dinsdag 28 december 1993

4. Chief Nana Adankwa I

In deze rondzendbrief wil ik iets meer vertellen over m'n werk. Het kost me moeite om wat tijd te vinden om een brief te schrijven en dat is ook de oorzaak dat er bijna geen brief de deur uitgaat. Mijn werk slurpt bijna al mijn tijd en energie op. Als dat al niet door het werk gebeurt, dan kunnen Douwe en Koen er ook wat van. Het lijkt wel of ze een ingebouwd wekkertje hebben, die op kwart over vijf staat. Dat is de tijd dat ze meestal wakker worden, net voordat het licht is. Als de ene wakker wordt dan wekt die de andere en begint het leven hier. Het is nu ook nog voor 6 uur wanneer ik dit schrijf en Douwe en Koen heb ik voor de televisie gezet. Het zijn anders wel twee heerlijke deugnieten.

Vier dagen in de week werk ik in het district. Ik ben hier aangesteld als district medical officer, en verantwoordelijk voor de gezondheidszorg in het district. Dat is vooral een managementtaak. Ons district ligt qua grootte ergens tussen de provincie Utrecht en Groningen. Foso ligt aardig in het midden van het district. Het is een klein stadje met zo'n 15.000 inwoners. Alle andere plaatsen hebben minder dan 5000 inwoners. Het is dus een district met kleine dorpjes. Om in de uithoeken van het district te komen moet je meestal 50-70 km afleggen. De wegen zijn redelijk goed. Een asfaltweg kruist het district. De overige wegen zijn ‘dirt roads’, redelijk begaanbaar. Er zijn natuurlijk altijd gebieden, die je alleen kan bereiken met een 4-wheel drive en die met hevige regens onbereikbaar worden. We gaan nu de droge tijd in. De laatste twee weken hebben we geen regen meer gehad en het begint ook (nog) warmer te worden. De harmattan, de woestijnwind, is er nu. Alles wat vochtig en klam was, wordt droog en wordt bedekt met een laag stof.

De gezondheidszorg in ons district is opgedeeld in verschil­lende lagen. Allereerst is er het ziekenhuis in Foso (level C). Dit is een ziekenhuis met ruim 100 bedden. Hoewel dit de helft is van de bedden in Chilonga, is het hier een stuk drukker. Er worden bijvoorbeeld 4-5 keer zoveel operaties gedaan. Het meeste van deze operaties worden gedaan door m’n twee collega's. Dit zijn Ring, een Soedanese gynaecoloog en Amoussou, die uit Benin komt. Een internationale club dus. Ring is na veel omzwervingen hier terecht gekomen. Gevlucht voor de burgeroorlog in Soedan, kwam hij in Ierland terecht, waar hij de gynaecologieopleiding deed. Daarna werkte hij een aantal jaren in Liberia. Destijds een welvarend land, maar toen de burgeroorlog daar drie jaar geleden uitbrak, moest hij alles achterlaten en kwam hij uiteindelijk in Ghana terecht. Ikzelf werk slechts een dag in de week in het ziekenhuis en heb eens in de drie weken een week nachtdienst en weekend­dienst. Genoeg om toch nog wat klinisch bezig te blijven. De level B klinieken zijn de health posts. Dit zijn klinieken met een medical assistant, een aantal verpleegkundigen en verloskundigen. Er zijn er 7 in totaal, verspreid over het district.

Om gezondheidszorg beter bereikbaar te maken voor de mensen in de dorpen is 15 jaar geleden het concept van Primary Health Care ontwikkeld. PHC poogt gezondheid te verbete­ren door o.a. samen met de bevolking de gezondheidszorg te ontwik­kelen, met vooral de nadruk op preventie (goed drinkwater, sanitaire voorzieningen, etc.). Ook in Zambia werd geprobeerd deze vorm van basisgezondheidszorg op te zetten, maar dit kwam totaal niet van de grond. In Ghana loopt dat een stuk beter. Dorpen zijn hier veel beter georganiseerd. In een aantal dorpen in ons district bestaan dorpsgezond-heidscommittees of zijn onlangs opgericht. Deze hebben op hun beurt twee mensen geselecteerd, die getraind zijn als dorpsgezondheidswerkers. In totaal zijn er het laatste jaar bijna 100 mensen gedurende 5 weken getraind. Ook hebben deze committees een klein kliniekje gebouwd, meestal bestaande uit twee ruimtes (level A). Mijn taak de afgelopen maanden was om de training van deze dorpsgezondheidswerkers te superviseren, training te geven aan de dorpsgezondheidscommittees, de kliniekjes te inspecteren en deze uiteindelijk officieel te openen. Bijna alle 40 kliniek­jes zijn nu geopend. De opening is elke keer weer een feeste­lijke gebeurtenis. Het neemt een hele dag om het programma van dans en muziek, het brengen van plengoffers aan de voorouders (pooring of libation), toespraken, geld inzamelen en eten af te werken. Sommige verafgelegen dorpen hadden een generator en grote geluidsinstallaties gehuurd en de scratch muziek dreunde door de bush. Bij één opening was de GBC (de Ghanese NOS) uitgenodigd en kwam de opening in het nieuws.

Bij de opening van de kliniek in Ngresi/Darmang ging het er wel heel speciaal aan toe. Die dag waren Florence en Douwe ook mee. Men had mij van te voren gezegd dat men me chief wilde maken, maar deed daar nogal lacherig over. Ik dacht dat ze het als grap hadden bedoeld, maar op die dag bleek men bloedserieus te zijn. De paramountchief, de hoogste chief uit het district, was ook uitgenodigd en aanwezig. Op een gegeven moment nam iemand me op de schouders en droeg me het dorp door. Ik werd met poeder bestrooid en was helemaal wit. Een nieuwe chief moet eerst gevangen worden. Daarna moest ik me omkleden en kreeg een groot kleurig kleed om me heen, van een speciaal soort stof gemaakt (Kente). Verder moest ik ook chiefschoenen aan en kreeg een gouden ketting om m’n hals. Ook Florence werd zo uitgedost als ‘Queen mother’. Vervolgens werden Douwe en ik in een palankijn=draagstoel (ik moest het woord ook opzoeken) op schouder-hoogte rondgedragen door het dorp. Een grote para­sol hing boven de palankijn. Drie grote drummen gaven het ritme aan en al deinend in die stoel en zwaaiend met een zakdoek kwamen we weer terug bij de paramountchief. Daar moest ik de eed van trouw afleggen. Met een groot kapmes in mijn hand heb ik gezworen dat ik het dorp zal helpen, ‘whether rain or shine’ (onafhankelijk van regen of zonneschijn). Het is een grote eer om als chief geïnstalleerd te worden. Ik ga nu verder door het leven als Nana Adankwa I, okoswohene (chief voor ontwikkeling) van 9 dorpen, die samen Adankwaman genoemd worden. Naast de eer zijn er ook verplich-tingen. Men wil natuurlijk dat ik me voor een aantal ontwikkelingen in het dorp inzet en hoopt dat ik ook wat geld binnen kan brengen. Het is verder ook erg boeiend om een dorp van zo dichtbij te kunnen volgen. Binnenkort ga ik met het dorpsgezondheidscom­mittee zitten om te kijken wat men het meest nodig heeft. De Nederlandse ambassade heeft al aangegeven dat er wel geld is voor sommige activiteiten, maar ik wil ook graag een beroep op jullie doen om dit dorp te steunen. Het gironummer is hiervoor opengesteld. Ik zal jullie op de hoogte houden van de ontwikkelingen.

Tot zover iets over m'n werk. Het is heel interessant. Nu er een bepaalde gezondheidsstructuur is, geeft dat gelijk ook allerlei mogelijkheden, om de districtsgezondheidszorg verder te ontwikkelen. Ik moet me wel wat inhouden anders kan ik er ook in verdrinken.

Nog even een terugkerend onderwerp van de nieuwsbrief: de ziekenboeg. Deze is nu weer leeg, maar drie weken geleden waren Florence en Koen ‘down’ met malaria. Vooral Florence was daar flink ziek onder en heeft 5 dagen met hoge koorts in bed gelegen. Uiteindelijk heeft de quinine z’n werk gedaan. Verder hebben Douwe en Koen allebei een huiduitslag met blaasjes gehad (geen waterpokken).

De december maand is ook weer bijna achter de rug. Eerst hebben we het Sinterklaasfeest bij de ambassadeur in z’n tuin in Accra gevierd. De echte Sint was er met een aantal zwarte Pieten, die de kadootjes uitdeelden aan de rand van het zwem­bad. Echte pepernoten, gevulde speculaas, en taaitaai! Douwe had zich al weken verheugd op die dag. Daarna kwam Roelof nog eens met een koffer vol sinterklaas- en kerstkadootjes, zodat we nog eens twee pakjes avonden hadden. De kerstdagen hebben we in Berekum doorgebracht. Dat is hier 4 uur rijden vandaan. Er is daar een grote Memisa kolonie, en hebben samen een leuke barbe­cue gehad. Rest ons nu nog het oud en nieuw. Een Ghanees nieuwjaarsfeest met ongetwijfeld een knallend uiteinde, want de eerste knallen van het buskruit in de bamboestokken vliegen ons al om de oren.

Wij wensen jullie ook al het beste en liefs voor 1994.


P.S. Vergeet niet het Nana Adankwa I fonds.

maandag 18 oktober 1993

3. Met de tro-tro naar de cursus

Dit is alweer de derde rondzendbrief in 4 maanden tijd. Als het zo doorgaat overtreffen we de 20 rondzendbrieven uit Zambia nog. De ervaring leert ook dat je in de loop van de tijd steeds minder schrijft. We zullen zien.
In ieder geval willen we jullie hartelijk bedanken voor alle brieven, kaarten en pakjes die jullie gestuurd hebben. Post blijft voor ons belangrijk omdat het een prettige ondersteuning is tijdens ons verblijf. We kijken er echt elke week weer naar uit.

Ook hebben we ons eerste bezoek uit Nederland: mijn nicht en haar vriend. Beiden zijn medicijnen studenten. Ze lopen zes weken mee in het zieken-huis en district. Het is heel gezellig en ook goed te doen in ons grote huis, want eindelijk zijn we dan verhuisd. Sinds begin september wonen we in wel een beetje groot uitgevallen huis. We hebben het ons al snel eigen gemaakt
De eerste twee maanden die toch dikwijls het moeilijkst zijn hebben we met vallen en opstaan doorstaan. We beginnen ons nu echt thuis te voelen in Ghana en zien het dan ook wel zitten om hier een tijdje te blijven wonen.

Gerard die een lange inwerkperiode en nu dan de overdracht heeft gehad zit al tot over zijn oren in het werk. Er duiken steeds weer problemen op in het district die aangepakt en opgelost moeten worden. Het kost hem veel extra tijd.
Douwe is al helemaal aangepast, hoewel hij het wel zat is dat iedereen altijd maar aan hem wil komen en hem op wil til­len. Na schooltijd komen er vaak wat kinderen met hem spelen en overdag vermaakt hij zichzelf wel aardig. Hij zit wel in een soort peuterpubertijd (als dat bestaat). Hoe daar mee om te gaan is een tweede, dan mis ik nog wel eens positieve adviezen uit mijn omgeving.
Koen is de afgelopen tijd ons zorgenkind­je geweest. Hij heeft nu ook eenmaal een astma-aanval gehad. Hij is er gelukkig wel weer goed uitge-komen. Verder blijft hij maar hitte-uitslag houden over zijn hele lichaam, wat sinds kort ook is gaan jeuken. Dan merk je wel weer dat je beperkt bent in onderzoek en behandelen en het lastig is dat je hem zelf op behandeling moet zetten.

Voor mij zijn er ook wat veranderingen. Ik ben inmiddels aan de slag gegaan in het ziekenhuis.

Als je in Ghana of waar dan ook in de wereld wilt gaan werken als ver-pleegkundige moet je je eerst laten registreren. In Ghana ben ik met mijn papieren wel ‘registrabel’, maar niet zo maar geregistreerd. Daarvoor moet je eerst een oriëntatiecursus voor-in-het-buitenland-opgeleide verpleegkun-digen volgen. Deze cursus bestaat uit twee weken theorie en zes weken praktijk in Accra. Bij de council voor verpleegkundigen en verloskundigen heb ik laten weten dat ik onmogelijk twee maanden van huis kan met twee kleine kinderen. Gelukkig konden ze daar het pro­bleem ook wel zien en zouden ze kijken naar alternatieven maar die twee weken theorie moest ik in ieder geval wel doen. Deze heb ik inmiddels gedaan en was zeker de moeite waard.

We waren met een groep van 28 verpleegkundigen uit alle delen van de wereld. De grootste groep waren Ghanezen die in Nigeria en Groot-Brittan-nië waren getraind. Verder een groep Liberiaanse vluchtelingen, een zuster uit India en verder nog mensen uit de Verenigde Staten, Zwitserland, Duitsland, Schotland en natuurlijk Nederland. Met mij was er nog een andere Nederlandse vrouw die nota bene al op het eind van haar contract zat en alsnog deze cursus moest volgen voor een registratienummer. Waar-schijnlijk om nog wat geld binnen te krijgen, want we moesten een flinke som cedis betalen om deze cursus te volgen. We moesten ook zelf voor transport en onderdak zorgen. Ik kon logeren in een huis van de Spaanse zusters. Het lag ruim 15 km buiten Accra en dus moest ik vroeg op om te reizen, met een taxi of een tro-tro. Dit is een busje waar je met velen in gaat en waar de deur dan nog maar net dicht kan en waar je weer helemaal bezweet uit komt. Wel goedkoop, dertig cent tot in het centrum. De taxi, ook niet altijd comfortabel, maar als je het busje hebt gehad een luxe, is drie keer zo duur en doet er net zo lang over als een busje. De taxi’s werken eigenlijk net zo als een bus: van een stop naar een andere stop met een vaste route. Je reist altijd met nog drie andere reizigers. Op zich functioneert het openbaar vervoer wel goed, alleen in de spits is het druk, is het dringen voor een plaatsje en ben je veel tijd kwijt voor een relatief korte afstand. Het was een leuke ervaring om op deze manier door Accra te rijden Je leert de stad zo wel kennen en je maakt nog eens wat mee. Er is altijd wel iemand die een praatje met je maakt. Op een ochtend zat ik in een taxi, muziekje aan, een Gospelsong, de chauffeur was lekker mee aan het zingen en al gauw zongen de mensen naast me ook uit volle borst mee. In Nederland had ik me zeker afgevraagd waar ik nu in terecht was gekomen, maar hier lijkt het er wel gewoon bij te horen. Het had ook wel iets gezelligs en de tijd werd zo een beetje gedood. Ik was meestal toch zo’n twee uur onderweg om van het huis naar het centrum te komen, ‘s Middags was dit meestal wat korter.

De eerste week van de cursus bestond uit theorie, veel over de structuren van de gezondheidszorg in Ghana. Verder wat lessen over veel voorkomen-de ziektes en gezondheidsprogramma’s. Zo hadden we ook les van een socioloog over family planning. Hij vertelde heel boeiend over zijn onder-zoek naar hoe mensen over family planning dachten en wat ze wisten van de verschillende methoden Veel mensen zien in de meeste methoden nade-len. Een van die nadelen was wel heel opmerkelijk: ‘de bijwerking van sterilisatie is onvruchtbaarheid’. Het blijkt wel weer dat er nog heel wat aan gezond­heidsvoorlichting gedaan moet worden voordat een family planning programma zijn vruchten af zal werpen.

De tweede week hebben we verschillende ziekenhuizen bezocht. In het grote Korle-Bu universiteitsziekenhuis kregen we veel gedoneerde prestige objecten te zien. De hartbewaking en de dialyseafde­lingen hadden op dat moment geen patiënten. Wel liepen er veel verpleegkundigen rond. Verder hebben we nog een aantal verpleegafdelingen gezien. Je krijgt wel een aardige indruk hoe groot zo’n zieken­huis is.
We zijn ook nog een ochtend naar een psychiatrisch ziekenhuis geweest. Het zie­kenhuls heeft een opnamecapaciteit van 200 bedden, maar er waren op dat moment 1100 patiënten. Ik werd er wel een beetje triest van zoveel mensen per afdeling te zien met zo weinig personeel. Je kunt je voorstellen dat er van individuele aan­dacht weinig sprake kan zijn en dat het personeel al blij is als ze de afdeling een beetje in toom kunnen houden. Mijn indruk was dat de verpleegkundigen naar omstandigheden toch wel streefden naar een goede zorg. De meeste van de patiënten zijn verstoten door hun familie en zullen de rest van hun leven daar slijten. Er zijn ook afdelingen waar mensen tijdelijk opgenomen worden en na behande­ling en verbetering weer terug naar huis gaan.
Opvallend was dat de vrouwenafdelingen er zoveel schoner uit zagen dan de mannenaf­delingen. Men probeert de patiënten zoveel mogelijk te betrekken bij het schoonmaken van de afdelingen.

Een andere dag hebben we een Health Post bezocht in een sloppenwijk van Accra. We kregen een rondleiding door de ‘wijk’, een stuk strand tegen de gevangenis aan. Op het strand was een dorp van allemaal houten barakken, waar volgens zeggen allemaal daklozen, zwervers, verstotenen en crimine-len wonen die hier met vis­vangst nog wat geld proberen te verdienen. Tussen die barakken was een gebouw wat als een soort kliniek gebruikt werd voor vaccinaties, zwangerschapscontrole. Er waren zelfs een paar bedden voor zie­ken. In het hele gebied was hygiëne ver te zoeken en lag er een hoop werk voor de public health nurse. Zij vertelde echter dat het zeer moeilijk was om deze mensen te organiseren en te motiveren om de proble-men aan te pakken. Er bestaat geen eenheid, er is geen sociale controle zoals je dat in andere dorpen wel ziet, men leeft hier erg individualistisch. Andere problemen hebben waarschijnlijk een hogere prioriteit.
Die dag bezochten we ook nog een kinder­ziekenhuis voor ondervoede kinderen. Wat een contrast met het vorige, terwijl de onderliggende problemen van eenzelfde aard kunnen zijn: armoede. Het gebouw zag er prachtig uit, goed onderhouden. De artsen kenden hun patientjes goed, ook omdat de kinderen er minstens zes weken worden opgenomen. De moeders worden de hele dag bezig gehouden met voeding maken, gezondheids-voorlichting. Er is een speciale afdeling waar gekookt wordt, er is een afdeling waar voorlichting over family planning gegeven wordt en een nut­ritionafdeling waar voorlichting over voeding gegeven wordt.

Soms is iets zo mooi en zo ideaal dat het bijna onwerkelijk lijkt en ook heel ver van de Ghanese samenleving afstaat. Ik heb het over het S.O.S. kinderdorp zo’n 30 km van Accra waar 200 kinderen wonen die geen ouders meer hebben (wezen en vondelingen). De kinderen wonen in een huis, met 6 tot 8 andere kinderen van ver­schillende leeftijd, als in een gezinssituatie samen. Ze worden opgevoed door een pleegmoeder. Elk huis heeft voldoende ruime slaapvertrekken waar 2 kinderen per kamer slapen. Elk huis heeft een ruime woonkamer met televisie en radio. Speelgoed is ruim voorradig. Er is een keuken met vriezer, koelkast en kookstel. Op het terrein is een peuterschool, een lagere school en een middelbare school. Verder nog gebouwen waar men leert koken, naaien en typen. Kinderen van buiten het S.O.S. dorp kunnen tegen flinke betaling ook naar deze scholen. Het hele dorp functioneert volledig op donatie gelden. Elk huis wordt door een land gesponsord. Dit levert natuurlijk wat onderlinge competitie tussen ambassades op. Er is ook een Hollandhuis, met foto’s van windmo­lens, schaatsers en de koningin aan de muur. De apparaten zijn natuurlijk van Nederlandse fabrikaat: Philips.

Terug in Assin Foso ben ik meteen met de praktijkoriëntatie begonnen. Aanvankelijk moest ik dat dus in Accra doen, maar na wat heen en weer gepraat kon ik het in Cape Coast doen. Nog eens 6 weken Accra was te veel geweest vooral voor Douwe en Koen. In Cape Coast hebben we de situatie nog een uitgelegd, dat het toch heel moeilijk te realiseren is met 2 kinderen. Ons voorstel was om de oriëntatie in Foso te doen met een aantal dagen aanvullende oriëntatie in Cape Coast. Maar de persoon die over deze oriëntatie ging vond het allang goed dat ik het helemaal in Foso wilde doen onder supervisie van onze principal nursing officer (P.N.O.) die haar senior was op de uni­versiteit. Samen met Mr. Afful, de P.N.O., hebben we een programma gemaakt en roteer ik op de verschillende afdelingen in ons ziekenhuis. Het was al lang geleden dat ik in het ziekenhuis gewerkt had, maar je zit er ook zo weer in. Ik moet me nog wel even inhouden met aanpakken van bepaalde dingen. Ik merk dat de nonnen als je het voorzichtig brengt er wel voor open staan om dingen te veranderen.
In een volgende brief  zal ik jullie wat meer over het werk vertellen.
Gerard zal nog even iets vertellen over de RTL-affaire.

Zoals jullie misschien al begrepen hadden, zijn de opnames voor een uitzending bij RTL niet doorgegaan. RTL had zich al gebonden aan uitzendingen over het Rode Kruis. De hele voorbereiding was dus een grote flop.


Onverwacht en ongewild zijn wij hier wel in de media terecht gekomen. Afgelopen weekend had ik dienst en werd op zaterdag de Deputy Minister van Binnenlandse Zaken binnengebracht. Hij had in Foso een auto-ongeluk gehad en een arm gebroken. Op zich niet zo’n alarmerende situatie. Met hem was ook nog een gevolg van 30 andere hooggeplaatste personen, ministers en kamerleden. Men was namelijk net terug van een begrafenis van een parlementslid. Dit soort personen eist onmiddellijke behandeling en is zelden tevreden. Op de polikliniek liep het uit op een ruzie tussen een rechter en een van onze nur­ses, Sebastian. Op een gegeven moment zei Sebastian tegen hem “wil je dat ik voor je vlieg”, en toen waren de poppen echt aan het dansen. Sebastian werd bedreigd, het ziekenhuis was natuurlijk waardeloos, en men zou er werk van maken. Dat gebeur­de ook, want dinsdag was het een onder­werp in het parlement, ‘s avonds in het televisie journaal, de volgende ochtend op de radio en in de krant. De Minister van Gezondheid eiste een onderzoek en ook het district stelt een onderzoeks-commissie in. Er zijn veel onterechte beschul­digingen gemaakt naar onze kant. Als zie­kenhuis hebben we daarom vrijdag een ver­klaring in de districtsraad voorgelezen, die maandag, gisteren, ook in de krant stond afgedrukt. Het ziet er nog niet naar uit dat iedereen tevreden is, dus zal er nog wel een staartje aan dit ver­haal zitten... Wordt vervolgd.

dinsdag 3 augustus 1993

2. Het tropisch regenwoud zie je letterlijk verdwijnen

Wij zijn nu al bijna 2 maanden in Ghana en krijgen wat idee van het leven hier. Wat vooral opvalt, is dat we veel vergelijkingen maken met Zambia. Het zal wel even duren voordat dit referentiekader wegvalt en werkelijk plaatsmaakt voor Ghana.

In Zambia vond ik de mensen zo gelaten. Alles, en dan vooral de problemen kwam over hen heen en men gaf mij daar het gevoel dat men er niets aan kon doen. Ghana is anders. Het bruist hier van de activiteiten. Niet alleen op economisch gebied, maar ook cultureel, sociaal leeft het hier veel meer. Ook op gezondheidsgebied is dat erg stimulerend. Zo worden hier dorps-gezondheidswerkers getraind die in de dorpen kleine kliniekjes runnen, en daarnaast ook preventief bezig zijn. Een groot deel van mijn werk zal zich concen­treren rond een UNICEF-programma, die dit systeem van basis-gezondheidszorg nieuw leven in blaast. Deze structuren heeft men ook geprobeerd op te zetten in Zambia, maar dit kwam totaal niet van de grond. Ik denk vooral door de bovenliggende instelling. De molen draait hier wat sneller en soms hebben we ook wel een beetje heimwee naar de relaxte sfeer in Zambia.

In de grote steden is het een aaneenslui­tende rij van winkeltjes. Wij zijn in Accra en Kumasi, de twee grote steden geweest. Grote supermarkten kom je er bijna niet tegen. Je vindt er straten waar men alleen maar elektronica verkoopt, verderop rijen kledingzaakjes. Het maakt het winkelen vaak wel makkelijk, omdat je zo weet waar je moet zijn. Ook vind je hele gespeciali-seerde winkeltjes. Zo zag ik in Accra een centrum voor boutjes en moertjes. Ik ben helaas niet naar binnen geweest. Ook probeert men vaak een strategi-sche positie in te nemen. Direct naast het grote ziekenhuis in Accra, Korle Bu Hospital, worden de lijkkisten gemaakt en verkocht (‘Coffin market’). Voor een westerling misschien indiscreet, maar hier misschien veel meer in goede harmonie... Bij de verkeerslichten is het ook altijd een druk handelen. ‘s Ochtends worden er de kranten verkocht, ‘s middags zakjes ijswater en koekjes voor de uitge­droogde automobilist, die ook hier in de file staat. Daarnaast worden ook allerlei luxe artikelen zo aan de man gebracht. Ook in Foso zijn honderden winkeltjes. Bijna bij elk huis wordt wel het een of ander (veel hetzelfde) verhandeld. Op deze manier weet men vaak een klein dagsalarisje van 2 of 3 duizend cedi's bij elkaar te sprokkelen, wat omgere-kend nog geen tientje is. Dit is vaak een noodzakelijke aanvulling op de inkomsten in natura die men van een farm/tuin heeft.

Bij ons uitstapje naar Kumasi hebben we een bezoek aan de dierentuin gebracht. Twee leeuwen, een luipaard, apen, schildpadden, slangen en veel vogels waren hier bij elkaar gebracht. Een lekkere wandeling, en vooral Koen genoot erg van de apen. Grote verbazing bij ons over de plek waar ooit een olifantje gehouden werd. Het olifantje was dood en een deel van z’n huid + oren stond als een vogelverschrikker opgesteld in zijn oude kooi.

Een stampende olifant zie je bijna in elk dorp op reclameborden voor politieke partijen staan. Dit is het symbool van de oppositie partij, New Patriotic Party. Deze partij heeft zijn meeste aanhang onder de bevolking in het Westen van Ghana, dus ook in Assin Foso. Bij de presidentsverkiezin-gen van vorig jaar ging echter de meerderheid onder de paraplu staan, het symbool van de National Democratic Congress, de partij van Jerry Rawlings. Het is wel opvallend dat er in elk dorp naast deze beide partijen vaak ook nog andere partijen een kantoor hebben. Een ander opvallend verschijnsel langs de weg is het transport van boomstammen. Het tropisch regenwoud zie je zo letterlijk verdwijnen. Elk uur rijden hier zo ongeveer 5-10 trucks door Foso. Meestal zijn de opleggers geladen met drie grote boomstammen, soms maar een. Laatst heb ik eens naast zo'n grote boom-stam gestaan en kwam de diameter overeen met mijn lengte. Eeuwenoude bomen verdwijnen zo, maar aan de andere kant ook wel begrijpelijk. Hout is een belangrijk exportartikel geworden. Bovendien komt grond vrij voor landbewerking.

Mijn eerste bezoek aan de Nederlandse Ambassade was een teleurstelling. Gewend aan het stukje Nederland in Lusaka, was dit in Accra wel anders. Ik kwam bij het bezoek nog een andere Nederlander tegen, ook een bezoeker. Verder was er een lange rij Ghanezen die allen proberen een visum te krijgen. Op de grond heb ik mijn aanmeldingsformulier ingevuld.

De papiermolen die we in Zambia hadden, is hier uitbesteed. Florence vertelde in de vorige brief dat onze werkvergunningen alleen nog maar een hamerstuk waren, dat is het nog steeds. Onze paspoorten hebben we de eerste week afgegeven aan een non in Accra en die verlengt onze visa steeds. Verder kijken we ernaar uit om onze bagage weer te zien. Een eerste kleine zending is onlangs aangekomen. Alle 9 dozen waren opengemaakt en verschillende dingetjes ontbraken. We wachten in spanning de grote vracht af. Ook kijken we ernaar uit om in ons definitieve huis te gaan. Tot eind augustus verblijven we nog in een kleine woning, met 3 kamers van 3,5 meter in het vierkant. Soms komen de muren op ons af, en gaan we er een weekendje uit, zoals afgelopen weekend. we hebben twee dagen in een hotel in Elmina doorgebracht, aan een palmstrand. Het weer is deze tijd van het jaar niet zo geweldig (bewolkt, lichte regens, wel warm), dus hebben we oude forten langs de kust bezocht. Ook hier hebben de Nederlanders een dubieuze rol gespeeld. Boven de ingang van het Elmina fort, staat de Nederlandse leeuw. In de 17e en 18e eeuw zijn hier miljoenen slaven weggevoerd.

In een volgende brief zal ik wat meer vertellen over m’n werk, waar ik nu langzaam in groei. Ton, die ik ga opvolgen, vertrekt eind van de maand en dat betekent dat er een lange inwerkperiode is. Deze overdracht is erg belangrijk voor de continuïteit van de werkzaamheden, maar soms geeft het je ook wel het gevoel een toeschouwer te zijn.

Met Ton deed ik op een ochtend de ronde door het ziekenhuis toen Florence een brief kwam brengen. De brief was per expresspost verstuurd en kondigde het bezoek aan van twee Memisa-mensen op vrijdag, met tegelijk de vraag een programma voor die dag in elkaar te zetten. De brief had er vier dagen over gedaan en het was inmiddels al vrijdag. Wij vervolgden de ronde, maar binnen 10 minuten stonden de twee Memisa-afgevaardigden voor onze neus. Gekleed in mooie Memisa t-shirtjes, waarop de slogan “Memisa maakt de wereld beter” gelukkig ontbrak. Dat zou hier te veel verwachtingen losgemaakt hebben. Hun missie was echter de komst van een RTL-team eind augustus voor te bereiden. Men gaat in de 5 uur show korte filmpjes uitzenden over Memisa-uitgezondenen, en wil daarmee het tropenwerk meer (positieve) bekendheid geven. Dit is zeker geen oproep om nu de 5 uur show dagelijks aan te zetten, of toch..., wordt vervolgd.

In juli is Koen ziek geweest. Hij kreeg een longontsteking en was een aantal dagen flink ziek. Altijd een extra zorg als gespecialiseerde medische zorg ver weg is of niet voor handen. Gelukkig knapte hij na de tweede antibioticakuur goed op. Zijn verjaardag op 21 juli en ook die van Florence hebben we klein gevierd.  Verjaardagen worden hier sowieso niet echt gevierd. De vele verjaardagskaarten, die ook nu nog binnen komen, geven veel gezelligheid aan de huiskamer.


Douwe heeft al veel vriendjes. Soms lijkt het wel een kinderklasje als de buurkinderen hier spelen. Ook de kinderen van 10 jaar kunnen zich prima vermaken met de puzzels en raceautootjes van Douwe. Zijn taal begint nu ook meer te ontwikkelen, soms heel grappig. Als iets het niet doet of stopt dan zegt Douwe dat “het batterijtje op is”, bijv. als hij klaar is met plassen, of als het ophoudt met regenen. Als daarna iets weer begint, dan is “het batterijtje weer opgeladen”, zoals toen hij een tijdje diarree had. Ook komen de eerste Twi en Engelse woorden in zijn taal. “How are you? I'm fine, thank you”. Maar ook Okyena (tot morgen) en Kokoko (klopklop). We zullen onze best moeten doen om het Twi ook snel onder controle te krijgen, anders begrijpen we Douwe straks niet meer. Misschien loopt het ook wel niet zo’n vaart en wordt hij juist onze Twi-leraar.

dinsdag 15 juni 1993

1. Dag jongens, ik kom zo terug. We gaan even naar Ghana.

Het was zover, dinsdag 15 juni vertrek naar Ghana. De koffers gepakt, veel overgewicht en om de zenuwen in bedwang te houden het zekere voor het onzekere gekozen om deels met de trein naar Schiphol te gaan. Misschien niet echt nodig geweest. We waren er op tijd en er waren weer veel mensen om ons uit te zwaaien. Het deed ons goed jullie nog even te zien en te weten dat jullie er voor ons zijn. Het inchecken ging goed. We hadden de tijd want er bleek een uur vertraging, i.p.v. 10 over 11 werd het 10 over 12. Uiteinde-lijk bleken er te veel mankemen­ten aan het vliegtuig en moesten we naar een andere gate waar een ander vliegtuig klaar zou staan. Half twee zouden we vliegen. Goed en wel in dit vliegtuig bleek een nooduitgang niet goed te zijn en die moest vervangen worden. Nog een uur later. Uiteindelijk gingen we om 3 uur de lucht in.

Het afscheid nemen is nooit leuk, maar na een aantal keer weggeweest te zijn weet je dat de tijd zo snel gaat. Voor je het weet zien we elkaar weer. Toen we door de douane waren, riep Douwe: “Dag jongens, ik kom zo terug. We gaan even naar Ghana”.

Ghana. Om 19.15 uur (lokale tijd = 21.15 Neder­landse tijd) landden we. De vlucht was verder goed verlopen. Alleen Douwe was wat ziek geworden.
Bovenaan de trappen van het vliegtuig kwam de vochtige warme lucht ons tege­moet. Ik kreeg meteen weer het vertrouw­de gevoel. Dit is Afrika.
We werden met een bus naar de aankomst­hal gebracht. Het was allemaal overzich­telijk en goed georganiseerd. Bij het wachten op de koffers kwam een porter ons vertellen dat Ton (de Nederlandse arts) op ons stond te wachten, samen met Sr. Lourdes en een driver. Al snel kwam Ton ook die ruimte in met nog een andere man van het vliegveld, die het zieken­huis in Foso goed kende. Er werd hier en daar met geld geschoven en we stonden binnen 5 minuten buiten. Daar was het een heksenketel. Als je niet iemand bij je hebt die je bagage onder z’n hoede neemt dan doen de tien­tallen anderen dat buiten wel. Als raven werd er op de koffers gedoken. Het ging goed. Zo snel mogelijk alles in de auto en wegwezen.


We zijn meteen op weg gegaan naar Foso. Even buiten Accra, wat gedron-ken om bij te komen en alles te verwerken wat er zo over je heen gekomen is. Na 3 uur rijden - vanwege de duisternis kan je niet snel rijden - waren we in Foso. Douwe en Koen waren in diepe slaap tijdens de rit. In Foso kregen we een broodmaaltijd van de Spaanse sisters. Vier aardige nog jonge vrouwen, die meteen op Douwe en Koen doken. Het was inmiddels 12 uur middernacht (2 uur Ned. tijd). We gingen naar ons tijdelijke huis op de heuvel met uitzicht over Foso, waar een gevulde koelkast stond en heerlijk gespreide bedden. Na een koude douche genomen te hebben vielen we om 1 uur in slaap.

De eerste dag hebben we regelmatig even geslapen. We waren behoorlijk gaar en met die warmte wil dat nog wel meer ver­moeidheid geven. Douwe was wat koortsig en had diarree (in Nederland opgelopen). Die stond de hele dag onder de douche als het aan hem lag. We zijn wel een beetje trots op hem, dat hij nu echt zindelijk is. Zelfs met die diarree wist hij snel bij de WC te komen.

De tweede dag, donderdag 17 juni, was een regenachtige dag. We zouden ‘s mor­gens het ziekenhuis gaan bekijken, maar er kwam steeds iets tussen, of het regende te hard of er kwamen mensen langs. Uiteindelijk hebben we ‘s middags het ziekenhuis gezien. We kregen een goede indruk. Het zag er goed onderhonden en schoon uit. De afdelingen liggen dicht bij elkaar, zodat het overzichte­lijk lijkt. Ik weet nog niet hoe het in de praktijk uitwerkt als het wat drukker is. We werden aan veel mensen voorgesteld, maar welk gezicht bij welke naam hoort weet ik nog niet. De mensen zijn wel erg vriendelijk hier. Van de nonnen krijgen we van alles toegestopt. We vroegen aan iemand in een barretje vlak bij het zie­kenhuis  waar we het beste groente kon­den kopen. Ze stuurde gelijk iemand op pad voor groente, fruit, uien en tomaten. We hebben die avond heerlijk gege­ven. Een soort spinazie, maar dat anders van smaak. Douwe en Koen vonden het ook lekker. Douwe moest wel even aan de smaak wennen toen het geen spinazie bleek te zijn. Hij wilde het eerst niet eten, maar toen we hem uitlegden dat het wel beter was te eten, dat hij anders ziek zou worden, zei hij: “Douwe wil niet naar het ziekenhuis, hoeft geen slange­tje in de neus”. Nou dan maar eten, gelukkig maar. Het ziekenhuis maakte een grote indruk op Douwe. Het was immers z’n eerste keer in het ziekenhuis. ‘s Avonds gingen we vroeg naar bed, omdat er geen elektrici­teit was.

Vrijdags zijn we met Ton naar Cape Coast geweest voor wat informele bezoekjes aan officiële instanties. Onze werkvergunningen / verblijfsver-gunningen zijn aange­vraagd d.w.z. die van mij (Florence) is al rond. Over die van Gerard wordt vol­gende maand uitspraak gedaan, maar ik heb begrepen dat dat alleen een hamer­stuk is. Alles lijkt heel voorspoedig te lopen. We hebben in Cape Coast wat bood­schappen gedaan. De keus was er erg beperkt, maar we redden ons nog prima. Groente is bet enige probleem. Hier in Foso is weinig groente te krijgen. Volgende week gaat Gerard naar Accra en zal daar wat inslaan voor de komende tijd.

Zaterdags zijn we met z’n vieren Foso ingegaan. Gerard had het leuke idee opgevat om Koen in de buggy mee te nemen. Nou dat gaf een bekijks. Sowieso al toen we daar de eerste dag liepen. Iedereen keek naar Douwe en Koen. Ze zijn toch min of meer een bijzonderheid als enige 2 witte kinder-tjes. Met die buggy helemaal. Kinderen zongen langs de weg en klapten in hun handen. “Broni Kakao” (blanke rijdt in de auto/kar). Volgende keer gaat Koen gewoon weer mee met de chitenge (draagdoek).

Hoewel het voor ons allemaal weer even wennen is, vooral wat de tempe-ratuur betreft, voelt het toch allemaal wel vertrouwd. Gerard gaat volgende week nog niet officieel aan het werk, vanwege de werkvergunning. Douwe moet z’n draai nog vinden, maar speelt wel elke dag met de kinderen uit de buurt. De eerst keer kwam hij teleurgesteld terug: “de kindjes hebben geen speelgoed…” Nu vermaken ze zich met stokken en stenen. Koen heeft veel last van de hitte, warmte bultjes op z'n lichaam en zit het lief­ste de hele dag in bad. Is zoals altijd even lief en vriendelijk naar iedereen en als het even kan wordt hij op de arm genomen en rondgesjouwd. Hij vindt alles best. Het liefst zitten Douwe en Koen in het badje lekker af te koelen. We hebben hier alleen koudstromend water. Dat is even wennen, maar na een dag of wat ben je daar helemaal aan gewend.

Deze brief is een beetje een dagboek geworden maar dat kan niet anders. Je wilt even wat indrukken kwijt en laten weten hoe het met ons de eerste dagen is gegaan. De eerste kaarten zijn binnen. In totaal 6, ze hebben er ca. 8 dagen over gedaan.

Nou luitjes tot schrijfs maar weer. Alle goeds.