Het is half negen ‘s
morgens. Ik zit hier met dikke zweetdruppels op m’n voorhoofd op de veranda te
schrijven. De temperatuur is vannacht niet onder de 30 oC geweest.
Het is al weer even geleden dat we geschreven hebben, deels was de oorzaak tijd
en deels inspiratie, maar nu dan toch maar weer proberen.
Allereerst wil ik
even stil staan bij de verschrikkelijke moord op Eelco Krijn, Karin en Zita in
Sierra Leone, waar jullie ongetwijfeld over gehoord hebben. Wij kenden hen niet
persoonlijk, maar je voelt een betrokkenheid omdat je hetzelfde werk doet en
misschien ook wel omdat je voor dezelfde organisatie werkt. Dat dit soort
situaties een ieder van ons kon overkomen is niet ondenkbeeldig. Waarschijnlijk
is het nieuws over onlusten in Afrika summier afgedrukt in de kranten in
Nederland, maar als je een lijn trekt van Noord-Afrika naar Zuid of van Oost
naar West, bijna bij elk willekeurig punt kom je onrusthaarden tegen. Ook in
het Noordoosten van Ghana is de noodtoestand begin maart afgeroepen. Daar zijn
twee bevolkingsgroepen met elkaar aan het strijden. Deze mensen hebben
generaties lang ‘vreedzaam’ met elkaar geleefd en dan ineens ontvlamt er iets
en duldt de ene groep de ander niet meer. Het gaat er dan ook niet kinderachtig
aan toe en het heeft al meer dan duizend mensen het leven gekost. Een van de
Memisa-artsen uit Dodi Papase vertelde dat zijn ziekenhuis dagelijks tientallen
gewonden van deze zinloze burgeroorlog te zien krijgt. Het leger probeert de
rebellen te ontwapenen, maar nu is men het drinkwater aan het vergiftigen. Je
kunt je voorstellen hoe dit alles kan escaleren. Actie-wraak-tegenactie. Op
zich hebben deze groepen het niet gemunt op buitenlanders, maar als ze zich
bedenken dat hun probleem wereldnieuws kan worden als ze de buitenlanders er
wel in betrekken dan wordt het anders. Je kunt er natuurlijk niet dagelijks bij
stil staan, en de onlusten zijn ver van ons, maar ik denk dat we alert moeten
blijven voor gevaarlijke situaties en dan nog kan je de pech hebben zoals
Eelco, Karin en Zita.
De laatste keer dat
ik geschreven heb ging over de oriëntatiecursus en m’n oriëntatiestage in het
ziekenhuis. Gelukkig is het goedbevonden dat ik de stage in ons eigen
ziekenhuis kon doen en vorige week heb ik dan ook m’n registratienummer
gekregen en mag nu officieel werken. Dat deed ik dus al. Na m’n stage heb ik 2
maanden op de kinderafdeling gewerkt en per 1 januari zit ik voor vast op de
kraamafdeling. Het is een hele dynamische afdeling: een combinatie van
verloskunde/kraam, zwangerschapsklinieken en nazorg. Ik ben zelf geen
verloskundige maar de interesse is er altijd wel geweest. Gelukkig zijn er een
aantal zeer ervaren midwives (verloskundigen), dus denk niet die rommelen daar
maar wat aan.
Mijn taak is meer het
superviseren van de afdeling, zorgen dat orders uitgevoerd worden en dat de
patiënten goede zorg krijgen. En daar komt het conflict om de hoek. Wat is
goede zorg en hoe moet er gewerkt worden. Daar botsen waarden en normen. Niet
alleen mijn waarden en normen en die van mijn Ghanese collega’s, maar ook die
van de Spaanse sisters. Mijn afdeling is het zwarte schaap van het ziekenhuis.
Al jaren. En waarom? Omdat de sisters er geen grip op hebben. Geen van hen is
een midwife en er is niemand die er permanent de leiding geeft. Daarbij maken
de Ghanese verpleegkundigen slim gebruik van deze situatie. Omdat ze meer van
het vak weten kunnen ze er ook altijd mee schermen. De sisters die hier niet
veel tegen in kunnen brengen gaan op hun beurt in de aanval door van de meest
pietluttige dingen een punt te maken. Er komt weinig opbouwende kritiek. Laat
staan dat er eens iets positiefs gezegd wordt. En als er een crisissituatie in
het ziekenhuis is, wordt altijd maternity als oorzaak aange-wezen. Laatst was
er een groot verkeersongeluk. 3 vrouwen zijn er bij omgekomen, één had een
miltruptuur. De milt moest verwijderd worden. Ze had zoveel bloed verloren dat
ze dringend bloed nodig had. Onze ‘bloedbank’ was leeg. Twee donoren die niet
geschikt waren en verder niemand die wilde geven. De vrouw heeft het niet
gered. Dat is natuurlijk verschrikkelijk hard. Het heeft natuurlijk te maken
met management. Er wordt al jaren gepraat over een goede bloedbank maat het
komt niet echt van de grond. Omdat het natuurlijk moeilijk is de vinger op
jezelf te richten, wordt er meteen gezegd dat er een bloed te kort is, doordat
de maternity te veel bloed uit de bloedbank gebruikt en de familie zelf niet doneert.
Wij zouden de familie niet genoeg achter de broek zitten. Nu ik er zelf werk,
zie je wat er gebeurt. De verpleegkundigen zitten wel degelijk achter de
familie aan. Wat is dan het probleem? Waarom komt dat bloed niet terug? Het
systeem werkt als volgt. Als je voor een grote buikoperatie komt, moet je van
te voren 1 of 2 zakken bloed van familieleden laten doneren. Is het nodig de
zakken te gebruiken, dan staan ze vast klaar. Is het niet nodig dan blijven ze
in de koelkast en worden voor emergencies gebruikt. Ook op onze afdeling vragen
we familie te doneren, wanneer je verwacht dat er bloed nodig is. Meestal is er
op onze afdeling vaak geen tijd om bloed te vragen. Wanneer wel bloed nodig is,
dan moet je gebruik maken van de koelkast. Als het om 1 of 2 zakken gaat worden
ze nog wel terug gegeven, maar soms hebben patiënten wel 5 zakken nodig voor ze
er weer bovenop zijn en waar haal je 5 donoren vandaan? Voor een zak bloed van
een familielid betaal je 5000 cedis (Fl 12,50) aan het ziekenhuis en voor een
zak bloed uit de koelkast 7000 cedis (Fl 17,50). Dit is voor de handelingen die
er aan het bloed verricht moeten worden, zoals de zak waar het bloed in komt
met speciaal spul om het bloed niet te laten klonteren, HIV test op AIDS,
naalden en infuusslang en de kruistest om te zien of het bloed past bij de
ontvanger. Als je dus zelf niet doneert maar het uit de koelkast koopt, is het
dus duurder. Waarom dan toch het koelkast bloed? Als je zelf op zoek gaat naar
een donor en het is geen naaste familie dan loop je de kans dat je soms wel
6000 tot 8000 cedis moet betalen aan de donor en dan daar bovenop nog eens 5000
aan het ziekenhuis. Je snapt waar men dus voor kiest. Als men bloed gedoneerd
heeft en het wordt niet gebruikt, krijgt men 2000 cedis terug. De mensen die
dus bloed van buitenaf hebben geregeld en dus 6000-8000 cedis hebben betaald en
waarvan het bloed uiteindelijk niet aan de patiënt is gegeven, verliezen daar dus
op. Met dit rare systeem werk je in de hand dat mensen niet doneren en
eigenlijk doen de mensen dit elkaar aan en vallen er onnodig doden. Hopelijk
gaat er heel binnenkort iets veranderen in deze bloeddonor affaire. Er is ons
een goede koelkast toegezegd waarin we het bloed zo’n 30 dagen goed kunnen
houden. Dan kunnen we actief donorwerving gaan doen bij scholen, bedrijven en
andere instellingen, zodat we de koelkast regelmatig aan kunnen vullen.
Met m’n voorbeeld
over het bloed ben ik helemaal afgedwaald van het werk op de afdeling met de
Ghanese collega’s en de Spaanse sisters. Natuurlijk zit ik pas 3 maanden op de
afdeling en ben voornamelijk aftastend bezig. Wat willen de sisters, wat
willen de verpleegkundigen? Ik voel me constant een buffer tussen de twee
groepen. Hoewel je het niet altijd met beide partijen eens hoeft te zijn kan ik
het aardig met ze vinden. Bij de sisters ging dat als vanzelfsprekend. Dat
heeft te maken met verwachtingen beiderzijds. Je zit er toch om er het beste
van te maken. Met m’n Ghanese collega's ging dat anders. Eerst werd ik
beschouwd als de verlengde arm van de sisters dus ‘oppassen’. Ik probeerde dit
van het begin af aan te doorbreken door zaken die mijns inziens anders konden
als open vraag in de groep te gooien. Dat was even wennen want een vraag werd
meteen beantwoord met "yes, sister.
We will do so". En dan moest ik meteen weer reageren met nee ik vraag
of het een goed idee is of hebben jullie een beter plan. Ik realiseerde me niet
meteen dat als je dat niet gewend bent, zo’n vraag ook moeilijk of zelfs
bedreigend over kan komen. De bijdehandste verpleegkundigen vertelden mij dat
ik hun beter kon vertellen wat ze moesten doen, “zo zijn we dat gewend, en als we het doen zoals wij denken dat het goed
is, wordt het toch meteen afgekapt”. Nou ga er maar aan staan. Ik moet
toegeven ik heb nooit leidinggegeven aan een afdeling. Ook in Nederland leek
me dat niet het makkelijkste, maar daar maak je het je leidinggevende wat makkelijker
met inspraak en open discussies. Ach, ik weet niet hoe ik het allemaal op
papier moet zetten. Uiteindelijk vind je toch wel je maniertjes om de mensen
vertrouwd met je te maken. Veel interesse tonen in hun werk, hun moeilijke
omstandigheden en vooral ook wat van je zelf te laten zien en kakra-kakra
(slowly-slowly) begint het te komen, maar ik juich nog niet. Ik hoop dat we
daadwerkelijk een goed draaiende afdeling kunnen worden, in ieder geval eentje
waarin iedereen kan functioneren.
Hoe gaat het verder
met ons? Wat de gezondheid betreft gaat het goed. Niet zoveel ziektes meer
gehad als het eerste half jaar. Koen heeft na die ene astma-aanval geen aanval
meer gehad, maar blijft nog wel een gevoelige huid houden en heeft dan ook nog
altijd huiduitslag. Hij heeft hier zelf geen last van. Douwe heeft onlangs
malaria gehad en is daar goed van hersteld. Gerard is nooit ziek, heeft daar
ook geen tijd voor. Wel heeft hij door de temperatuurswisselingen last van
allergie, veel niezen en snotteren dus. Ik ben zelf ook niet meer ziek geweest,
sinds november, behalve gisteren toen ik ineens geveld werd door koorts, maar
dat was vanmorgen weer over. Ik moest van de sisters thuisblijven om uit te
rusten, vandaar dat ik nu wat tijd heb om te schrijven.
Wat het sociale leven
betreft hebben we wel redelijk onze draai gevonden. We hadden goed contact met
onze buren, Dr. Ring en familie. Ook Douwe en Koen waren stapel op hun kinderen
en andersom. Helaas voor ons en ook voor het ziekenhuis, maar gelukkig voor
hen, zijn zij vorige week vertrokken naar Canada. Dr. Ring was Soedanees en
Liberiaans vluchteling. Hij had het enorm naar z’n zin in Ghana en wilde niet
echt weg, maar als je al twee keer een oorlogssituatie hebt meegemaakt en je
hebt nu de keus een nationaliteit te krijgen in een land, waar het politiek
stabiel is waar kies je dan voor..
Douwe en Koen trekken
nu veel met elkaar op en kunnen elkaar goed aan. Het is leuk te zien/horen hoe
Douwe zich al verstaanbaar weet te maken in ‘t Engels. En als hij het Engelse
woord niet weet dan verandert hij het Nederlandse woord van klinkers, dan
klinkt het in ieder geval anders. Eerst konden we nog wel eens bepaalde dingen
die niet voor z’n oren bestemd waren in het Engels bespreken, maar dat kan nu
niet meer. Douwe vangt alles op. Ook Koen begint te praten. Bij hem is het een
mengeling van Nederlands, Engels en Twi. Koen kan zich eindeloos vermaken met
tekeningen maken, duplo, de bal en water. De voordelen van kinderen beginnen nu
ook te komen. Douwe dekt ‘s morgens voor ons de tafel. Koen is de eerste die op
z’n stoel zit, als er wat te eten valt. We moeten dan ook wel uit bed komen. Ze
blijven dan roepen: “kom ontbijten” en Koen “broooo”.
Zo, dat was het voor
deze keer weer. Wij blijven uitkijken naar jullie brieven, ook al denk je dat
je niets te schrijven hebt of niet kunt schrijven. Nana Adankwa I zal volgende
keer jullie weer over het wel en wee in z’n dorp op de hoogte stellen en wat er
met jullie donaties gaat gebeuren.