donderdag 29 augustus 2019

Unu n’e tek‘ no wan kans

De KLM kon dit keer goed landen op het vliegveld Zanderij in Suriname. Een dag eerder moest het vliegtuig nog een uur in de lucht blijven cirkelen vanwege hevige regen- en onweersbuien, voordat het kon landen. Het weer is hier ook van slag. De grote regentijd zou al lang voorbij moeten zijn, maar wij zullen de eerste dagen ook nog een paar flinke tropische regenbuien krijgen.
Als 60-jarige privileges: in de rij met de vip's, diplomaten en vliegtuigcrew.
Passende zitplaatsen!
Voor mij is het een beetje thuiskomen, al weer de zesde keer in Suriname. Nu op vakantie. Het warme klimaat doet me altijd goed. Bij de ingang staat een beambte formuliertjes uit te delen. Dat is nieuw. In het vliegtuig had de stewardess al de immigratiekaarten uitgedeeld en die hadden we netjes ingevuld. “Waar is dat voor?”, vraag ik. “Dat is voor Uw veiligheid”, krijg ik als antwoord en als ik nog een vraag stel, zegt ze: “Jij gaat het lezen”. Op het formuliertje staan nog meer vragen over ons verblijfadres en telefoonnummers waar we te bereiken zijn. De Surinaams-Nederlandse dame voor ons maakt veel misbaar bij het loket en weigert het formulier in te vullen, maar ontkomt er niet aan om dat uiteindelijk ook te doen.
De volgende dag lezen we in de krant de reden. Er zat een Chinese passagier in het vliegtuig die uit Congo kwam, het land waar nu een ebolaepidemie heerst. En hoewel hij meer dan 1500 kilometer van het ziektegebied kwam - Congo is een groot land - gingen hier de alarmbellen af. De Surinaamse minister van Volksgezondheid zegt in de krant "De man praat alleen Chinees en unu n’e tek‘ no wan kans". We nemen geen enkel risico!
De volgende dag staat er een vervolg op de voorpagina van De Ware Tijd. Nu is ook het veiligheidsapparaat geïnteresseerd in de ‘handel en wandel’ van de passagier, want hij blijkt met meerdere paspoorten te reizen en wil niet vertellen wat hij in Suriname komt doen. Hij wordt momenteel ‘flink aan de tand gevoeld’ schrijft de krant. De volgende dag is er nog een redactioneel gewijd aan de zwijgende Chinees die op doorreis was naar Brazilië. De krant vraagt zich af waarom andere landen geen alarm hebben geslagen. Hoe het met de Chinees is afgelopen weten we niet, want daags erop gingen wij diep het binnenland in. Onvindbaar voor de autoriteiten. De Chinees zal geen ebola hebben gehad, want dan hadden we het via het wereldnieuws ongetwijfeld wel gehoord.
  
Cartoon in de Times of Suriname: "Ik? Ziek dit land bezoeken? No man!! Doktoren, verpleegsters en ziekenhuizen staken! Dus alleen als je kerngezond bent, kom je dan naar Suriname."
De plaats Atjoni is genoemd naar de Chinees A Tong die bij de rivier een supermarkt bouwde.
Wachtende korjalen bij Atjoni
Het binnenland is een enorme aanrader. Na drie uur reizen kom je vanuit Paramaribo in Atjoni, waar de weg letterlijk ophoudt bij de Boven-Surinamerivier. De stadse busjes komen zo rond de middag aan en 1-2 uur later vertrekken de korjalen stroomopwaarts. Ieder dorp heeft z’n eigen korjaal, allemaal voorzien van een Yamaha-buitenboordmotor. Wij gaan met ‘Lauwtje’ (Love Boat) naar Pikin Slee, een tocht van twee uur door het Amazoneregenwoud. Langs de oevers de dorpjes met badende mensen, spelende kinderen en vrouwen die de (af)was doen. De rivier is een paar honderd meter breed. Het water staat hoog zo aan het eind van de regentijd. Een paar keer moeten we door stroomversnellingen (sula’s) en klotst het water gevaarlijk tegen de boot, maar de bootsman weet de korjaal daar behendig doorheen te manoeuvreren.
In de korjaal op de Surinamerivier
In Gunzi (Tei Wei) is ook een mooie overnachtingsplek en gaan we met Kwame het 'bos' in. Bij het kampvuur vertelt hij hoe slaven uit het gebied rondom de Saramaccarivier (bij Groningen) wegliepen, diep de jungle in, om daar vrij te leven. Van de indianen (nu inheemse bevolking) leerden ze hoe te overleven in het bos. In Suriname wordt deze groep gevluchte slaven de marrons genoemd, ook wel boslandcreolen. Ze hebben hun eigen taal: het Saramakaans, een combinatie van Spaans, Portugees, Engels, Nederlands en Afrikaans. Er is geen r in die taal, dus spreekt men zelf van Saamáka.  
Veel dieren hebben we tijdens onze overnachting in de jungle niet gezien. Twee toekans fluiten hoog in de boom naar elkaar; ze zijn zelf onzichtbaar. Dat geldt ook voor de bospolitie vogel. Wie dat geluid eens wil horen kan dit filmpje beluisteren: https://www.youtube.com/watch?v=XXQiJUURe7Q 's Nachts zien we de oogjes van de kaaimannen in de kreek oplichten; de kreek waar in de middag nog in gezwommen hadden... In de ochtend wakkert Kwame het smeulend kampvuurtje weer aan om een kopje thee te zetten en dan breken we ons kampement op en zetten onze reis voort. 
Tot slot: De mooiste straatnaam van Paramaribo is de Nieuw Weergevondenweg, dichtbij het vliegveld Zorg en Hoop. Daar nemen we maandag een binnenlandse vlucht naar Palumeu, nog dieper het Amazonewoud in naar een gebied waar de inheemse bevolking woont.
Middagdutje
Welke roofvogel is dit?