De feestdagen staan weer voor de deur en dit
keer breng ik ze ook in Nederland door. Ik tel nu dat ik al zes keer een nieuw
jaar ingegaan ben in Afrika, meestal slapend. Het is wel weer eens gezellig om
die dagen in Nederland te zijn, hoewel ik wel een beetje tegen de kou op kijk.
Momen-teel is het hier erg heet. We zitten aan het eind van het regenseizoen en
het begin van de harmattan. Zelfs de spaarzame buitjes brengen weinig
afkoeling. Het zweet gutst van me af.
Florence, Douwe en Koen zijn al 1½ maand
geleden naar Nederland vertrokken. In augustus merkte Florence dat er een beweegbare
zwelling in haar buik zat. Gelukkig bleek het een wandelende nier te zijn. Als
het aan de uroloog in Kumasi lag, was ze al lang en breed geopereerd. Ook bij
Memisa vond men dat zo’n operatie wel in Kumasi of Accra kon plaats-vinden. Ik
heb me eens voorgesteld hoe dat dan geweest zou zijn. Eerst nog wat bezoekjes
aan Röntgen e.d. betekent dat we een paar keer over de hobbelweg naar Kumasi
zouden moeten. Voor een operatie moet je zelf voor de naalden, infuus en
medicijnen zorgen. Het hechtmateriaal koop je van de chirurg. Verder betekent
het dat ik dan met of zonder Douwe en Koen in Kumasi in een hotelletje moet
gaan zitten om haar te verzorgen. Dagelijks wat brood en rijst brengen want de
ziekenhuizen voorzien niet in maaltij-den. In ons ziekenhuis wordt een patiënt
eigenlijk alleen opgenomen als een familielid voor de patiënt kan zorgen. Deze
wast de patiënt, geeft hem eten, slaapt onder het bed als de patiënt erg ziek
is of anders op de veranda en is verantwoordelijk voor het infuus. Midden in
de nacht moet hij/zij de verpleegkundige wakker maken, als het infuus leeg is.
Nee, hoewel het misschien een goeie ervaring zou zijn geweest, zijn er toch te
veel risico’s. We hadden het volste vertrouwen in de chirurg, maar ik heb te
veel mensen tijdens anesthesie er onder door zien gaan. Met de andere problemen
zoals de veiligheid van bloed en hygiëne/wondinfectie, hebben we toch maar
besloten naar Nederland te gaan.
Douwe had zo z’n eigen uitleg. Zo vertelde hij
aan Pauline, een arts uit Asikuma: “Mama moet naar Nederland om geopereerd te
worden aan de nieren”. “Wat zijn nieren?” “Zijn een soort wasmachines. Ze
wassen bloed schoon en al het vuil gaat er uit, dat gaat naar de ballon. Van de
ballon gaat het naar het plasgaatje of naar een piemel. Dan komt er plas uit”. “Wat
is er mis met Florence’ nier?” “Die lopen steeds weg. In Nederland gaan we een
kooitje opzoeken, stoppen die nieren in een kooitje. Jij, papa, kan dat niet
doen, omdat jij geen kooitje hebt”.
In Nederland hebben ze het kooitje ook nog
niet gevonden...
Kinderfantasie en kinderverhalen zijn erg
mooi. Zo las Florence op school voor uit Lotte en Pieter en moest Douwe het
verhaal na vertellen. Zo vertelde hij “Papa en Mama hadden een nieuwe auto
gekocht. Toen lieten de gieren poep vallen op de auto. Toen gingen Lotte en
Pieter de auto schoon maken”. Het verhaal vertelt echter over meeuwen. Hoe
de eigen werkelijkheid verwerkt wordt... Of: “In Nederland gaan mensen niet
dood, omdat ze geld hebben in Nederland en niet in Ghana!”
Het is wel een lange tijd zo zonder Florence
en hen. Gelukkig staat de technische ontwikkeling ook niet stil in Foso. Twee
maanden geleden stond er ineens een nieuw bord in het dorp met Telephone en
Fax services. Er hangen hier en daar ook nog wat oude bordjes met “You can telephone here”, wat herinnert
aan betere tijden. Ergens op een bovenetage boven een bierverkoper was men
inderdaad bezig om een kantoortje op te zetten. Twee weken later was deze
telecom-revolutie een feit. Zonder enige problemen kan ik nu wekelijks even
direct met Nederland bellen. De eigenaar, een gepensioneerde kolonel, vertelde
me dat het een radio-telefoon is, die golven stuurt naar Oda, van waaruit de
doorverbinding plaats vindt. De verbinding lukt niet altijd. Zo kreeg ik laatst
onbekende Nederlanders aan de telefoon, het display van de telefoon liet wel
het goede nummer zien. Ik dacht misschien een windstootje, maar het bleek de
accu te zijn die bijna leeg was (kan dat?). Toen een nieuwe werd aangesloten
lukte het wel direct. De fax is er nog niet, ook zijn er al plannen om een
e-mail service te starten. Nog maar net van deze schok bekomen, blijken er nu
telefoonpalen in het dorp geplaatst te worden. De lokale PTT is ook bezig om
huisverbindingen te maken. Binnenkort zitten wij ook op het net.
De computertaal dringt ook de kinderhoofden
binnen. Zo zat Douwe eens uit de chocopastapot te snoepen. Toen zei hij dat doe
ik niet maar m’n hersens vertellen likkepot om te snoepen van de chocopasta. Ik
zal er even een ander floppie in stoppen, anders doet hij het weer. Koen zit in
de ‘sliepuit’ fase. Elke keer als hij aan de telefoon komt, zegt hij “ik heb taart, jij lekker niet. Ik heb chocolade
muizen gekregen van Sinterklaas, jij niet. Ook een knikkerbaan, jij niet”.
In Ghana gaat niet alle ontwikkeling zo snel.
Een hele hoop stagneert ook. Al 8 maanden zijn alle universiteiten dicht. De
professoren zijn in staking. Ze willen dezelfde salarisschaal als de high court
judges, zeg maar hoofd-officier van justitie. Een akkoord is nu bereikt over
een jaarsalaris van ¢6.000.000,00. De
staking heeft zo lang geduurd dat dit inmiddels omgerekend naar guldens neer
komt op ruim 6000 gulden. Aan het begin van de staking was dat bijna 1000
gulden meer. Ook de prijzen zijn in die tijd aardig omhoog gegaan, dus je
schiet er niks mee op en eigenlijk kan je een nieuwe staking beginnen. Ook de
basis en middelbare scholen waren 6 weken dicht, maar dat had een andere
reden. Volgend jaar zijn er verkie-zingen en alle kiezers moesten geregistreerd
worden. Tot twee maal toe werd deze 2-weekse campagne uitgesteld, en het
nieuwe schooljaar begon zo 6 weken later. Voor veel scholen maakt dat niet eens
zo veel uit, want de lesprogramma’s zijn zo belabberd, dat 6 weken meer of
minder school weinig verschil uitmaakt. Veel kinderen in de dorpen kunnen in
klas 3 of 4 (groep 5 of 6) nog niet lezen en schrijven.
De prijs van sinaasappels verandert hier waarschijnlijk
nooit. Ze zijn er in overvloed. Hopen/bergen liggen aan de kant van de weg voor
de verkoop naar grote steden. Laatst kocht ik 100 sinaasappels voor ¢1,800. Je
kan ze ook geschild kopen. Een dun laagje wordt er van de schil afgeschild, het
kapje eraf gesneden, en je kan het als een lokale pers leeg knijpen in je mond.
Een echte dorstlesser. De prijs: mienu fifty. Twee voor 50 cedis (5 cent).
Sinaasappels in Nederland zullen nooit meer zo smaken als in Ghana. Vooral de
oranje kleur staat me tegen. Een sinaasappel hoort groengeel te zijn. Eerst
dacht ik nog in m’n onschuld dat deze sinaasappelverkopers, de 25 cedis per
sinaasappel als volle winst binnen kregen. Maar zij kopen de sinaasappels ook
van een grote hoop. Sinaasappels die naar de grote plaats gebracht zijn door
chauffeurs, geplukt zijn door speciale plukkers, op het land van een
sinaasappelboer, meestal onderhouden door z’n vrouw. Uiteindelijk blijft er
een paar cedis voor iedereen over. Dit is het leven in Afrika. Iedereen
sprokkelt een paar centen bij elkaar, en droomt eens van de grote klap.
Nee, dan is de ingezonden brief van onze
ambassadeur wel van een andere wereld. Waar een Nederlandse ambassadeur zich al
niet druk om moet maken! Een krantje. Een avondje zappen. Hij heeft een aardige
schotel op het dak van z’n villa. Of “Where to go”, ofwel waar ontmoet ik wie.
Party-time en social life in Accra.
Vorige maand had ik zelf ook even de
gelegenheid om een uitstapje te maken naar Togo. Er was een TB conferentie
voor Afrikaanse landen in Lomé. Lomé leek ver weg, maar is uiteindelijk maar
twee uurtjes rijden van Accra. De grensovergang is in Aflao, aan de kust, op
nog geen 200 meter
van de zee. Erg rommelig en stoffig. Het duurde ook nog wel even om de grens te
passeren. Een stukje over de grens rij je een wereldstad binnen, met mooie
straten en wolkenkrabbers (35 hoog). De straatvegers doen je even aan Jacques
Tati denken en je realiseert je dat er een wereld van verschil is tussen een
voormalig Franse kolonie en een Britse. Het was natuurlijk maar een korte
indruk. De stad leek geordend, het verkeer met al z'n brommertjes vrolijk,
gezellige eettentjes en barretjes. In het hotel kwam ik op een avond de bewaker
tegen die een dikke slang voor zich uitschoof. Een Fransman kwam ook staan
kijken en men was het eens dat het een python was. De slang werd op een stok
het terrein afgedragen. Toen ik het verhaal 's avonds aan m’n Ghanese collega’s
vertelde, waren ze zeer verbaasd en ook bang (Ai). Ze hadden de slang al lang
morsdood geslagen. Ik eigenlijk ook.
De conferentie was erg interessant en ik heb
veel nieuwe ideeën opgedaan. Ook veel mensen ontmoet. De wandelgangen en het
netwerken. Op een avond kregen we een diner aangeboden door de Togolese
president (hij at ergens anders). Ik was even vergeten dat ik in Afrika was, en
zat met een Zweed te praten die het TB programma in Sierra Leone coördineerde.
We hadden een bescheiden voorgerechtsalade opgeschept. Toen we uiteindelijk
aan de rijst etc. wilden beginnen, waren alle schalen leeg. Inclusief al het
dessert. Ik had natuurlijk net zoals de rest m’n bord met een kop moeten vullen
met een stuk meloen ‘on top’. Stom.
De volgende dag reisde ik terug met het
openbaar vervoer: een GPRTU bus met 70 volwassenen, een hoop kinderen en tassen
vol met gekochte waar uit Togo. Ik zat op een driezitsbank op één bil, op het
randje, samen met twee visetende en icewater drinkende, stevige mammies. Het
was heet in de bus vooral als ‘ie even stil stond. Bij verschillende
roadblocks moesten mensen een ‘tax’ betalen voor hun geïmporteerde spullen.
Een hoop gesjoemel dus. De brug over de Volta was ‘weak’, en we moesten met
het veer over. Er werd ook weer voldoende eten ingeslagen. Kenkey, visjes, zakjes
rijst met pepersaus, icewater. Ik hield me bij de sinaasappels. De reis terug
duurde vier uur. De prijs voor de rit ¢2,200 (een knaak). Niet alles is zo goedkoop.
Een pot bier (Star, ABC of Club Beer) kost ¢1,200, voor 3/4 liter. Tijd om één
open te maken. Ook een goeie dorstlesser met deze hitte.