maandag 4 mei 1998

13. Brendah Mubanga



’s Middags ging ik op de fiets naar Kaombe om Brendah op te zoeken. Ze werkt niet meer voor de dokters in Chilonga. Ik had met Joseph Mwila afgesproken. We gingen eerst bij zijn neef op bezoek. Deze was ziek uit Luanshya gekomen met aids. In het huis zaten 5 oude vrouwen aan zijn bed, waaronder de moeder van deze man. De moeder was de zus van Joseph, zo’n 60 jaar oud. De man zelf 42 jaar. Hij was niet meer bij kennis en lag te rochelen. Ik denk niet dat hij de avond nog gehaald heeft. We konden redelijk open over aids praten en volgens Joseph is dat nu niet meer zo’n taboe dan 6 jaar geleden.
met Brendah
Brendah met haar zelfgemaakte wijn
Bij Brendah heb ik een uurtje in huis gezeten. Ze was al op de hoogte dat ik zou komen. Zo’n bericht gaat als een lopend vuurtje. Het was erg leuk om haar weer te zien. We hebben over haar kinderen en over Florence, Douwe en Koen gepraat. Zij heeft zelf ook twee kinderen Julian en Peter. Julian zit nog op school, in de hoogste klas van Chinsali Girls School. Peter was van school gegaan omdat ze de schoolbijdragen niet meer kon betalen. We zullen proberen om hem weer op school te krijgen. Ik had gehoord dat Brendah nog wel eens ziek was, maar het viel me gelukkig niet tegen hoe ze eruit zag. Ze probeert nu een beetje rond te komen van wat kleine handel in sigaretten en wijn. De wijn maakt ze van gist en suiker. Ik heb ook een glaasje geproefd: niet onaardig, maar ook niet bijzonder.
De zonsondergang, tijdens het terugfietsen naar Chilonga
Zondag kwam Tuesday Chandwe me ophalen met een busje. Ook hij was magerder geworden, maar dat kwam volgens hem omdat hij heel hard werkt. Hij heeft samen met een businessman een privékliniekje opgezet en voor zo’n 15.000 gulden geïnvesteerd. Het was een aardig kliniekje en zo naar zijn boeken kijkend, doet hij het goed. Er zit een laboratorium bij. Hij heeft zuurstof, etc. Patiënten betalen gemiddeld zo’n 10 gulden en hij ziet er 10 per dag.
Ook in Mpika bezocht ik nog verschillende mensen. In Mpika ziekenhuis kwam ik Prisca Bwalya tegen, een verpleegkundige uit Chilonga. Haar moeder, Hildah, bezocht ik later in Tazara. Ze was verbaasd en herkende me eerst niet. Ze zaten op de bank naar voetbal te kijken. Het Zambiaanse voetbalteam speelde tegen Angola in Luando. Eigenlijk hadden ze de dag ervoor moeten spelen, maar het Aero Zambia vliegtuig kon niet vertrekken, omdat - zo stond in de krant - "the battery was flat". Naast Hildah, zat haar zoon Eddie, die mentaal niet helemaal goed was. Hij zat een beetje voor zich uit te staren. Het zoontje van Prisca was ook in huis, en was erg ondervoed. Hij hoestte al een tijd en had diarree. Duidelijk een kindje met aids. Hildah was erg oud geworden, en bezorgd natuurlijk. Een zieke zoon, een ziek kleinkind. Haar haren waren grijs.
Verder ging ik nog naar het huis van de Chandwe's, naar Mr. Daka, een leraar uit Tazara die vroeger met het aids-programma hielp en een businessman, Mr. Mwape, die Chandwe's kliniek financiert. Via hem kon ik gemakkelijk aan een eerste klas ticket komen, en hoorde dat de trein later zou arriveren. Ik kon dus gewoon tv blijven kijken en hoefde niet uren op het station te wachten. De reden van de vertraging was volgens mijn medepassagier dat in Kasama de politie die achter een dief aan zat en had geschoten op twee mensen die onder de trein kropen. Dit waren echter electriciens die de trein inspecteerden! Ze zijn naar het ziekenhuis afgevoerd.
In Kapiri Mposhi kwam ik Theresa Chama tegen. Ik had haar in Chilonga ziekenhuis al gezien en zij was in Chilonga Railway Station ingestapt. Theresa was een student nurse in de tijd dat wij in Chilonga werkten en is later met een Oegandees getrouwd. Een paar jaar geleden vertrokken ze naar de VS, en daar heeft ze haar verpleegkundige diploma gehaald. Het was erg leuk om met haar te praten, vooral omdat ze nu ook een paar jaar in een ander land woonde en met andere ogen naar Zambia keek. Met haar dollars bouwt ze nu een huis in Malama voor haar familie. Ze miste de Zambiaanse gezelligheid vreselijk en was blij weer eens nshima te eten. Voor mij was het bezoek aan Chilonga ook een soort thuiskomst. Ook al realiseer je dat je op een heel bijzondere plek bent, is het toch niet vreemd. Zo vertrouwd. Een beetje heimwee heb ik wel gekregen.


12. Terug naar Chilonga

Met een van de Chilonga-dokters, Jannemiek, had ik afgesproken om op 1 mei met haar mee te rijden naar Chilonga. Een nieuwe ziekenhuisauto die al in Lusaka was, bleek echter niet door Interpol vrijgegeven, dus we zaten zonder vervoer. Met Piet Reijer, ook ex-Chilonga-dokter, konden we meerijden tot aan Kapiri Mposhi. drie generaties Chilonga in de auto (‘80-’82; ‘89-’92 en ‘96-nu).

Tazara railways, trein van Kapiri naar Mpika
In Kapiri bleek de eerste en tweede klas tickets al verkocht te zijn, dus waren we genoodzaakt om derde klas te reizen. De trein vertrok exact om 14.27! Het was de sneltrein, de TAZARA-express naar Dar es Salaam, en stopte alleen in Mkushi en Serenje, voordat we Mpika aandeden. De trein was niet al te vol, alhoewel de portieken wel een beetje ‘packed’ waren. We konden gelukkig zitplaatsen veroveren in de derde klas. Eigenlijk doet deze trein niet onder voor een Europese trein. Alleen de snelheid is echt Afrikaans, met een gangetje van zo’n 70 km per uur. Ook de restauratiewagen was aangenaam, waar we kip met patat aten en een Tanzaniaans biertje dronken. Na 8 uur treinen, waren we in Tazara en stond de ziekenhuisauto ons op te wachten om ons naar Chilonga te brengen. 
Kopa, mijn gids van de dag
’s Ochtends liep ik met Jannemiek naar het ziekenhuis en werd al snel door allerlei mensen begroet. Ik geloof dat Anna Mulaita de eerste was. Binnen een minuut kwamen Josephine en anderen van de OPD gerend en zo ging het eigenlijk de hele dag door. ‘Ba Geradi, bashimubanga’. ‘How is Florence?’ ‘How is Mubanga?’ ‘How is Koen?’. Het duurde bijna een uur voordat ik langs de portier het ziekenhuis in ging. Op de MCH kwam ik Kopa tegen, de dochter van een chief, die destijds student nurse was. Nu is ze student midwife. Zij vertelde me een beetje hoe het de afgelopen jaren gegaan was. De verhalen van de crisistijden, gossips, etc. Met haar streepte ik ook af wie er niet meer waren: Martha Mutale, Victoria, Shilunguta, Annie Lambwe, Stella Musonda. Alle andere staf was overgeplaatst naar andere ziekenhuizen na de grote conflicten binnen Chilonga. De minister heeft daar zelf een paar jaar geleden voor gezorgd.

Ward 5, de vrouwenafdeling
Sterilisatiepannen
Het ziekenhuis was leeg. De afdelingen 1 en 4 waren gesloten vanwege tekort aan personeel, zodat 2 en 5 gemengde interne en chirurgische afdelingen waren, maar zelfs dan nog maar half bezet. Op de kinderafdeling lagen zo’n 15 kinderen. De nieuwe maternity ward zag er prachtig uit, maar ook hier weinig vrouwen. De oude ward 6 was veranderd in een ‘Annex’; zwangeren met hoog risico wachten hier tot ze gaan bevallen. De oude verloskamer is de ingang van de Annex geworden. Dit was de plek waar Florence bevallen en Douwe geboren is. Er was tevens een klein kamertje voor echografie gebouwd. De nursery, een kamertje waar vroeger 3 incubators en 5 bedjes stonden voor te vroeg geboren kinderen, was nu een kamertje met een bed, waar staf opgenomen werd.
Sr. Kathleen's kaartjes
Trolley met patient files op kraamafdeling
Opvallend is dat er toch niet zo veel veranderd is. Zelfs Sr. Kathleen’s kaartjes waren nog overal aanwezig. Het ziekenhuis zat nog goed in de verf en zag er als vanouds uit. Toch is het ook een beetje teleurstellend dat er weinig veranderd is. Op de TB afdeling kwam ik dezelfde scheuren in de muur tegen. Men moet volgens mij een paar rigoreuze veranderingen doorvoeren, want andere dingen zijn wel veranderd. Zo heeft Mpika ziekenhuis een nieuwe uitbouw gekregen, met een operatiekamer. Als dit open is zal dit zeker effekt hebben op Chilonga. Mpika heeft nu ook 3 artsen, 2 Cubanen en een Zairees! Ik denk dat het ziekenhuis zich heel snel moet gaan specialiseren en verkleinen om nog een bestaansrecht te hebben. Transport is tegenwoordig zo duur, dat de bedden bijna niet bezet kunnen worden.
Joseph Mwila
Ook viel het me op, dat er zo weinig aids-patienten in het ziekenhuis lagen. Het beeld wat ik op mijn netvlies had, toen we weggingen uit Chilonga, was afdelingen vol met hoestende, magere patiënten met diarree. De home based care vangt wel een deel van deze patiënten op en je kan in het ziekenhuis maar beperkte dingen doen, maar toch. Joseph Mwila is met twee andere werkers verantwoordelijk voor het anti-aids programma. Op de muur van zijn kantoortje kwam ik dezelfde foto’s tegen, die we 6 jaar geleden achtergelaten hadden.

Wat is er verder nog veranderd? Niet veel denk ik. De twee scholen voor verpleegkundigen en verloskundigen zijn beide nog in bedrijf. Het klaslokaal wat we toen gepland hadden was gebouwd. Men was met de fundering bezig voor 6 nieuwe stafhuizen. Het oude kerkje was met de grond gelijk gemaakt. De visvijvers waren een mislukking, en nu echt bushy terrein geworden. Ook de kippenhokken stonden leeg. Vorig jaar was het niet meer rendabel geweest, na grote sterfte onder de kippen. Van het zwembad was alleen nog een groot betonnen gat over, met veel scheuren erin. Een klein beetje verval, wat zeker te verwachten was na het vertrek van de Ierse nonnen (Sr. Josephine), maar over het algemeen was het allemaal nog in goede staat.
De tuberculoseafdeling (ward 8)
Een arts op de Koninginnedag-vergadering waarschuwde al, dat zo’n bezoekje goed is voor je ego. Ik moet toegeven dat het goed deed om de mensen terug te zien, de verhalen te horen van de goede indruk die we achtergelaten hadden. Ook veel patiënten kenden me nog. Een moeder op de kinderafdeling vertelde dat haar dochtertje met een fractuur op ward 5 lag. Een patient met TB en aids op ward 8, wist mijn naam nog uit te spreken. Soms fluisterde iemand achter me ‘bashimubanga’. Het deed me inderdaad goed. 
Een bekende patiënt op de tuberculoseafdeling

vrijdag 1 mei 1998

11. Oranjebitter en haring op Koninginnedag in Afrika

Koninginnedag in Afrika is altijd speciaal. Een arts, Wilbert, die vroeger in Luwingu werkte, had zelfs een weekje vrij in Nederland genomen om dit alles in Lusaka mee te maken. Deze keer was de receptie ’s avonds bij de ambassadeur: een grote massa mensen in zijn tuin, zo’n paar honderd. Je botst voortdurend tegen een bekende aan en kletst de tijd zo vol. Zoals met Grainne, een medische student uit de Chilonga tijd, die nu als arts in Senanga werkt. Of met Piet Reijer die na 20 jaar nog steeds in Zambia zit. Het vertrouwde toosten ‘to the president of the Republic of Zambia’ en ‘to her majesty the Queen of the Netherlands’ en natuurlijk de volksliederen. Dit keer heb ik ze beide meegezongen en bleek ik vooral te struikelen over de oud-Nederlandse woorden van het Wilhelmus. Ik las trouwens deze week dat het Wilhelmus het oudste Europese volkslied is, uit 1573, dus misschien is dat de reden. Het welkomsdrankje was oranjebitter. Verder was er ook volop haring, paling, kaas en Heineken. De ambassadeur had lovende woorden over deze biergigant. De Nederlandse vlag was net niet vervangen door de Heineken, hoewel die wel volop in de tuin aanwezig was.

Zo rond een uur of 10 verschoof de party zich naar het huis van Rik, de sector specialist gezondheidszorg. Tot diep in de nacht geswingd op de disco muziek. Mijn gewoonte om als laatste de tent te verlaten, kwam weer even boven. Zo rond 3 uur bracht Ini ons naar Corina’s huis, waar Wilbert ook logeerde, en ik de sleutel van had. Corina was al eerder vertrokken.

De Dutch doctors meeting vond traditineel plaats op 29 april. De naam is veranderd in Dutch health workers and their counterparts meeting. Het stond vooral in het teken van de ‘health reforms’, de hervormingen in de gezondheidszorg die nu in volle gang zijn. Ik heb maar een klein gedeelte meegemaakt, omdat ik andere bezigheden had, maar hield nog wel een praatje over het polioprogramma.

Verder hebben we op 30 april een marathonzitting gehouden om kandidaten voor de nationale en regionale surveillance officers te interviewen. Een totaal van 15 kandidaten verscheen voor het panel van vier. Van 9 tot 6 uur zijn we bijna non-stop bezig geweest. Gelukkig zaten er goede kandidaten tussen en hebben we nu vijf voorgedragen (met een paar als reserve) aan het WHO-AFRO kantoor  in Harare voor goedkeuring. Er zit dus schot in het programma. Eindelijk.