Mijn overgrootmoeder Dieuwke was op haar tweede al wees. Haar moeder Jantje Kremer stierf in het kraambed, 15 dagen na de geboorte van Dieuwke. Twee maanden eerder waren Jantje en haar man Timen Scheeringa met hun tweejarige dochter Tunniske nog vol verwachting verhuisd van Sebaldeburen naar Briltil. Timen had daar een nieuwe baan als tolpachter gevonden, Jantje was zeven maanden zwanger.
![]() |
Tolpachterswoning in Briltil |
Het gezin keert zes weken later - zonder moeder Jantje - terug naar Sebaldeburen. Baby Dieuwke heeft zorg en voeding nodig, en ze trekken in bij oma Scheeringa, de moeder van Timen. Ik weet uit ervaring hoe fijn het is om een (groot)moeder in de buurt te hebben die bij kan springen in de opvoeding van de kinderen. Maar het onheil is nog niet voorbij in huize Scheeringa: twee jaar later overlijdt ook vader Timen. De zusjes Tunniske en Dieuwke zijn dan definitief wees.
Dieuwke stond tot 1903 ingeschreven bij haar oma Dieuwke Kremer-de Vries. Uiteraard verhuist oma mee als ze in dat jaar met Berend Bolt trouwt. |
Volgens mijn tantes werden de twee meisjes daarna gescheiden
opgevoed door hun grootouders, en hebben ze elkaar twintig jaar niet
gezien. De bevolkingsregisters bevestigen dat beeld. Na het overlijden van
haar vader gaat Dieuwke naar de grootouders van moederskant: opa en oma Kremer,
die eveneens in Sebaldeburen wonen. Tunniske blijft bij oma Scheeringa, totdat die in 1888
overlijdt. Tunniske is dan negen, en wordt vervolgens overgeschreven naar het
dorp Ten Boer, ten noordoosten van de stad Groningen. Vanaf haar dertiende vind
ik Tunniske terug in dienstbodenregisters. Eerst nog ‘zonder beroep’, in dienst
bij een weduwe, maar vanaf haar veertiende als dienstmeid in verschillende
huishoudens en in diverse plaatsen. De levens van de zusjes Tunniske en Dieuwke
zijn dan inderdaad voor lange tijd gescheiden.
Opa Dirk
Scheeringa is al overleden als
Dieuwke wordt geboren. Deze Dirk had een paar interessante
beroepen. Zo was hij herbergier in Stroobos (zijn vrouw herbergierster) en
later kastelein in Doezum. Toch een caféhouder in mijn familie! In 1863 werd
hij scheepsjager in Zuidhorn, gelegen aan het Hoendiep, destijds een
belangrijke vaarroute tussen Groningen en Friesland. Een scheepsjager trok
boten voort over het jaagpad, meestal met een afgedankt paard. De
voorloper van de sleepboot. Lang heeft hij dat werk niet kunnen doen, want eind
1863 overlijdt hij. Op zijn overlijdensakte staat dit uitgestorven beroep
vermeld.
![]() |
Paarden trekken een boot voort op het jaagpad. |
Als Dieuwke in 1903 trouwt met Berend Bolt, is haar oma
Kremer de enige nog levende ouder/grootouder. Dieuwke is dan 21 en in die tijd
ben je dan nog minderjarig. Haar 85-jarige oma geeft ‘hare toestemming tot
dit huwelijk’ zoals in de akte vermeld staat. Er wordt ook
bijgeschreven: ‘verklarende de grootmoeder van de echtgenoote niet te
kunnen schrijven als hebbende zulks niet geleerd.’ Andere getuigen
zijn de moeder van Berend, een veldwachter, een stalknecht, een secretaris en
een klerk.
![]() |
Berend Bolt en Dieuwke Scheeringa met links mijn oma Jantje. |
Het echtpaar Bolt-Scheeringa vestigt zich in 1903 in
Lucaswolde, waar hun tien kinderen geboren worden. Mijn oma Jantje is de tweede
in de rij. Lucaswolde is dan nog een gehucht zonder voorzieningen. Dus beginnen
Dieuwke en Berend een winkel.
“Opa Bolt had alles in de handel, van petroleum tot wijn en jenever”,
wist m’n tante zich te herinneren. “De
kindertjes moesten de jenever ook langsbrengen bij de klanten, want het was eigenlijk illegaal. De wijn werd in een vat gekocht en daarvan getapt; de
jenever werd verkocht per ‘maatje’.” De winkel was dus ook de lokale kroeg. Een bekend
verschijnsel, dat ik ook uit Suriname herken. Daar zet men in de Chinese winkels aan het eind van de dag een paar
krukjes neer om
een ‘biertje te zetten’.
Tijdens een wasdag ontdekten de kinderen dat hun moeder naar jenever stonk. De dochters vertelden dit aan opa, en die heeft het jenevervat vervolgens afgesloten.
Mijn tante herinnerde zich opoe Dieuwke als iemand die vaak op een bankje zat, de benen omhoog, een deken over haar heen, sokken breiend of aardappelen schillend. Lopen deed ze nauwelijks meer, door de wonden van haar eczeem. Ze zat veel op haar chaise longue. Een van de kleinzonen kwam elke week langs om de krant voor te lezen, vooral de rouwadvertenties.
Tijdens mijn wandeling door Lucaswolde kon ik het niet nalaten om even op de deur van de oude kruidenierswoning te kloppen en “volluk!” te roepen. Aan de keukentafel vertelden de bewoners me dat ze na de koop van het huis overal drankflessen hadden gevonden. Ze hadden het huis in 1988 gekocht van Gerard Bolt, de zoon die de kruidenierszaak had voortgezet. In 1972 werd de drankverkoop officieel.
![]() |
De winkel is nu verbouwd tot woonhuis |
Leekster Courant: Nu ook SLIJTERIJ Deze week als extra stunt: GRATIS grote fles JUS D'ORANGE bij elke liter gedestilleerd. |
Aardige combi in de advertentie (1959): 1 pot tomatensoep, 200 gram bonbons, 1 pot pindakaas en 4 closetrollen. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten