dinsdag 8 september 1998

16. Survival weekend

Western Province was de enige provincie in Zambia die ik nog niet had bezocht. Een beetje gek voor een Nederlander die in Zambia werkte, omdat het een tijd lang de twaalfde provincie van Nederland werd genoemd. De Nederlandse overheid concentreert ontwikkelingshulp in dit gebied en hier werken dus ook de meeste Nederlandse artsen. Toen ik twee weken geleden zag dat in Kalabo een mazelenepidemie aan de gang was, heb ik voorgesteld om hier eens te gaan kijken en eens dieper in de gegevens te duiken.
Zondag 6 september zijn we van start gegaan in Lusaka. We hadden gehoopt om dezelfde dag nog Kalabo te bereiken, maar vertrokken echter drie uur later dan gepland. Lusaka heeft 4 grote uitvalswegen: Great East, Great North, Great South en Great West Road. Wij moesten dus de laatste hebben. Even buiten Lusaka het enige verkeersbord met plaatsnamen die we tijdens de reis tegen zouden komen: Mongu, de provincie hoofdstad, 591 km; Kaoma 400 km. Lusaka-Mongu is dus ongeveer net zo ver als Amsterdam-Parijs. De omgeving was vergelijkbaar met wat we gewend waren in het noorden van Zambia. 
Het enige grote verschil is dat we nu door een natuurreservaat reden: Kafue National Park, zo ongeveer ter hoogte en ter grootte van België. We zagen wat wilde zwijnen-families en veel antilopen. Net voor donker kwamen we in Mongu en zochten een hotelletje. Mongu ligt wat hoger en we keken over de vlakte uit waar we de volgende dag verder zouden rijden. Kalabo ligt aan de andere kant van de Zambezi. In de regentijd is de Zambezi buiten zijn oevers en moet je de volledige oversteek per boot maken. Nu kun je tot aan de Zambezi rijden, een rivier van zo’n 300 meter breedte,  en met een ‘pontoon’ oversteken. 
met de pont naar de overkant
Het gebied is bij toeristen bekend om de verplaatsing van de Lozi chief in de regentijd. Als het water stijgt, gaat de chief met zijn familie/stam en met veel ceremonieel naar Mongu waar hij ook nog een chief palace heeft. Dit trekt altijd veel bekijks. 
De uiterwaarden van de Zambezi zijn erg vruchtbaar. Men verbouwt er onder andere rijst. Verder zagen we veel koeien onderweg. Het gras was nu een beetje verdroogd; het leek vooral op stro, met hier en daar balen stro voor het vee. Geen wonder dus dat Nederlanders dit gebied helpen te ontwikkelen. Iemand in Lusaka noemde het gebied ‘het Giethoorn van Afrika’, en we zagen inderdaad veel ‘punters’. Verder lijkt het bijvoorbeeld ook veel op de Veenkoopse plassen. De geur van het droge gras komt mij ook heel bekend voor.
De weg van Mongu naar Kalabo is 75 km. Eigenlijk kan je niet meer over een weg spreken. Veel stukken waren mul zand, een soort Hulshorster zandvlakte. Daarbij komt dat we een chauffeur hadden die volgens eigen zeggen wel eerder in Kalabo was geweest, maar duidelijk de weg niet kende. We kwamen twee keer vast te zitten, doordat de 4 wheel drive grip verloor op het zand. De eerste keer hebben we de whinch (de lier) nog afgerold om te kijken of we de auto er op die manier konden uittrekken. Dit moest wel gebeuren met behulp van de handleiding, want de chauffeur had denk ik nog nooit eerder vast gezeten of de lier gebruikt. Uiteindelijk kwamen we met takken en bladeren onder de wielen weer los. Doordat niemand de weg kende, volgden we vooral de sporen van andere auto’s, maar verloren op een gegeven moment track. We hebben dus een heel andere route naar Kalabo genomen, maar zoals iemand opmerkte: “alle wegen leiden naar Kalabo”. Na een tocht van 5-6 uur kwamen we in Kalabo aan. Een beetje uitgeput en uitgedroogd. Het was ook al erg heet geworden. Ik denk dat iedereen op zijn minst 3 flesjes cola of Fanta achterover sloeg om weer een beetje bij positieven te komen. De nshima met vis deed de rest en we konden aan de slag.


"lokale ambulance"
In Kalabo namen we de gegevens van de mazelenepidemie door en analyseerden deze. Verder hebben we ‘active surveillance’ in de beide ziekenhuizen gedaan. Tijdens deze activiteit ga je door de registers van de OPD (polikliniek) en van opnames in het ziekenhuis, om te kijken voor welke patiënten worden opgenomen en hoe die gerapporteerd zijn. Het meest interessante en belangrijkste hierbij vind ik het contact met de betrokkenen. In de gesprekken kom je vaak veel meer te weten dan wat je ooit uit de boeken kan halen. Zo leerden we o.a. dat een aantal mensen in het ziekenhuis dachten dat je de mazelenvaccinatie bij 6 maanden moest geven. Dat bleek ook in het verleden veel gebeurd te zijn, want een aantal kinderen dat nu mazelen ontwikkelde, waren op 6 maanden leeftijd gevaccineerd. Dit geeft niet de gewenste bescherming.
Kind met mazelen
De twee avonden besteedden we voornamelijk aan de analyse van de gegevens. Een van de taken van de surveillance officers is dat zij deze analysecapaciteit op districtsniveau moeten versterken. Op woensdagochtend hadden we een debriefing sessie met de DHMT (district health management team) en gingen daarna weer op pad naar Mongu. Eerst moest nog wel een aantal koelboxen volgestopt worden met vis. Je kunt niet uit Kalabo komen zonder vis!
Visje eten uit plastic bakje (!) bij de Zambezi


Dit keer reden we zonder problemen naar Mongu/Kaoma. We waren nu wel zo verstandig om iemand mee te nemen die de weg kende. In Kaoma na een korte nachtrust, ging de reis om 5 uur ’s ochtends weer verder naar Lusaka. Met de opkomende zon reden we door het Kafue park. Omdat het nog zo vroeg was, troffen we veel beesten langs de kant van de weg: kudu’s, waterbokken, buffels, zebra’s en zowaar drie olifanten. Iedereen opgewonden. Om 11 uur bereikten we de grote stad, een succesvolle reis achter de rug. Het was ook erg gezellig. De reis met alle obstakels heeft een hecht team gecreëerd. Zeg maar dat het een geslaagd ‘survival weekend’ was.
Olifanten in Kafue National Park

zaterdag 5 september 1998

15. Niet (te) zichtbaar in Pamodzi

Inmiddels al bijna weer twee weken in Zambia. De eerste week heb ik me vooral bezig gehouden met het voorbereiden van de training en het ontwikkelen van onderwijsmateriaal (voorbeelden, overheads, etc.). De tweede week was gepland voor de training. Het organiseren van workshops is nog steeds een heikel issue. De minister van gezondheidszorg, Luo, had in april workshops in de ban gedaan. Ze vond dat men hier teveel met trainingen bezig was en te weinig het geleerde in de praktijk omzette. Dit is zeker waar, maar vervelend als het je zelf raakt. In eerste instantie wilde ik dus de ‘oriëntatie’ in het Central Board of Health houden. Ik werd teruggevloten. Men wilde het korter en ergens anders. Ik kon een klein zaaltje in het Pamodzi Hotel boeken met lunch. Zaterdags kwam iemand me vertellen dat men toch de workshop liever in een minder ‘visible’ (zichtbare) locatie wilde organiseren. Men weet dat de minister niet graag de healthcare workers in een sjiek hotel als Pamodzi ziet. We hebben nog even geprobeerd om de workshop te verplaatsen, maar uiteindelijk is het daar toch gehouden. Van dinsdag tot en met vrijdag vond de training plaats.
Het was leuk om zo een aantal dagen met een klein groepje op te trekken: de vijf surveillance officers en een epidemioloog van het CBoH. Een aardige voorbereiding op de tropencursus die ik straks in Nederland ga coördineren. Het was echter ook intensief om zo 6-7 uur per dag bezig te zijn. ‘s Avonds was ik kapot. De helft van de tijd heb ik lesgegeven en de andere helft van de tijd heb ik het praktisch ingedeeld, met o.a. wat computeroefeningen.
Huis en auto van Sara Davis
Het verblijf in Lusaka is nu nog aangenamer geworden. Behalve dat Sara haar huis aan bood, mag ik ook haar auto gebruiken tijdens haar afwezigheid. Het was vorige keer een hele ‘huzzle’ om elke keer weer een taxi te vinden. Je bent er veel tijd en geld mee kwijt. Nu kan ik in een paar minuten veel doen. Je rijdt even naar WHO, UTH of CBoH toe om wat af te spreken. Vanaf het huis van Sara in Kabulonga is het 10 km naar de stad. Er zijn ’s ochtends geen grote verkeersopstoppingen. In 10 minuten lukt het me meestal om bij de WHO te komen. De cursus in Pamodzi liet ik om 8.30 uur beginnen. Ik had daarvoor meestal nog een half uurtje bij de WHO om nog wat overheads en fotokopieën te maken, en om een e-mailtje weg te sturen. Binnen 5 minuten was ik dan bij Pamodzi. Dit soort acties kostte me vorige keer bijna 2 uur!
De landelijke en vier regionale surveillance officers en de nationale epidemioloog
We zijn inmiddels druk met de trip naar Kalabo waar we veldwerk gaan doen met de ‘cursusgroep’. Het belooft een interessante onderneming te worden.