipaarden gespot, die achter elkaar door het gras liepen. We volgden ze - het waren jachtluipaarden (cheetahs) - een half uur, langzaam meerijdend in onze auto’s. Het aantal volgauto’s werd steeds groter.




Na de Eerste Wereldoorlog werd Namibië een mandaatgebied van Zuid-Afrika. In de jaren zestig voerde Zuid-Afrika, net zoals in haar eigen land, hier het systeem van thuislanden in. Elke bevolkingsgroep kreeg een reservaat toegewezen, een bantoestan, waar de zwarte en gekleurde bevolking moest wonen. Het waren veelal droge, dorre, onvruchtbare stukken. De oorspronkelijke bevolking kreeg slechts 40% van het land, het overige meer vruchtbare land ging naar het blanke deel van de bevolking. Met de onafhankelijkheid van Namibië in 1990 werden de thuislanden afgeschaft. De namen blijven nog wel hardnekkig aanwezig in de reisgidsen, zoals Damaraland en Kaokoveld.

Rotstekeningen van de Damara.

Rotsgravures van de san (bushmen)
De meest bijzondere plek was wel Opuwo. Een plaatsje in het noordwesten van Namibië met vooral Himba’s en Herero’s. Deze bevolkingsgroepen hebben vrijwel dezelfde taal, maar totaal verschillende kleding en outlook. De Himbavrouwen bedekken hun borsten niet en smeren zich in met oker, waardoor de huid rood wordt. Het beschermt hen ook tegen de zon. Het gevlochten haar wordt ingesmeerd met geitenvet en oker. Getrouwde vrouwen dragen daarbij nog een kleine kroon van geitenvel op hun hoofd.

Bezoek aan een Himba village


Na het bezoek gaf de gids meel, rijst en olie aan het dorp. De kinderen waren vooral dol op het ijs.
De Hererovrouwen liepen oorspronkelijk ook met ontbloot bovenlichaam, maar Duitse missionarissen bevalen hen zich te kleden volgens de geldende Europese mode. Vandaag de dag lopen vooral oudere vrouwen nog in deze Victoriaanse jurken met daaronder vele onderrokken, en op hun hoofd een dwarsgeplaatste grote hoed, die de hoorns van de koe symboliseert.

Namibië heeft ons verrast: ontzettend aardige mensen, geweldige natuur, mooie zonsondergangen, fantastische campings met braaigelegenheid, elektriciteit en vaak een eigen douche en toilet. Het stond op mijn bucketlist en ik denk dat ik het er gewoon op laat staan!



Secretarisvogel

zaterdag 22 oktober 2022

Hendrik Witbooi

In 1884 begint Hendrik Witbooi met zijn Nama-volk aan een trektocht naar het vruchtbare noorden om de droogte van de Kalahari-woestijn te ontvluchten. Tegelijkertijd gaat zo’n honderd kilometer verderop de keizerlijke afgevaardigde dr. Göring aan land in de nieuwe Duitse kolonie Zuidwest-Afrika, het huidige Namibië. Wat volgt, beschrijft Conny Braam in haar boek ‘Ik ben Hendrik Witbooi’. Het boek was voor mij een ‘must’ omdat Namibië bovenaan m’n bucketlijst stond, en Conny Braam mijn favoriete schrijver is. Ik las het vorig jaar met verbazing, ontroering, boosheid en verdriet. Eerst dacht ik nog dat het verhaal op veel fictie gebaseerd was, maar het werd al snel duidelijk dat de feiten klopten. Uiteraard met de vrijheid van de schrijver om personen tot leven te brengen in gesprekken en in overpeinzingen.

Kalahari Anib Campsite

Mijn bucketlijst is kleiner geworden, want we reizen nu met een 4 wheel drive met daktent door Namibië! Het boek is mee. En Witbooi reist ook mee, want drie van de vijf Namibische dollarbiljetten (vroeger alle vijf) dragen zijn beeltenis.

Vanuit Windhoek vertrekken we naar het zuiden. Tien kilometer buiten de stad ligt Heroes’ Acre (heldenakker), met een gedenkteken voor de slachtoffers van de onafhankelijkheidsoorlog. Namibië werd pas in 1990 onafhankelijk. Via een kronkelend zijweggetje komen we bij een groot hek, waar eerst nog wat papierwerk verricht moet worden en daarna lopen we in de verzengende hitte de trappen omhoog naar de marmeren obelisk en een 8 meter hoog standbeeld, gebouwd door Noord-Koreanen. Als we langs een aantal heldengraven lopen, staan we ineens voor de steen van Hendrik Witbooi. De eerste op de bovenste rij!

Bij het heldengraf van Hendrik Witbooi op Heroes' Acre

De volgende dag rijden we langs Rehoboth en Gibeon. Plaatsen met Bijbelse namen die me bekend zijn uit het boek. De Witboois werden midden negentiende eeuw door de blanken Zuid-Afrika uitgedreven en hadden zich in een vlakte van de Kalahari-woestijn gevestigd. Ze noemden de plaats Khata-tsûs: de plek waar het voor boogschutters (lees: andere stammen) onveilig is. Een zendeling herdoopte de plaats later tot Gibeon en gaf de Witboois allemaal Europese voornamen. Maar ook in Gibeon is het droog en men trekt verder naar betere oorden.

Er volgen twintig jaren confrontaties met de Duitse bezetter, die eerst via concessies het land wil bezitten, maar later via veldslagen de bevolking probeert uit te roeien. In 1905, Hendrik is een jaar eerder al doodgeschoten, worden de Witboois, maar ook andere bevolkingsgroepen zoals de Herero, in concentratiekampen opgesloten. Eerst in de buurt van Windhoek, maar omdat de bewoners klagen over stankoverlast, transporteert men hen naar Shark (haaien)-eiland bij Lüderitz. Veel mensen sterven van de kou, ziekte of honger. Een arts vindt het medisch interessant om de schedels in Duitsland te onderzoeken. Dat gebeurt ook met een van de laatste Witbooi-leiders. De schedel van Kornelius Fredericks wordt een eeuw later door een Berlijns museum teruggegeven aan Namibië. 

Bij het monument op Shark-eiland staan we stil bij de afgrijselijke periode die me sinds het lezen van het boek pas bekend is. Vorig jaar heeft Duitsland de genocide officieel erkend en een bedrag van 1,3 miljard euro beschikbaar gesteld om in de toekomst van Namibië te investeren.

Buiten Lüderitz bezoeken we nog Kolmanskop, nu een ghost town. In de jaren twintig van de vorige eeuw werd dit dorp in de woestijn gebouwd. Alle moderne voorzieningen van die tijd waren voorhanden: elektriciteit, een bioscoop (met stomme film), een ziekenhuis met röntgenapparaat, een kegelbaan en zelfs een ijsfabriek. Zoet water werd in vaten aangelverd uit Zuid-Afrika, het laatste stuk via een spoorlijntje tussen Lüderitz en Kolmanskop. De reden voor de bouw van dit dorp op deze merkwaardige plek was de vondst van diamanten, op het strand. Op het hoogtepunt woonden hier vierhonderd Duitsers, waaronder 45 schoolgaande kinderen. Maar zo snel het kwam, zo snel verdwenen de mensen ook weer. De huizen raakten deels bedolven onder het woestijnzand, wat de achtergebleven inboedel goed conserveerde. Het dorp is nu een leuke trekpleister voor toeristen en wordt ook regelmatig gebruikt als decor voor films.

Kegelbaan

Conny Braam schrijft ook nog dat Heinrich Göring, zijn hoogzwangere vrouw en een aantal kinderen Namibië in 1890 verlaten. Een paar maanden later krijgt Göring een functie op Haïti en laat vrouw en kinderen voorlopig achter – zonder al te veel spijt: de kleine Hermann blijkt een vreselijke schreeuwlelijk te zijn.

Ochtendwandeling in onze backyard van de Kalahari Anib Campsite

Kokerboom

Campsite Klein Aus
Oryx


maandag 23 mei 2022

Op stap met de jongens van de kampong

‘Je kunt het weekend met de jongens mee’, zei Venski, de zzp touroperator. In Nederland en afgelopen week hier in Suriname had ik geprobeerd mijn weekend in te vullen met een leuke trip, maar zonder succes. Er zijn weinig toeristen en het is nu regentijd. Vrijdagmiddag meldde Venski zich. Ik kende hem via-via. De ‘jongens’ waren 50-jarige Javaanse dorpsgenoten. En als ik wilde, kon ik ’s nachts de zeeschildpadden eieren zien leggen op het strand. Dit was natuurlijk veel beter dan een trip met een reisbureau.

Ik werd direct opgenomen in de groep. ‘Oom Gerard’ en ‘meneer Gerard’ grapte één van de reisgenoten, want ik was tien jaar ouder dan hij. Dat ik als arts mee ging naar het kampement, maakte ook indruk. Surinaamse artsen doen dat niet. Van Venski moest hij me gewoon Gerard noemen, maar dat werkte niet.

Sleephelling tussen zoet en brak water
Met twee auto’s reden we naar Mariënburg en staken met een korjaal de Commewijnerivier over naar de (oude) plantage Johanna & Margaretha. Hier werden de koelboxen, hangmatten, voedsel en het bier overgeladen in drie bootjes. Eerst voeren we een kwartiertje door het kanaal van de plantage, en na de sleephelling door het natuurgebied dat Matapica heet. Vroeger waren hier ook plantages, maar door het ingestroomde zoute water van de Atlantische Oceaan is het nu een moeras met brak water. Er leven veel vogels en kaaimannen. Ook de anaconda, een wurgslang, komt er voor.  

Deze kaaiman/vrouw werd 's nachts door de jongens geschoten.

De jongens kwamen vooral voor de vissen. Na een uurtje hingen de uitgezette netten al vol met snoek en tilapia. De koelboxen werden tot de rand gevuld; de vis werd met het meegebrachte ijs gekoeld. Men was sowieso heel goed voorbereid, want er kwam een tandenborsteltje uit de verpakking om de krabben vakkundig schoon te maken. De krabben werden gefrituurd, uiteraard met rode peper, en samen met de rijst was het een lekker pittg ontbijt.


In de avond/nacht ging ik met Venski en een bootsman naar het strand om de zeeschildpadden te zien. Groene schildpadden zijn 250 kg zwaar. Ze drijven 's nachts met opkomende vloed naar het strand, graven zich in een half uurtje in, en leggen dan zo’n 100 tot 150 pingponggrote eieren in een kuil, die ze vervolgens met hun flippers dichtstampen. Na 70 dagen komen de jonge schildpadjes uit. Maar helaas…, ik heb ze niet gezien. De opkomende vloed was maar matig. En verderop waren schippers met netten aan het vissen, waardoor de schildpadden het strand waarschijnlijk niet konden bereiken. Na 3 uur wachten, lek gestoken door muskieten en tot op de draad nat geregend (maar ook weer opgedroogd), hielden we het om 11 uur voor gezien. In het kamp sliep ik goed op het matras en onder een klamboe in de houten keet. Alleen de 'beheerder' was erg luidruchtig in zijn slaap vanwege de alcohol. De ‘jongens’ sliepen in hun hangmatten op de ‘veranda’.

Hangmatteren

Het was heel ‘gezellig’ om zo 24 uur met hen door te brengen. Venski vertelde dat de ‘jongens’ komende weken hun verhalen zullen vertellen bij de Chinese supermarkt in het dorp, die ook als bar dient. En de mannen sturen me deze week nog pompelmoes, ananas en mango om mee te nemen naar Nederland, want fruit eten doen ze niet. Bij een volgend bezoek aan Suriname ga ik de mannen zeker opzoeken in hun dorp. En men kijkt uit naar het filmpje dat ik beloofd heb te maken van ons avontuur. Ik zal het ook in deze blog zetten:



Vrijdag vlieg ik weer terug naar Nederland, tenminste als de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) niet failliet gaat. Op de heenreis hadden ze een vliegtuig gehuurd met een Spaanssprekende crew. Het zat maar voor een kwart vol. Het verbaast me niet dat SLM in de problemen zit. 


Tot slot nog een paar berichten uit de Times of Suriname of de Ware Tijd. Altijd boeiend en amusant om de krant hier te lezen.

Medewerker gokbedrijf steelt van bedrijf en vergokt het geld.

Accu uit een auto gejat: 12 maanden cel

zondag 27 maart 2022

Dépistage des migrants: l’expérience des Pays Bas

Ik kreeg al een applaus en ‘bravo’s’ voordat ik mijn presentatie begon. De aankondiging dat deze in het Frans zou zijn, verraste de zaal en werd met enthousiasme ontvangen. Ik was in Parijs om onze Nederlandse ervaring met het screenen van immigranten en asielzoekers op tuberculose te delen met de Franse tuberculosebestrijders. Ruim 100 in de zaal en nog eens 200 online. Normaal spreek ik zonder papier, maar dit keer werd het een lezing. Mijn tekst had ik via Google translate in het Frans vertaald en eerder voorgelegd aan mijn Franse gastheer. Ik vertelde dat ik weinig Frans gepraktiseerd had sinds mijn schooltijd. Het voorlezen ging zonder veel haperen, alhoewel woorden als ‘proviennent’ en ‘cout-efficacité’ aardige struikelwoorden zijn. Andere zijn vooral leuk om uit te spreken. Ik vertelde dat Eritreeërs (‘Erythréens’) een zeer hoog risico op tuberculose hebben: 1 op de 30 ontwikkelde tuberculose in de eerste 5 jaar na hun aankomst in Nederland. ‘Etonnamment élevée’ (verbazend hoog). Na afloop kreeg ik opnieuw ‘bravo’s’ en nog een compliment bij de thee over mijn ‘prononciation’ (uitspraak). Meneer van Dijk, mijn leraar Frans, kan tevreden zijn.

We hebben deze gelegenheid ook gelijk gebruikt voor een weekendje Parijs. Een betere timing kon niet. Heerlijk warm lenteweekend, met veel (her)ontdekkingen. Parijs, met z’n grandeur. Grote gebouwen, uitgestrekte parken, de Seine. 

Musée d'Orsay, gevestigd in het oude treinstation Gare d'Orsay

Het geweldige Museum d’Orsay met mooie beeldhouwwerken en een indrukwekkende collectie schilderijen van impressionisten en postimpressionisten. Veel bijgeleerd over het knokken van schilders als Monet, Manet, Renoir, Sézanne, Bernard, Gauguin en Van Gogh voor erkenning van hun werk. Tegen de gevestigde kunstenaarsorde. Maar de waardering kwam vaak veel later: Vincent van Gogh verkocht maar twee schilderijen tijdens zijn leven.

La nuit étoilée / The starry night, Vincent van Gogh, 1888

De kerk in Auvers-sur-Oise, Vincent van Gogh, 1890 (zijn laatste schilderij)

Claude Monet, Pierre Auguste Renoir (veel schilders waren elkaars vrienden / schilderden elkaar)
L'avocat (l'oncle Dominique), Paul Cézanne
City dance / country dance, Pierre Auguste Renoir
Parijs is ook een stad om je te laten verrassen. 
Stokbrood, kaas en wijn smaakt toch anders/beter in Parijs. Eten in restaurants is relatief goedkoop; de drankjes (ook Coca-Cola) zijn erg duur. Een biertje kost minstens 5 euro. Veel jongeren zitten daarom met een Kronenbourg, flesje wijn en schaaltje olijven in het park of aan de Seine. 
Brassband op een van de vele pleinen, hier bij Forum les Halles
De Bataclan-aanslag ging ook nog even door me heen toen we in een klein theater naar een Amerikaanse folkzanger zaten te luisteren. Op Google Maps zag ik dat Bataclan er maar een kilometer vandaan lag. Wat moet dat een hel zijn geweest. Gelukkig ligt die ellendige periode, van IS, achter ons, maar de wereld is nog lang niet beter. Ook op Gare du Nord melden zich vandaag Oekraïense vluchtelingen bij het Croix Rouge. Wij zijn inmiddels op de terugweg en rijden door het Belgische landschap. Het is maar 2,5 uur van Parijs naar Rotterdam. Net zo lang als vanuit Gouda naar Groningen. Er gaat niets boven Groningen. Maar ‘beneden’ liggen ook hele mooie plaatsen om vaak aan te doen!