Alweer een week onderweg. De tijd gaat snel. Met zo’n korte consultancy
zit je voor je het weet al op de helft! Vorige week woensdag vertrok ik via
Londen naar Harare. De vlucht met British Airways was erg aangenaam. WHO had een
businessclass-ticket gegeven. In de Boeing 747-400 zit de businessclass boven
de economy class. Veel beenruimte, lekkere stoelen en goed eten natuurlijk.
Helaas miste ik het hoofdgerecht, want ik was na het voorgerecht in diepe slaap
gevallen. Ik werd wakker toen men aan het afruimen was. Er stond nog een
traytje op de kar met een nagerecht voor mij. Ook de rest van de reis heb ik
grotendeels slapend doorgebracht en ik kwam uitgerust om 8 uur ’s ochtends in
Harare aan.

In Harare moest ik m’n eigen weg vinden. Een taxi reed me door de stad
en het was erg moeilijk om het WHO kantoor te vinden. Na een paar keer vragen,
kwamen we bij het grote ziekenhuis (Parirayena Hospital). Ook hier geen bordje
met het WHO logo te bekennen. Bij een gebouw waar de verf aan het afbladeren
was en patienten naar binnen liepen, zei de taxichauffeur dat de WHO hier gehuisvest
was. Alleen een bordje met ‘WHO-parking’ deed vermoeden dat hij inderdaad
gelijk had. Na een paar gangen en trappen kwam ik inderdaad bij het WHO kantoor.
Dit is het ‘regionale’ WHO kantoor voor Afrika: WHO AFRO. Vroeger was dit
gevestigd in Brazzaville, Congo, maar door de burgeroorlog daar, is het kantoor
al drie jaar ‘tijdelijk’ naar Harare verplaatst. Het was inderdaad goed te zien
dat dit een tijdelijke oplossing was. Geen airconditioned gebouwen, maar
kamertjes waar 4-6 mensen dicht op elkaar zitten. Veel dozen met archieven in
de gang en knusse keukentjes die als kantine dienden. De cola die ik bestelde
kwam uit een literfles. Erg ongewoon in Afrika waar de markt overspoeld is met kleine
Coca Cola en Fanta flesjes. Wat verder nog opviel was dat de omgangstaal vooral
Frans is. Gelukkig waren de meeste mensen tweetalig.

Ook dit keer liep mijn bezoek niet vlekkeloos.
De persoon die ik moest zien, Mac Otten, zat in een workshop en ik ontmoette hem
pas aan het eind van de middag. Na een korte briefing, ben ik meegegaan naar
zijn huis en heb daar ‘s avonds gegeten. De volgende ochtend mee naar de
workshop voor ‘laboratory directors’ van de 15 virologische laboratoria in
Afrika die betrokken zijn in het polioprogramma. Het was leuk te zien, hoe snel
je de groep mensen leert kennen die hierbij betrokken zijn. Naast Mac, kende ik
Keith Shaba (AFRO) ook van de workshop in Livingstone afgelopen maart. Charles,
de laborant uit Uganda was destijds ook in Livingstone aanwezig. Dr. Monze, de
viroloog van UTH, kende ik natuurlijk van Zambia. Verder was een Amerikaanse
consultant van CDC Atlanta in de meeting. Hij was ook in Genève gedurende de
training begin dit jaar. Van het WHO hoofdkantoor Genève was verder nog een
viroloog, David Featherstone, die ik vorig jaar tijdens mijn eerste oriëntatie
bij de WHO al had ontmoet. De vergadering werd voorgezeten door Prof. Nkrumah
en Prof. Tomori. De eerste had ik al eens in Cape Coast gezien tijdens een
training. Hij is de zoon van de eerste Ghanese president, Kwame Nkrumah. De
leukste ontmoeting was met Prof. Tomori. Hij heeft een bijdrage geschreven voor
het boek van de Nederlandse Vereniging voor Tropische Geneeskunde, dat ik vorig jaar had samengesteld. Ik had ooit een bijdrage van hem op een discussielijst op
het internet gelezen. Ik vond het een erg scherp verhaal en vroeg hem in
december of hij een stukje wilde schrijven over de betrokkenheid van westerse
organisaties in research in de tropen. Omdat ik niet wist of hij man of vrouw
was, begon ik m’n maitje met ‘dear sir/madam’. Zijn eerste reactie was ‘I’m of
the male gender’ (‘Ik ben van het mannelijke geslacht’). Pas later schreef hij
dat hij in het WHO AFRO kantoor werkte. In Genève zag ik zijn naam op een
overhead staan en wist dus dat hij ook in het polioprogramma werkte. Deze zomer had
ik hem het boekje toegestuurd en hem bedankt voor zijn bijdrage. Je kunt je
voorstellen hoe grappig het was om elkaar nu in levende lijve te zien.
Vrijdagmiddag vloog ik door naar Zambia met Aero Zambia. De businessclass
in het vliegtuig van Aero Zambia had 12 stoelen. Voor me zat, bleek al snel,
een VIP. Mensen kwamen handjes schudden, stewardessen deden zenuwachtig en een
‘entourage’ was bij hem. De persoon naast hem, waarschijnlijk een MP/parlementslid,
vertelde hem dat hij voor zijn dorp een community centre wilde bouwen, de
anderen zaten ook voortdurend als vliegen om hem heen of lachten hard mee om
zijn grapjes. In Lusaka stond een militaire afvaardiging en de tv hem op te
wachten. Toen wij het vliegtuig verlieten zei hij tegen een van zijn
volgelingen ‘Be ready for any questions!’. De volgende dag las ik in de krant
dat de minister van buitenlandse zaken een bezoek aan zijn collega in Zimbabwe had
gemaakt, in verband met de DR Congo crisis.
Maandagmiddag rapporteerde ik me bij de WHO en het Central Board of
Health (CBOH). Men was niet op de hoogte van mijn komst. Zoals gewoonlijk. We
proberen nu de training van de surveillance officers van de grond te krijgen.
Deze gaat waarschijnlijk volgende week van start. Ondertussen kan ik het
trainingsmateriaal voorbereiden en wat bijpraten. Ik heb een leeg kamertje in
het WHO kantoor gevonden en heb nu eindelijk eens een rustig plekje om te
werken. Bovendien een mooi uitzicht over Lusaka, zo 6 hoog, en ook tijd om deze
brief even te schrijven.