Een rijdend museum, Cuba
Wel een teleurstelling dat de taxi die me zaterdag van het
vliegveld haalde een Lada was. Als je over Cuba schrijft denk je namelijk al
snel aan de oldtimers die hier nog veel rondrijden, allemaal van voor de
revolutie van 1959! De Lada’s kwamen na de revolutie door de intensieve banden die
Cuba met de Sovjet-Unie aan ging. Import van Westerse producten werd om
politieke redenen gestaakt. Ook de Lada’s rijden hier nog veel rond ook al zijn
de contacten met Rusland na de perestrojka bekoeld geraakt. De Cubanen noemen
het autopark een rijdend museum. Knap dat ze auto’s vele tientallen jaren – tot
meer dan 50 jaar – op de weg houden.
In Cuba heb je vele soorten vervoer: trein, bus, auto’s en
verschillende fietstaxi’s. De gele staatstaxi hanteert Europese prijzen en is
vooral voor toeristen. De collectivo’s zijn ‘gedeelde’ taxi’s die over vaste
routes heen en weer rijden. De Amerikaanse oldtimers hebben meestal vijf
plaatsen: twee op de voorbank, naast de chauffeur, en drie op de achterbank.
Banken waar je diep in wegzakt. Het blikwerk van de auto’s rammelt behoorlijk. Veel
auto’s hebben een soort vrachtwagenuitlaatpijp die veel geluid maakt en vaak zwarte
rook produceert. Inventief is men. In een van de collectivo’s draaide een
kleine ventilator op een motortje op het dashboard. Wel nodig met dit warme
weer, hoewel ik niet het idee had dat het verkoeling bracht. Het idee van de
collectivo’s is eigenlijk heel goed. Als een passagier uitstapt, zorgt de
chauffeur er weer snel voor dat de plek opgevuld wordt. Zo wordt maximaal
gebruik gemaakt van het vervoersmiddel. En het is ook heel gezellig, met de
harde salsa muziek. Heel iets anders dan de files in Nederland, met in elke
auto één persoon.
Vanuit de Spaanse cursus
werd negatief geadviseerd om met de autobus te reizen. Ze zijn overvol, je kunt
snel je spullen kwijtraken en vrouwen konden gemakkelijk een paar Cubaanse
handen op borst of bil voelen. Ik verbleef de eerste dagen in de wijk Vendado
en ging wel elke dag twintig minuten met de bus naar Mirarmar waar de
taalschool in een lommerrijke buitenwijk van Habana ligt. Meestal sta je met
20-30 andere mensen bij een bushalte te wachten. Als de bus stopt, dromt
iedereen bij de voorste ingang. Het lukt meestal niet om iedereen daar binnen
te krijgen, dus hangt de bijrijder uit het raam om van de overige instappende
passagiers de 40 centavos (1,6 cent) te ontvangen, zodat bij een van de andere
drie ingangen ingestapt kan worden. Na wat duwen kan iedereen dan toch meestal
wel mee. Mijn voet raakte een keertje beklemd toen ik op het trappetje stond en
de deur dichtklapte. Gelukkig zat er nog een rubberen rand onder de deur en kon
bij de volgende halte – na wat wringen met m’n voet – de deur weer open en was
m’n voet weer bevrijd. Op een of andere manier heb ik deze thrill/vipe nodig om
een land te leren kennen. ¡Yo disfruto!
|
Vinalis |
|
Alleen voor de foto... |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten