dinsdag 5 mei 2009

Camino 5: Bijna in Santiago

Alternatieve route bij Villafranca, alleen voor geoefende wandelaars..
De sneeuwresten van de bergtoppen zijn aan het wegsmelten. Zondag, op weg naar de laatste grote bergen liep ik door het dal van de Rio Valcarca en kruiste tientallen kleine riviertjes met kolkend water. Het is onvoorstelbaar hoeveel water naar beneden komt. Over een paar maanden zullen de riviertjes allemaal droog zijn en het land dor. Nu, groene weiden met koeien, en veel vogel- en krekelgeluiden. ´s Middags begint het hier gelukkig ook al aardig warm te worden. Ik stopte in een gehucht, La Faba, op 920 meter hoogte. Een dorpje met minder dan 100 inwoners, en met een kerk, bar, tienda (klein winkeltje gericht op de peregrino´s) en een herberg. De Duitse hospitallero vertelde dat de kerkklokken geluid zouden worden als de pastoor binnen zou zijn, maar ze bleven stil. Ik voelde me weer fit en wilde de volgende dag vroeg op pad naar de top op 1250 meter hoogte. Dat was niet zo moeilijk omdat de volgende ochtend om 6 uur al veel mensen in de weer waren, want een Spaanse pelgrim had de hele nacht stevig liggen snurken. 
De (laatste) heuvels van de provincie Castilië en Leon
Ik was de eerste die de herberg in de ochtendschemer verliet, richting O´Cebreiro, het eerste plaatsje in Galicië. Achter me begon het langzaam te gloren en toen ik op de top was stond de zon al weer aan de strakblauwe hemel. Voor me het dal met een dicht wolkendek en enkele bergtopjes daar bovenuit stekend. 
O'Cebreiro, begin van Galicië 
De tocht ging de eerste uren nog over de heuvelrug verder, naar het hoogste punt Alto de Poyo (1337 m), en daarna naar beneden naar Triacastela. Ik had een lange lunchpauze gehad en nog veel energie om verder te gaan en liep nog wat uren door naar een ander dorpje. Het was heerlijk om zo laatmiddag te wandelen; met een briesje, geen andere pelgrims op de weg en soms aangesproken door een bewoner die op een bankje voor het huis zat. Het was 8 uur toen ik nog een plekje vond in de herberg in Calvor. Ik had er 40 km opzitten, de tweede keer dat ik een 40´er deed.

De koninginnenetappe was echter op 30 april langs de Cruz de Hierro, met 1500 meter het hoogste punt van de Camino. ´s Ochtends regende het een beetje en na het grote ijzeren kruis was de afdaling in dichte regenwolken en in de regen. Spookachtig. Het zicht was minder dan 100 meter. Zo nu en dan doken wielrenners op de verharde weg naast me op, met klapperende regenkleding en piepende banden, en verdwenen weer in de mist. 
In El Acebo, het eerste bergdorpje, was voor veel mensen de plek om even iets warms te eten en te drinken. Ik at een broodje dat nog even de magnetron in ging. De regen deerde me eigenlijk weinig deze dag, het was een mooi gezicht en ik zei tegen een passerende pelgrim “Every day has its beauty”. Ook deze dag had ik meer dan 30 km afgelegd en ik trakteerde mezelf op een pizza in Ponferrada. Of het nou deze pizza was, die al na 2 minuten op tafel stond of het stokbroodje met tonijn uit de magnetron van El Acebo, maar de volgende dag was het mis. Ik vroeg aan de hospitallero of ik nog een uurtje mocht blijven liggen, en ze zei dat ik gewoon moest blijven. Dat was maar goed ook, want een uur later kotste ik alles uit. Die dag hield ik niets binnen en bracht bijna geheel slapend in bed door. Het was in ieder geval goed voor m´n spieren om even een dagje rust te hebben.
Inmiddels ben ik in de laatste Comunidad: Galicië. Dit is weer een heel andere omgeving. Kleine boerendorpjes met veel koeienpoep op straat. De 100 km markering ben ik gepasseerd. Santiago is dichtbij.
Nog 100 km te gaan!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten