woensdag 5 juli 2023

Familiekroniek 1: Martje Boekema (1862-1931)

Ouders hebben nu een keus welke achternaam hun kind krijgt. Die van de vader of van de moeder. Maar eigenlijk zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat een kind de achternaam van de moeder krijgt. De moeder heeft het kind dan al 9 maanden gedragen. En het is duidelijk dat zij de moeder is. Van de vader is dat nog maar de vraag. Als mijn voorouders die keuze hadden, dan was mijn achternaam misschien Dijkstra (mijn moeders achternaam), Graanstra (oma’s achternaam) of Boekema (overgrootmoeders achternaam) geweest.

In deze blog, in een serie van acht over mijn overgrootouders, bespreek ik daarom eerst mijn stammoeder Martje Boekema. Martje wordt geboren op 22 januari 1862, om 3 uur ’s nachts. Vader Berend doet dezelfde dag aangifte. Het KNMI meldt een temperatuur van 9 graden, geen winterdag dus. Berend is landbouwer en woont samen met zijn vrouw IJktje Barma en twee zonen (een derde, Abel, is binnen een week overleden) in Niebert, een dorp in het zuidwesten van de provincie Groningen. Berend zal de 4 km naar het gemeentehuis in Marum te voet hebben afgelegd. Veldwachter Klaas Mulder is getuige van de aangifte. Hij zal dat ambtshalve wel vaker doen bij geboortes of overlijdens. 

Geboorteakte Martje (Boekema), 1862

Na Martje worden nog 3 jongens in het gezin Boekema-Barma geboren, waarvan één kind ook binnen een jaar overlijdt.

Martjes elfde verjaardag is een verdrietige dag, want haar vader sterft diezelfde avond om 8 uur. Twee maanden later overlijdt ook haar oudste broer Boeke, 16 jaar oud. Een op de tien sterfgevallen was in die tijd door tuberculose (tbc). Het is dus goed mogelijk dat zowel vader Berend als broer Boeke aan deze infectieziekte overleed. Hele families werden door de ‘tering’ weggevaagd. Een bekend voorbeeld is de Brontë-familie. Begin/ midden negentiende eeuw overlijden alle zes kinderen in dit gezin, waaronder de schrijfsters Emily (Jane Eyre) en Charlotte (Wuthering Heights). Allemaal op jonge leeftijd en waarschijnlijk aan tbc. Ook de moeder van het gezin overlijdt jong. Alleen de chronische hoestende vader, dominee Patrick Brontë, overleeft iedereen en sterft in 1862. Pas veel later, in 1882, wordt de tbc-bacterie ontdekt door Robert Koch.

Martje is 26 jaar als moeder IJktje in 1888 overlijdt. Zij woont dan nog thuis, samen met haar broers Lammert (29 jaar) en Weit (18 jaar). Alleen Abel heeft het ouderlijk huis verlaten. De drie blijven nog 5 jaar bij elkaar wonen, totdat Martje trouwt met Kornelis Graanstra en naar Kornhorn verhuist, een dorp 15 km verderop. De twee broers blijven ongehuwd. Lammert wordt 68 jaar en Weit 79 jaar. Ze overlijden waar ze geboren zijn, in Niebert. Hendrik Veening doet aangifte van het overlijden van Weit en laat als beroep 'leedaanzegger' noteren.

Martje en Kornelis trouwen in 1893 in Marum. Klaaske de Wit, moeder van Kornelis, is de enige van de ouders die nog in leven is, en bij het huwelijk aanwezig. 

Martje Boekema en Kornelis Graanstra

Martje en Kornelis krijgen acht kinderen. Mijn oma Trientje (Graanstra) is in 1903 het zesde kind (twee zijn dan al jong overleden), na mijn oma volgen nog twee kinderen. Martje is nog aanwezig bij het huwelijk van mijn opa en oma in 1928. In 1931 overlijdt ze, 69 jaar oud. 

Op https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/heden-is-overleden-de-leedaanzegger lees ik, dat leedaanzegger in Lucaswolde en andere dorpen een bestaande functie was. Vrijwilligers, vaak onderwijzers, brachten huis aan huis de inwoners op de hoogte van de dood van een plaatsgenoot en vertelden op welke dag hij of zij zou worden begraven. Ze hadden één ding gemeen: een stevige stem. "Heden is overleden..." was de vaste openingstekst van de leedaanzegger. Aansluitend noemde hij de naam van de gestorven dorps- of streekgenoot. In Groningen werd daar soms nog de troostende zinsnede 'hai lag der hail schier bie' aan toegevoegd als de overledene 'er mooi bij lag'. 

Leedaanzegger met zwarte hoge hoed en in zwart kostuum. Niet iemand die je vaak aan je deur wilde hebben. 

Van het overlijden van Martje Boekema doen een winkelier en een koopman uit Kornhorn aangifte. Ze hebben beroepen waar een goede stem van pas komt. En als ze het rouwrondje door het dorp als leedaanzegger hebben gemaakt, dan konden ze gelijk aan hun klandizie werken bij een kopje koffie of een borrel. 

Er is hier in Lucaswolde en Noordwijk zelfs een leedaanzeggerspad! Ongemerkt heb ik daar maandag al een stukje van gelopen. Het pad meandert door de bosjes en de houtwallen van het coulissenlandschap. Morgen kom ik bij het startpunt van dit pad, en zal er dan nog wat meer over schrijven. 

Vandaag heb ik de verbinding gemaakt tussen IJktje (geboren in Lucaswolde) en Berend (geboren in Tolbert) en hen naar Niebert 'gebracht', waar hun dochter Martje is geboren. Van Niebert heb ik ook de 4 km naar Marum gewandeld, over de Oudeweg. Een boom aan deze weg heeft storm Poly niet overleefd. De boom hing scheef en de wortels kwamen al omhoog. Een omstander wist me te vertellen dat de boom 140 jaar oud was. Die stond er dus al in de tijd van Martje, maar nu helaas niet meer.


Trouwens, als mijn achternaam Boekema was geweest, dan hoop ik dat mijn ouders me Boeke hadden genoemd: Boeke Boekema! Een prachtige naam. Maar om dan Boeke Berends Boekema te heten, BBB, nee, dat toch niet in deze tijd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten