dinsdag 17 december 1996

8. Britain rules the world

Nog één dagje London en het jaar 1996 zit er in Engeland op. Ik geloof dat ik wel kan zeggen dat ik het eerste trimester succesvol heb afgesloten. De resultaten tellen helaas niet mee voor het eindresultaat. Het was wel even stressen de laatste weken, om de essays af te schrijven en de verschillende tests voor te bereiden. Ik merk dan dat het lang geleden is dat ik examens heb gedaan. Jaren “stil” zitten telt dan waarschijnlijk wel mee.

Morgen vertrek ik met de Eurostar naar Brussel, met de Chunnel zoals ze dat hier noemen. Gelukkig rijdt de trein weer, na de brand vorige maand. Het sein staat voorlopig weer op veilig. Het lijkt me wel spannend om zo onder het kanaal door te gaan. De trein vertrekt vanuit Waterloo station, een mooi modern futuristisch station. Het is denk ik wel even kicken om in zo’n snelle trein te zitten. De prijs valt ook mee, want ik betaalde 77 pond. Dit is naar elk station in Nederland. Volgende keer meer over mijn vergelijkend warenonderzoek...

Ik kijk er naar uit om wat langer in Nederland te zijn. De weekenden in Nederland zijn elke keer zo voorbij. Vorige keer was ik er met de Sinterklaas. Het was heel gezellig, met heel veel kadootjes. Het weekend daarvoor hadden we een gourmetje met de kinderen. Dat was wel erg bijzonder om zo met Douwe en Koen te tafelen, met de pannetjes, kaarsjes en kinderwijn. Koen zei wel vijf keer dat het “gezellig hè” was. Dan merk je dat je die “gezelligheid” allemaal mist. Het is ook raar om in twee werelden te leven. Je leidt bijna twee verschillende levens.



Hier is het al volop Kerst. De lampjes branden in Oxford Street. Drommen mensen lopen ‘s avonds door deze straat. Er zal wel heel wat afgekocht worden. Waarschijnlijk nog een graadje erger dan onze Sinterklaas.
Vorige week zag ik een kerstman in één van de portieken zitten. London is een stad van tegenstellingen. 10 minuten hiervandaan is Regent Street, één van de luxe straten in London, maar in elke straat kom je wel één of twee daklozen tegen, die in de portieken slapen en bedelen. Het zijn vaak jongeren, zo rond de dertig. Op m’n dagelijks wandelingetje naar school kom ik meestal ook wel een paar tegen. Dit keer had iemand een kerstmanpak aangetrokken en een baard aangeplakt: “Can you spare me some change, mate?”.

Engelsen zijn wel rare mensen, als het op hun identiteit en zelfstandigheid aankomt. De eurosceptici voeren hier nog steeds de boventoon. ‘t Was wel grappig om het nieuws over de Dublin summit te volgen. Toen daar de nieuwe “Euro” geïntroduceerd werd, waren weer veel mensen tegen. Ze zijn zo gewend aan de Charles Dickens op hun biljetten, dat de Euro een schok in UK zou geven. En waar moet de Queen op het biljet? 1/5 is niet genoeg, dat moet meer. Bovendien zijn de biljetten gesierd met Romeinse en Normandische bruggen en aquaducten, wat weer frustraties van vroegere bezettingen boven brengt.

Iemand anders zei “they look as cheap as they are”. Nee Engelsen zijn erg behoudend; je moet niet aan hun identiteit komen. Ook met het openen van de grenzen hebben ze grote problemen. Eén minister gaf aan dat hij niet akkoord kon gaan, omdat dit niet fair was tegenover de mensen uit andere Gemenebestlanden, zoals India en Pakistan. Ik geloof dat de politiek nog steeds een beetje uit de Charles Dickens’ tijd is, toen “Britain ruled the World”.

Zoals je misschien al uit de andere apestaartjes begreep zijn de Engelsen wel goed in party’s. Zoals het jaar begon, eindigt het ook. Party time dus! Zondag hebben Lucy, Mumsy en ik een kerstdinertje gemaakt voor een paar mensen van onze gang. Lekker tafelen dus. Maandag was het Bangladesh onafhankelijkheidsdag (25 jaar) en was de keuken en het restaurant aangepast. Dinsdag de Dean’s Christmas party, maar alleen voor de staf. Gisteren (woensdag) hadden we onze cursus-Christmas party in een restaurant in Soho. Dit was in een klein restaurantje, dit keer met een Iranese keuken. In London is niet veel ruimte, en onze avond brachten we door met z’n 40-en op 20 m2, met X-mas crackers, party poppers en een lucky dip!

Vanavond heb ik nog een laatste krachtmeting. Te beginnen met onze after school drink in de Rising Sun, daarna naar een Bangladeshi restaurant, om te eindigen in onze eigen King & Queen op de hoek, voor de John Astor House Christmas drink. Daarna gewoon vrolijk verder in Nederland, met kerstdiners, oliebollen, appelflappen en vuurpijlen.

Ondanks alle studeer- en pubwerk heb ik ook nog wat aan m’n conditie kunnen doen. Het zwembrilletje wat ik van Sinterklaas heb gekregen, heeft me nieuwe inspiratie gegeven om elke dag even het zwembad door te crawlen. ‘t Is maar dat je het weet, mocht je vinden dat ik er wat steviger uitzie. Dat je niet denkt dat het vet is, maar dat het allemaal spieren zijn.

Merry Christmas and a Happy New Year. Cheers.

maandag 2 december 1996

7. The Reds vs The Blues

We naderen het einde van het eerste trimester en het eerste proefwerk zit erop. Ik heb het goed doorstaan. Het is wel grappig om na zoveel jaren weer een test te moeten doen. Ik geloof niet dat ik de laatste 10 jaar een serieus examen heb gedaan. Afgelopen dinsdag hadden we een test voor Statistiek. Dit was slechts om te zien hoever iedereen was met het begrijpen van de stof. Sommigen werden daar echt nerveus van, konden slecht slapen, praatten dagen ervoor alleen nog over die test. Het was dus slechts een progressietest, want het echte examen is in juni. We zaten in een zaaltje met potlood en gummetje de multiple choice vragen aan te kruisen. Ik bracht het er goed vanaf met 15/16 goed. Een oude liefde keert terug: de wiskunde en statistiek. De laatste weken moeten we nog twee van deze voortgangstests doen en moeten tevens twee werkstukken inleveren. Dus nog even hard blokken voor de kerst.

Afgelopen weekend kwam daar niet zo veel van, want Maire uit Ierland kwam op bezoek. Samen zijn we naar Victor Crutchley gegaan, die we nog uit Zambia kenden. Ik had Victor al meer dan 5 jaar niet gezien en waarschijnlijk nooit meer, als Maire hem niet had opgebeld om dit weekend bij hem door te brengen. Met de trein zijn we naar Dorchester gegaan, in de Zuidpunt van Engeland, 2½ uur vanuit London. Victor woont nu in een klein dorpje, Powerstock, waar zijn vader veel landerijen bezit. Een herenboer (landlord). Victor haalde ons op en na een half uurtje rijden over boeren-weggetjes, eindigden we bij zijn huis. Een prachtig oude mansion, een beetje vervallen, volledig “Victoriaans” ingericht, met al z’n snuisterijen. De woonkamer had een paar oude stoelen en een bank, bedekt met een paar kleden. Ook oude kleden op de grond. De verf aan de plafonds was aan het bladeren. Het haardvuur brandde, en we hebben gezellig zitten kletsen met hem en zijn vrouw Tisha. ‘s Nachts op de zolder geslapen, kruik in bed en straalkacheltje aan, want het was roetkoud die nacht.
Zaterdagochtend zag ik waar we beland waren. Een prachtige omgeving, een glooiend landschap. Het huis staat in een vallei. We hebben een stevige wandeling gemaakt over velden met veel schapen. Een ruig landschap. De wind woei hard en dus een hoge chilling factor. We bleken maar een paar mijl van de kust te zitten en konden de zee zien.
In Zambia gaf Victor veel cursussen in toegepaste technologie en hier doet hij eigenlijk hetzelfde. In een schuur was een zelfgemaakte draaibank, waar hij hout op draaide. Ook heeft hij in een bos een tent opgezet waar hij in de zomer cursussen houtdraaien geeft. Wij zijn ‘s middags ook een bos ingegaan, omdat we zondags een hockeywedstrijd zouden spelen en we slechts drie sticks hadden. We zochten geschikte kromme takken aan bomen en zaagden die af. In de schuur kregen Nick (een neef van Victor) en ik een spoedcursus hockeystick maken. We hebben nog 5 “sticks” gemaakt.
‘s Avonds hadden we een footballdance in het lokale houten gebouwtje naast de kerk. Er speelde een live band muziek uit de jaren zestig: Stones, Kinks en Small Faces. Het grootste deel van het dorp (er wonen maar 400 mensen) was aanwezig, jong en oud. Heel gezellig.

Zondag was dan de match tussen een vriend van Victor (the Reds) en ons team (the Blues). Terwijl wij achterop de oude landrover naar het voetbalveld reden, kwamen the Reds in een paar grote Landcruisers aangereden. Netjes gekleed in cricket shirts, mooie hockey sticks en goed schoeisel. Wij, the Blues, echter waren slechts gekleed in oude broeken, hadden voornamelijk laarzen aan onze voeten (niet super op het drassige veld) en waren dus uitgerust met de “self-made hockey sticks”. Victor met bromfietshelm in doel, de doelman van de tegenpartij met volledige bescherming. Het was een aardig contrast. Op de meegebrachte werkbank hebben we nog even voor de wedstrijd de laatste schaafjes gedaan, onze stokken aangescherpt. 
Het was de eerste keer dat we ze konden uitproberen, omdat we geen bal hadden. Toch functioneerden deze sticks verrassend goed. Het werd dan ook een stevige partij hockey, waarbij techniek en spel waarschijnlijk meer leek op ijshockey dan op veldhockey. Iedereen heeft zeker wel een paar blauwe plekken opgelopen. Ik heb er ook flinke spierpijn aan over gehouden. We verloren met 4-0, maar waren zeker niet kansloos en hadden een paar goede kansen op doel. Fun was het zeker. Na bezoek aan de plaatselijke pub met een ploughman’s lunch was een gezellig weekend weer voorbij. Maire is gisteren weer teruggevlogen naar Ierland.

Inmiddels zitten we hier al in de Christmas sfeer, met mooie verlichte kerstbomen in Oxford Street. Iemand nog behoefte om hier kerstinkopen te doen? Het is een waanzinnige, commerciële drukte, die ik niet helemaal kan ontwijken, want ik moet nog even voor St. Nicolaas op stap...

vrijdag 15 november 1996

6. Champagne, please!

Vliegensvlug, veels te vlug, maar zeker niet vluchtig. Weer even een weekend in Holland doorgebracht. Dit keer vloog ik vanaf Heathrow met British Airways. Zo langzamerhand kan ik een vergelijkend onderzoek doen naar luchtvaart-maatschappijen en vliegvelden. Ook dit keer had het vliegtuig een uur vertraging. Het werd echter ruimschoots goed gemaakt doordat ik “Club” kon zitten. Een man wilde graag naast zijn vrouw en kind zitten en gelukkig had ik die plaats in mijn bezit. Ik ruilde m’n plekje dus graag en nam plaats naast een keurige Brit in de Club Class. Toen de steward ons kwam vragen wat we wilden drinken, sloot ik me maar bij m’n buurman aan: “Champagne, please!” Dat ik me nog niet helemaal aangepast had, bleek toen we het vliegtuig uitgingen. De jasjes werden door de steward uit de garderobe gehaald. Ik haalde m’n verfrommeld jasje onder m’n stoel vandaan.

Terug in Engeland breng ik het grootste deel van m’n tijd weer op school door. Ik heb een weekprogramma van 4½ dag colleges en werkgroepen. Het begint maandagochtend met Student Presentations. Elke maandag bespreken vier studenten een onderwerp. Vorige week was het mijn beurt. Ik heb een verhaal gehouden over Management Information Systems, een onderwerp waar ik in Ghana nogal mee bezig ben geweest. Dit is een systeem waarmee data verzameld in het veld wordt omgezet in informatie (via indicatoren), wat gebruikt kan worden in het lokale management. Met deze presentaties leer je natuurlijk goed een verhaal in elkaar te zetten, overheadsheets te maken, vragen te beantwoorden, etc. Het is ook erg boeiend om naar je klasgenoten te luisteren en hun ervaring te horen. Totaal zijn we met 33 in onze klas, uit 25 verschillende landen. 
Uit Afrika komen: Rakiya (Nigeria), Mulugeta (Ethiopië), Themba (Botswana), Christine (Kumasi, Ghana), Rolland (militair arts, Accra, Ghana), Eric (Rwanda) en Mumsy (Ivoorkust). Eric was een Hutu balling die voor het Hutu regime gevlucht was naar Oeganda en nu dus terug is bij Tutsi-Rwanda! Mumsy is m’n buurvrouw, en toen ik haar de eerste keer zag, kon ze me niet goed vertellen, waar ze vandaan kwam. Geboren in Lesotho, met ouders van Lesotho/Zuid-Afrika is ze 20 jaar geleden medicijnen gaan studeren in Moskou en ontmoette daar haar man uit Ivoorkust, waar ze nu ook woont en een gezin heeft. Je vraagt je dan inderdaad af waar je hoort. Meer mensen uit onze groep hebben zo’n achtergrond. Quang komt uit Vietnam, is in 1975 naar Parijs gekomen met ouders, heeft daar z’n tandartsopleiding gedaan en woont de laatste jaren in Engeland met z’n Franse vrouw. Zij werkten in Niger. Sultan Salimee woont met z’n gezin ook in Engeland. Hij komt uit Afghanistan en is ook al geruime tijd weg uit zijn land vanwege o.a. de Russische bezetting. Uit die regio komen ook Mash (Mongolië), Qing-Hui (China), Jacky (Philippijnen), Tokuaki (Japan), Thinzar (Burma), Nizam (Bangladesh), Gazi (Bangladesh) en Mahadev (een tbc-arts uit India). Van het Amerikaanse continent hebben we Julia (een Koreaanse uit Canada), Mia (USA) en twee kinderartsen uit Peru (Lucy) en Venezuela (Elizabeth). Blijft over de Europeanen. Patsy, is een Jamaicaanse gezondheidsvoorlichter uit Engeland. Mickey, een Indische arts uit Engeland en Roz ook uit Engeland. Zij hebben een Zuidafrikaanse werkervaring. Verder Carlos (Spanje), Nuria (ook Spanje) en Valerie (Frankrijk), die allemaal voor Artsen zonder Grenzen werkten in Somalië, Bosnië, en andere brandhaarden in de wereld. Ook de andere twee Nederlanders in mijn groep werkten via Artsen zonder Grenzen. Mija Tesse werkte o.a. in Ingushetia (naast Tsjetsjenië) en Lietje in Cambodja en Soedan. Verder nog twee Belgen: Eric Verschueren werkte in de voormalige Belgische kolonie Zaïre, en Vincent (een Waal) werkte de laatste vier jaar in Monze, Zambia. Michael uit Duitsland heeft wel op een zeer exotische plek gewerkt. Na Zimbabwe, werkte hij de laatste twee jaar in Tuvalu. Je mag zelf kijken waar het precies ligt. Het zijn 9 eilandjes ergens in de Pacific waar nog geen 10.000 mensen wonen. Oceanië is zodoende ook nog een beetje vertegenwoordigd. Zijn ervaring was echter niet zo paradijselijk...

Wij zijn niet de enige MSc (Master of Science) Course. Gelijktijdig lopen er nog zo’n 25 andere cursussen. Totaal heeft de school meer dan 600 studenten uit 90 landen. Vaak hebben we met andere cursisten gelijktijdig college (tot 200 man) en werkgroepen. Je mixt dus aardig in de school. Er zijn op dit moment zelfs blokken waar ik als enige PHDC (Public Health in Developing Countries) student tussen zit. Ik ben namelijk een beetje naar de Epidemiologie toegeschoven, wat me mogelijk ook wat meer kansen geeft in Europa. 

Gisteren at ik met de Birmees, de Chinees en de Bangladeshi in een Thai restaurant. Met zo’n gezelschap hoef je zelf geen keus te maken. Alle drie waren ze wel eens in Bangkok geweest en wisten wel wat lekker was. Heerlijk eten dus! Ons tafelgesprek ging o.a. over de “one-child policy” in China (één kind per gezin). Bangladesh had nog het meeste begrip, maar daar wonen ze ook met 800 op een km2. Ik heb het nog even nagezocht in een Worldbank Report (Birma heeft 62/km2, China 120/km2 en Nederland 405/km2!)..

Dinsdag hebben we een dagje vrij. In een pamflet werd uitgelegd dat het Hoger Onderwijzend personeel in Engeland staakt (voor meer £’s). Er wordt uitgelegd dat “sessions will not take place on that day. This means that should students want to show their support for the strike they will not be missing out on teaching on that day”!!! Het lijkt er bijna op dat men zo aardig is geweest om geen lessen te plannen, zodat wij de staking kunnen steunen. Wie staakt er? Volgens mij betekent het gewoon dat we geen les hebben en/of dat we vrij hebben. Ik hoop dat m’n examens niet zo moeilijk worden.

zondag 3 november 1996

5. Next time stick to salad, lads!

FIRE! Het leek wel een aflevering uit John Cleese’ Fawlty Tower. Gisteravond zaten Rob en ik in de keuken op de vierde verdieping te eten toen het brandalarm afging. We keken elkaar even aan en maakten niet echt aanstalten om weg te gaan. Het maakte wel een hels lawaai. Ik keek even op de gang en zag dat iedereen rustig uit zijn/haar kamer stapte, de deur op slot deed en naar de trappen liep. We volgden toch maar het voorbeeld. Ik vergat wel schoenen en jas aan te doen. Bij de trappen was het een drukte, mensen in badjassen en teenslippers. Wat opviel was dat er totaal geen paniek was. Nizam, uit m’n groep, had zelfs z’n blikje bier meegenomen. Iedereen liep rustig naar buiten, bijna emotieloos. Binnen 5 minuten stonden er 4 brandweerauto’s in de straat. We zagen nog steeds geen rook en vlammen. Na 10 minuten was het sein veilig en konden we weer naar binnen. We gingen nog even langs de tweede verdieping, waar het alarm af was gegaan. Het stonk er wel vreselijk. Iemand had z’n pannetje op het vuur laten staan. Er liepen nog twee brandweermannen op de gang. “Next time, stick to salad, lads!”, zeiden ze... 

John Astor House ligt op 10 minuten lopen van de school. Het is een oud zusterhuis dat bij het Middlesex Hospital hoort. Het merendeel van de 400 kamers is dan ook bezet door verpleegkundigen en coassistenten. De School heeft 60 kamers voor hun studenten. Het zijn maar kleine kamers. Ik heb een schetsje geprobeerd te maken van de kamer: 
Het voordeel van dicht bij het centrum en school overstijgen de nadelen tot nu toe. Je loopt gemakkelijk even de stad in of ‘s avonds even naar de bibliotheek of computerruimte van de school. De school is 24 uur per dag open, je kan er elk moment van de dag in! Verder is het ook prettig om met meerdere postgraduate studenten te wonen. Je legt gemakkelijk contact als je in hetzelfde gebouw woont en hetzelfde loopje hebt. We proberen ook met een paar mensen een soort kookclubje te organiseren voor de weekends. De keukens zijn redelijk groot. Er zijn ligbaden en douches en zowaar een zwembad (alleen door de week open). Een 25 meter bad, wel een beetje koud, met teveel chloor. Ik zwem nu één keer per week ‘s avonds zo’n 10 baantjes. Ben dan helemaal verkleumd, maar een warme douche helpt dan weer. Erg verfrissend deze Romeinse baden.

Vorige week kwam de Hurricane Lilly langs. Het gierde om de Telecom Tower die naast ons gebouw staat. Dit is een 200+ meter hoge toren van de BT, de British Telecom. Mocht ‘ie omkukelen dan valt ‘ie zo bij mij in de kamer. Ook werd ik ‘s nachts wakker van de klapperende ramen. Hier en daar had men wel wat schade, er waren windstoten gemeten van 90 miles/hr.
Het weer is nu echt omgeslagen. Het is echt herfstweer. Veel bladeren in de straten. Het valt dan pas op hoeveel bomen nog in de straten zijn. De blad- en straatvegers zijn er maar druk mee. Vanochtend toen ik terug kwam van mijn loopje in het Regent’s Park zag ik verschillende straatvegers blad vegen. Ik dacht dat dat alleen in Frankrijk gedaan werd. Ook in het Regent’s Park wordt trouwens blad geveegd! Het valt me nu pas op hoe schoon en onderhouden de parken en de straten zijn. Het zal zijn prijskaartje wel hebben, maar het is wel erg aangenaam en prettig.

dinsdag 22 oktober 1996

4. Hé papa, ben je terug?

Maandag 21/10. Weer terug in London na een kort bezoek aan Nederland. Het was echt een vliegend bezoek, want alles bij elkaar was ik maar 36 uur in Nederland. Ik vloog met Air UK vanuit London Stansted en zou om 8.30 p.m. vertrekken. Ik zat me al op te vreten toen ik de half uur vertraging op het bord zag verschijnen. Ook het instappen en vertrekken ging allemaal erg traag, zodat we een uur later dan gepland weggingen. Met nog het extra uur tijdverschil tussen Engeland en Nederland kwam ik om 11.30 ‘s avonds op Schiphol aan. Te laat om Harderwijk nog te halen. Om 1.00 uur ‘s nachts was ik in Amersfoort en gelukkig was Florence daar om me op te halen. M’n late reizen heeft nog meer mensen wakker gehouden, want Piety heeft op de slapende kinderen gepast. Om half 3 lagen we in bed, en zoals gewoonlijk kwamen Douwe en Koen midden in de nacht even bijschuiven in het bed. Koen was de eerste rond 4 uur. Hij zei slaperig “hé, Gerard” en sliep weer verder. Toen Douwe kwam keek ik slaperig even op m’n horloge. Het was kwart over vijf GMT, maar al kwart over zes Nederlandse tijd. “Hé papa, je bent terug” en hij kroop tegen me aan. Douwe is een echt ochtendmens. Die slaapt dan niet meer, ligt wat te woelen en wacht ongeduldig tot hij eruit kan/mag. Om 7 uur waren we beneden. Je kunt je voorstellen dat Florence en ik half gebroken de dag doorkwamen. Het was er niet minder gezellig om. Het was fijn om weer bij hen te zijn. De dag was echter zo om en na een tweede korte nacht en het ontbijt moest ik om 10 uur alweer met de trein naar Schiphol. Douwe wilde niet mee naar het station en vroeg of hij thuis televisie mocht blijven kijken. Dat kon niet. Op het station betrok z’n gezicht helemaal, stond sip te kijken toen de deuren dicht gingen. Koen stond nog fanatiek te zwaaien toen de trein wegging, maar stond daarna ook te huilen. Volgende keer loop ik wel gewoon naar het station, want het afscheid nemen valt hen zwaar. Ik was wel blij dat we met de auto naar het station gingen, want ik had weer een aardige hoeveelheid kilo’s meegesleept. Boeken, koffiezetapparaatje en een tweede geluidsbox, de spullen die ik de eerste keer niet mee kon nemen.

Dit keer vloog ik met easyJet, de concurrent van de grote maatschappijen, naar London Luton. Het was wel een aparte ervaring. Ten eerste krijg je geen ticket, alleen een bevestiging van je vlucht op een fel oranje A-4tje. Op Schiphol gaf men mij een plastic kaartje met een nummer erop, vergelijkbaar met een volgnummertje bij de slager. Bij de gate stond het vliegtuig al, een Boeing 737, met het telefoonnummer in grote koeienletters erop geschilderd. Een echte manier van luchtadverteren. Je krijgt ook geen seatnummer. Ben je het eerst in het vliegtuig dan zoek je zelf een plaatsje uit. De “stewardessen” waren gekleed in zwarte broek en oranje poloshirt, eveneens met het telefoonnummer op de rug. Je krijgt een prijslijstje en kan tijdens de vlucht koffie, thee, bier en andere drankjes van hen kopen. Ook verkopen ze biscuitjes, koekjes en pinda’s tijdens de vlucht. Nog net voor de landing kwam één van hen langs met een vuilniszak om de troep op te halen. De landing was wel een beetje schokkerig, maar dat kwam hopelijk door de harde wind die er stond. Ik vond het wel een plezierige ervaring. Weg van het orthodoxe: de hoedjes, de parfummetjes en de maniertjes van de trutten van de KLM. Laat die luchtbel maar knappen. Vliegen wordt hopelijk net zo gewoon als treinreizen.

maandag 14 oktober 1996

3. In Holland gibt es beinahe ebenso wenige Multimillionäre wie Elefanten und Rhinozerosse

Zondag 13/10. Net terug van een rondje door het Regent’s Park. ‘t Is erg zacht weer hier. Een rustige herfst. Met een zonnetje, door mooie lanen, langs prachtige gebouwen en veel mensen in het park, was het lekker rennen en genieten. Even wat anders dan de intensieve introductieperiode, vooral de avonden waren inspannend. Ik denk dat het goed was dat er veel aandacht was voor het sociale element, want het komende jaar spreken we elkaar vooral in koffiepauzes en tijdens lunches. Er is dus een goeie basis gelegd voor een hechte groep.

Mijn opleiding bestaat uit verschillende study units. Het eerste trimester hebben we een aantal verplichte vakken en een paar facultatieve. Het tweede en derde trimester alleen nog maar keuzevakken. Er wordt meestal een uur les gegeven in een grote collegezaal, de Goldsmith’s Theatre, gevolgd door een seminar. Dit zijn kleine groepjes die dan verder met de stof spelen. Voor de lectures moeten we veel lezen en ook de seminars moeten we voorbereiden en soms een presentatie geven. Voor morgen bijvoorbeeld moet ik een kritiek geven op een krantenartikel over een health onderwerp in relatie tot de economics of health. Je ziet dat het nu echt gaat beginnen. Mijn weekprogramma voor het eerste trimester is gevuld met Student Seminars; Health Economics; Extended Epidemiology (2 dagdelen); Statistics with Computing (2 dagdelen); Health, Policy, Process and Power; Introduction to Computing; Social Science Methods & Methodology. Er is slechts één vrije middag.

Afgelopen donderdag gingen we naar Farnham, een dorpje zo’n 40 miles buiten London, west of zuid. In dit dorpje is een oud kasteel (Farnham Castle) waar we een nacht bleven. Vroeger verbleef hier de Bisschop van Westminster. Een paar muren uit 1100 herinnerden nog aan de tijd van de Noormannen, de rest van de gebouwen uit 1400 (kan ook 1600 zijn) waren nog in gebruik. We speelden hier een Green Revolution Game. We werden opgedeeld in Indiase families, die met een paar stukjes land moesten zien te overleven. Onderweg in het spel kregen we allerlei tegenslagen: pest, droogte, inflatie, tbc, geboorte, etc. Andere families waren beter af, maar ik ging als trekarbeider op zoek naar werk. Ik werd daar zo uitgebuit (ik werkte slechts voor eten), dat ik uiteindelijk maar een greep uit de kas deed om me zelf enig salaris te geven. Ik voelde me in ieder geval gesteund door de uitspraken van Bisschop Muskens. Het was erg interessant om je helemaal in de rol van een paria te moeten verplaatsen.
De avond hebben we dansend doorgebracht. Om 12 uur werd Julia, een klasgenoot, jarig en hebben we de “Happy Birthday” in meer dan 10 talen gezongen: Engels, Bangladeshi, Frans, Chinees, Mongools, Russisch, Duits, Zulu, Spaans, Amhara, en natuurlijk Nederlands. Ons “Lang zal ze leven” zong ik samen met een Waal. Julia beantwoordde de felicitaties met een viooloptreden. Het klonk erg goed in de grote zaal. 
Deze week ging het veel over cross-cultural onderwerpen. Een aardig voorval illustreert hoe we verschillende ideeën en gebruiken hebben. Ik deelde m’n kamer met Gazi, uit Bangladesh. Hij was aardig dronken en ging voor hij ging slapen onder de douche staan! Hij ging echter “gewoon” z’n voeten wassen, wat voor hem ongeveer hetzelfde is als voor ons de tanden poetsen (wat hij maar niet meer deed).
Op vrijdag konden we allemaal nog even naar de Oxfamshop (soort Leger des Heils). Er worden daar tweedehandskleren verkocht. In een rijk plaatsje als Farnham kom je wat betere spul tegen... Ik kwam alleen een boek tegen uit 1960 over Holland, geschreven in het Duits. Toen ik de volgende zinnen tegenkwam was ik verkocht: “In Holland gibt es beinahe ebenso wenige Multimillionäre wie Elefanten und Rhinozerosse” en “Um half elf liegt halb Holland im Bett. Um zwölf Uhr ist das Licht - van Harlingen bis Hulst, vom Helder bis Heerlen - aus”. Heerlijk toch. Verder staan er prachtige jaren 60 zwart-wit foto’s in het boek.

Terug in London konden we gelijk door naar de Dean’s party. Ik loop niet weg voor een feestje. Erg gezellig weer. In Nederland kan men daar nog een voorbeeld aan nemen. Ik heb nog nooit een rector van een school een borrel zien geven. Het hoort er helemaal bij in Engeland.

Gisteravond hadden we ook weer een typisch Engels gebeuren. De vorige Dean, Richard Feachem, nu één van de hoge pieten bij de Worldbank, gaf de John Snow Pump Handle Lecture. John Snow was een Engelse arts, die in 1854 nauwkeurig de choleraepidemie in London bestudeerde. Tijdens epidemieën gingen er in een paar weken een paar duizend mensen dood. Snow legde het verband tussen cholera en water. Tijdens de epidemie van 1854 leidde zijn onderzoek naar de pomp in Broad Street in London’s Soho. Hij overtuigde de autoriteiten om de pomp te ontmantelen door de hendel eraf te halen. Snow is dus de grondlegger van de hedendaagse epidemiologie en dit wordt jaarlijks herdacht met een lecture. Feachem mocht ook een modelpomp ontmantelen. Na afloop van dit college toog iedereen naar The John Snow Pub in Broad Street. Rob en ik zijn ook nog even een pintje wezen drinken, gelukkig vrij van bacteriën. Let wel, pas in 1883 ontdekte Robert Koch de Vibrio Cholerae bacterie. Zo zie je, we leren hier ook nog wat.

donderdag 10 oktober 1996

2. Beef or No Beef? That’s the question!

Maandag 7/10. De tweede week van de cursus begint. Het begin is lekker ontspannen geweest, maar ik denk dat we binnen één of twee weken in het huiswerk zitten.

Dit weekend verkende ik de winkels een beetje en kocht wat noodzakelijke spulletjes. Fascinerend wat je hier op straat ziet. Ik liep over Oxford Street. Op Oxford Circus werden op de hoeken van de straat shirts en parfums verkocht. Er waren wel 10 standjes. Een van de mannen zei tegen de voorbijgangers “Do you want to know why it’s so cheap? It’s stolen!” en dat was het waarschijnlijk ook, want er stonden andere mannen op de uitkijk. Ze werden vanuit zijstraatjes voorzien van nieuwe voorraden. Eenmaal pakte iemand z’n tray en rende weg. Even later zag ik iemand met een paar shirts door het winkelende publiek stormen. Iets verderop reed een politieauto...
Op een hoek werd m’n aandacht getrokken door een man die hoog achter een toonbank met allerlei audio en elektronica met een microfoontje mensen probeerde binnen te krijgen. Eerst leek het of er een ordinaire verkoop of afslag was. Ik had het gevoel dat hij dingen ging verkopen van de lommerd. Op een gegeven moment had hij een aardige groep binnen en begon de verkoop. Je hoefde je hand maar op te steken of je kreeg een walkman voor 1 pond toegegooid. Ik kocht ook een fotocameraatje voor 50p. Ook verkocht hij organisers, laptops en gameboys, samen voor 5 pond. Op een bepaald moment vroeg hij mensen om hem 5 pond te geven “for what is on my mind”. Als je niet in hem geloofde werd je verzocht weg te gaan. De harmonica deuren in de winkel waren ondertussen ook dicht gegaan. Een Engelsman die een beetje vervelend was, werd de deur uitgezet. Een Noorse dame die zei geen geld te hebben werd ook verzocht te vertrekken. Prijzen gingen ook omhoog, maar echt verkocht werd er nog niet. Het was een heel opzwepend gebeuren, bijna sekteachtig en ik ben uiteindelijk ook maar weggegaan. Waarschijnlijk ook allemaal gestolen waar.
‘s Avonds begon ik met Rob van Hest (ook Memisa-arts uit Ghana) een zoektocht naar fufu. Dit lukte maar gedeeltelijk, want we hebben nog geen Ghanees restaurant kunnen vinden. Uiteindelijk zijn we bij een Nigeriaans restaurant in Noord-London beland waar we pounded yam met chicken-okra soup konden krijgen. Je eet het op dezelfde manier als fufu, dus met je handen. De ¾ liter flessen Star Beer (ook Nigeriaans) completeerden ons “Ghanees” avondje.

Woensdag 9/10. “Beef or No Beef? That’s the question!” Toch wel een beetje bang geworden door alle verhalen + het feit dat de Engelsen gewoon in hun supermarkten adverteren met “British meat!” heb ik toch maar besloten om beef uit m’n overlevingspakket te houden. Engelsen lachen ons uit die een “No Beef Policy” willen houden. Zij zijn namelijk toch al besmet met BSE en wachten gewoon af tot ze een beetje gek gaan doen.
Wat gewoon en gek is, is soms toch niet helemaal duidelijk. Ik heb nog nooit zoveel mensen mobiel zien telefoneren. In de bus, trein, achter het stuur in auto’s, op drukke straathoeken, al wandelend over straat, etc. overal kom je mensen tegen met zaktelefoons. Het begint zo langzamerhand een normaal verschijnsel te worden, zodat ik ook aan het uitvinden ben of zoiets niet handig voor mij zou zijn.
Dat e-mail (en ook internet) de wereld verandert, heb ik deze week weer eens aan den lijve ondervonden. Via mijn jaarverslag ben ik eens in contact gekomen met ene Bruce Campbell, die een aantal jaren geleden in Ghana gewerkt heeft. Hij werkt nu voor een VN organisatie in Nepal. Deze week dacht ik eraan om hem weer eens te schrijven (via e-mail). 40 minuten later was er een reactie van hem. Dat is op zich al bijzonder, maar hij schreef ook dat hij een kwartiertje na mijn bericht een e-mail ontving van een Mongoliër die ook een bericht vanuit de London School naar hem stuurde. Die was van Mash afkomstig, die bij mij in de klas zit en op dat moment een paar computers bij me vandaan zat! Ik riep Mash en vroeg of zij Bruce kende en of ze hem net gemaild had. Zij was natuurlijk helemaal verbaasd en samen hebben we met veel verbazing naar het antwoord van Bruce zitten kijken. Zij kende Bruce van een missie van hem naar Ulan Bator, ik hem alleen van e-mails. Hij vertelde ook dat we aan een paar mensen in de London School ‘groeten’ moesten doen: “networking”, dus.
Dat mijn jaarverslagen veel vruchten afgeworpen hebben, heb ik gisteren weer eens kunnen constateren. Bij mijn aanmelding voor deze cursus had ik ook twee jaarverslagen (‘93 en ‘94) meegestuurd. Het zal zeker geholpen hebben om me op deze cursus te krijgen. Gisteren hadden we een rondleiding door de bibliotheek. In één van de ruimtes stonden documenten per land gerangschikt. Toevallig stond ik tijdens de uitleg van de bibliothecaresse naast de G, en ik keek een beetje naar de Ghana boeken. Naast de oude Gold Coast boeken en andere Ghana overzichten zag ik plotseling mijn twee jaarverslagen naast een jaarverslag van Korle Bu Teaching Hospital staan. Niet slecht. Ik voelde mij zeer vereerd.
Nou, tot zover weer een bericht uit London. Ik weet niet of ik het in deze frequentie vol houd.

donderdag 3 oktober 1996

1. How many more years are you go on living out of a briefcase?

Maandag 30/9. Gisteren gearriveerd in London op Stansted Airport. Geen traditioneel welkom met fouilleren en zoeken in hoekjes van portemonnee en/of andere bagage dit keer. Dat de Engelsen links rijden wist ik wel, maar dat dit heel consequent doorgevoerd wordt, werd ook duidelijk op het vliegveld. De band met bagage loopt ook andersom! Straks nog even in het putje bij de waterafvoer kijken of het water ook andersom de gootsteen in verdwijnt.

Stansted ligt ongeveer een uur treinen buiten London. Er was een storing ergens op het treintraject, dus moesten we met een coach. Veel leuker dus, want zo zie je de eerste stukjes London. Op Stansted stond een advertisement van AT&T: “How many more years are you go on living out of a briefcase?”. Het leek wel een waarschuwing  speciaal voor mij geplaatst. Ik hoop toch maar dat het bij een jaar blijft. Bij Liverpool Street Station stapte ik voor het eerst van m’n leven in een zwarte Londonse cab (taxi). Genoeg ruimte voor mijn bagage. Na een tussenstop bij de School, werd ik uiteindelijk naar mijn nieuwe onderkomen gebracht in John Astor House. In vakantie-brochures zien kamers er altijd een stuk mooier uit dan in werkelijkheid. Zo ook deze kamer. Het verschil met hier en nu is, dat ik er het komende jaar/12 maanden/52 weken/365 dagen zal wonen. Het begrip “feet” is me ook duidelijk geworden, want zo lijkt het in ieder geval nog een beetje groter. De kamer is 7 ft breed en 14 ft lang. Kleiner dan het kleinste kamertje bij ons thuis in Harderwijk! Even slikken dus. Bovendien is het erg gehorig. Al het geluid van klappende deuren en pratende mensen dringt hier door. Ik ben maar snel gaan slapen.

Vandaag kennis gemaakt met m’n buurvrouw “Mumsy”, een vrouw uit Zuid-Afrika/Lesotho getrouwd in Ivory Coast en werkt daar als gynaecoloog. Een heel aardige vrouw waar ik nog wel eens over zal schrijven. Op de School hadden we de opening van het academische jaar door de Dean. Een collegezaal vol, met 400 nieuwe studenten voor de 21 opleidingen die vandaag allemaal van start gaan. Verder hadden we ook de introductie van de PHDC (Public Health in Developing Countries) groep: 33 mensen uit 25 verschillende landen. Ik mocht m’n buurvrouw introduceren, Mashbileg Maidrag uit Ulan Bator, Mongolië. Ze is een social scientist, spreekt erg goed Engels en werkte de laatste 5 jaar voor de UNFPA. Door deze diversiteit van achtergronden en ervaringen belooft de cursus erg interessant te worden.
Tijdens de thee zag ik Rob van Hest (was ook via Memisa in Ghana) met een opvallend pak en tie. Hij doet de Control of Infectious Diseases opleiding en woont ook in John Astor House. Ik zal hem dus wel veel zien. Eenmaal weer buiten weet ik wat ik ook al weer moet kopen. Een umbrella is onmisbaar in Engeland.

Donderdag 3/10. Wat verder in de week en meer gesetteld. Gisteravond waren alle John Astor House studenten van de “School” uitgenodigd door een medecursist Medical Demography in de Cambridge Bar. Er waren zo’n dertig studenten. Ik sprak met een Engelse student Immunology die geïnteresseerd was in MTB (Mycobacterium Tuberculosis). Ieder z’n eigen afkortingen. Toen ik hem vertelde dat ik ook in London was om de spelregels van het cricket te leren, heeft hij me een half uur vol vuur dit allemaal zo’n beetje uitgelegd. Verder sprak ik met een Deen die entomoloog is (insektenleer). Hij bestudeert de Anopheles, in gewoon Nederlands de muskiet, en is nu bezig met een promotiestudie (PhD) van drie jaar naar de malariacyclus in deze mug. Het doet goed om te zien dat zo veel mensen huis en haard verlaten om in London zo’n studie aan te vangen en allemaal in John Astor House op dezelfde 100 square feet wonen. De eerste teleurstelling van de kleine kamer ben ik al te boven. Het is erg dicht bij de universiteit; nog geen 10 minuten lopen. Wil je geloven dat ik sinds ik in London ben nog niet in de tube ben geweest? Dat scheelt een hoop gereis en geld. Verder is het wel gezellig zo in het centrum.
Het gebied hier heet Bloomsbury en is zo’n beetje het Overtoom van London. Verder ligt Soho hier tegenaan, zeg maar de Jordaan. In dezelfde 10 minuten loop ik naar Oxford Circus om via Regent Street (Kalverstraat) naar Picadilly Circus (Leidseplein) en Trafalgar Square (Dam) te lopen. Hartje London dus. Vanochtend heb ik m’n gymschoenen weer eens aangetrokken en heb een rondje in Regent’s Park gerend (Sloterplas) en als de conditie wat opgevijzeld is, lijkt het me ook leuk om door Hyde Park en Kensington Gardens te rennen (een wat grotere versie van het Vondelpark). Mocht dat lopen heel goed gaan dan zijn er ook nog grotere plannen: halve of hele Marathon?
Vanmiddag hadden we een twee uur durende bustrip door de stad met alle monumenten en bezienswaardigheden. Ik was aardig onder de indruk van wat er allemaal te zien was. Genoeg te doen en te beleven naast het studeren. Tijd om weer eens wat cultuur te vreten.
Je zult wel denken, hoe zit het nou met die studie. De eerste twee weken zijn introductieweken en we beginnen dus een beetje rustig met elkaar te leren kennen, te acclimatiseren, overzichten van de verschillende studies, etc. Maar men heeft ons al in het vooruitzicht gesteld dat het een jaar van het hard werken wordt. Ik zal proberen een goede balans te vinden tussen collegezalen, bibliotheken, musea, theaters en pubs.
Groetjes van een eilandbewoner, maar door de techniek digitaal bereikbaar op: G.Vries@LSHTM.AC.UK.

maandag 1 juli 1996

0. Voorwoord Bericht uit Ghana

In 1993 vertrokken voor drie jaar naar Ghana en schreven 10 nieuwsbrieven over ons wonen en werken in Assin Foso. Roelof en Marga zorgden voor de verspreiding van deze ‘Berichten uit Ghana’. De rondzendbrieven geven nog steeds een aardige indruk van ons verblijf aldaar. De eerste maanden waren moeilijk, omdat we nog geen werk hadden, in een (te) kleine woning woonden, we allemaal ziek werden en het klimatologisch ook veel zwaarder was dan in Zambia. In het zuiden van Ghana zaten we echt in tropisch Afrika, met drukkende hitte en tropische regenbuien.

Geleidelijk aan kregen we onze draai. Florence kreeg na veel praten en een aantal cursussen haar verpleegkundigeregistratie, werkte op alle afdelingen van het ziekenhuis en was sterk betrokken bij het proces van ‘afrikanisering’. Gerard werkte vooral in het district, superviseerde allerlei kliniekjes en werd tot chief (nana) benoemd. Hij werkte ook 1 dag in het ziekenhuis. Douwe en Koen kregen ’s middags les van Florence en groeiden op tot grote kleuters.

De traditie van een rondzendbrief schrijven pakten we in 2002 weer even op toen we op vakantie in Ghana waren. We schreven alle vier onze ervaringen op van het terugzien van het land, het ziekenhuis en de mensen in Ghana. Koen maakte er voor groep 7 een werkverslag van. Hier kun je ook meer achtergrondinformatie over Ghana lezen.

Het is inmiddels meer dan vijftien jaar verder en het leek me aardig om deze brieven en het werkverslag in een boekje samen te bundelen. Hier en daar heb ik nog een foto, krantenartikel of een ander bewaard stukje toegevoegd.

Gouda, mei 2009.

dinsdag 30 april 1996

10. A beer for my father

Nog een kleine twee maan­den en Ghana ligt al weer achter ons. Het gaat allemaal erg snel en de drie jaar is voorbij gevlo­gen. In Nederland maar weer even rustig bijkomen en bijtanken.

In januari zijn we teruggevlogen naar Assin Foso. Dit keer verliep de vlucht niet zoals gepland. Op Schiphol waren we ruim voor vertrek aanwezig. Daar hoorden we dat het vliegtuig overgeboekt was en wij dus op de wachtlijst gezet werden. We moesten bij de gate uiteindelijk toezien hoe iedereen wel wegging en wij dus niet. Je kan je misschien wel voorstellen hoe boos we waren. Koen stond te stampen en te huilen. “Ik wil ook mee”. De pleister op de wond was een verblijf in het Victo­ria Hotel tegenover Centraal Station in Amsterdam, met een finan­ciële afkoop van de KLM. De winterjassen en dichte schoe­nen hebben we weer opge­haald, en de volgende dag zijn we ‘wilde’ bees­ten gaan kijken in Artis. We voelden ons wel een beetje toerist in Amster­dam, zo in een hotel, met wat zakgeld en met je gedachten al weer een beetje in Ghana. Na twee dagen vlogen we dus wel.
Ook de vlucht naar Nederland (van Gerard) verliep niet vlek­keloos, want toen we aan het landen waren en de landings­baan al in zicht was, trok de piloot weer op. Door­starten in vak­jargon. De piloot vertelde doodleuk dat we naast de baan dreigden neer te komen vanwege een plotselinge windvlaag. Na twintig minuten vanuit een andere richting lukte het wel.

Ook in Ghana kwamen we met de schrik vrij. Onderweg in de auto naar het noorden, passeerden we een klein dorpje. We zagen wel een man met een rood vlaggetje langs de kant staan, maar besteedden daar geen aandacht aan. Vooral tijdens funerals (begrafenis­feesten) word je nog wel eens gestopt en kunnen mensen verve­lend doen. Deze keer begonnen echter ook andere mensen langs de kant te schreeuwen en in m’n achteruitkijkspiegel zag ik mensen op de weg, hevig staan zwaaien. Toch maar stoppen en vragen wat er aan de hand is! Men vertelde dat er een explo­sie in een steengroeve te gebeuren stond. Men had het nog maar net gezegd of er was een enorme knal. Op 500 meter afstand liet men dynamiet ontploffen in een steen-groeve. Nu hadden we bijna met de auto naast de weg gestaan door een ‘windstoot’.

We waren onderweg naar een wildpark in het noorden van Ghana. Tot vorig jaar hadden we nog maar weinig rondgereisd en dat wilden we dit laatste half jaar nog goed maken. Het Mole National Park staat bekend om z’n olifanten. Die hebben we ook volop gezien. Al wandelend met een bos-wachter kwamen we de oli­fantjes tegen. Bij een waterplas konden we ze zien badde­ren. Er dreven ook krokodillen in het water. We zaten aan de rand van het meertje, maar de boswachter verzekerde ons dat ze niet uit het water zouden komen. Hij had gelukkig gelijk.

Douwe en Koen zijn twee maanden lang één dag in de week naar een school geweest dichtbij Cape Coast, in Ahotokrom. Deze school wordt gerund door een Engelse zuster. We kwamen daar wel eens vaker en Douwe en Koen voelden zich daar wel op hun gemak. Het was wel bijzonder om dat zo mee te maken. De jon­gens kregen allebei een schooluniform: een blauwgeruit blouseje. Ze hebben nu twee scholen. Een ‘binnenschool’, bij ons in huis en een ‘buitenschool’ in Ahotokrom. Op de buitenschool eten ze ’s middags ook, meestal een papje (sorghum). Koen doet wel mee, maar Douwe gruwt daar van en eet liever z’n eigen boter­hammen. Na het eten is er altijd ver-plicht slapen/rusten. Volgens de zuster kan je het maar beter organiseren, want geslapen wordt er toch in de school, zowel door de kinderen als de teachers. Bij Douwe in de klas gaan de hoofden op de banken, bij Koen ligt iedereen op de grond. Nu hebben ze 5 weken paasvakantie. Het plant-seizoen is begonnen en de kinderen moeten meehelpen op de farms.

Douwe en Koen zijn wel erg bijdehante kinderen. Zo waren we laatst in een lux zwembad in Accra en zaten Florence en ik te praten over wat we zouden drinken. Even later kwam een ober met twee fanta, een malt en een bier. We zeiden dat we nog niks besteld hadden, maar hij wees naar onze kinderen. Ze waren met hun zwembandjes naar de swimming pool bar gezwommen en hadden netjes een bestelling gedaan. De ‘beer for my father’ heb ik maar teruggestuurd, want het was nog vroeg in de morgen.

Wat we hier erg gemist hebben, is sport, zowel actief doen als pas­sief volgen. De temperaturen en de vochtigheid zijn hier veel te hoog om ook maar iets aan sport te doen. Vorige week ben ik voor het eerst eens wezen kijken bij het plaatse­lijke voetbalclubje, de Foso Soccer Missionaries. Ze speelden tegen een voetbalteam uit Winneba voor de tweede divisie. Ik begrijp nu dat Afrikaanse voetballers zoveel ballen door de lucht spelen, want het voetbalveld was echt een knollenveld, wat bovendien nog tegen een heuvel lag. Je speelt dus of naar beneden of omhoog. Ook hier misdra-gen supporters zich. Er werd met stenen gegooid naar de tegenstander, tweemaal werd een speler geraakt. De paar politie agenten hadden er geen belang bij om op te treden. Tijdens de pauze werd de scheidsrechter verteld, dat als Foso niet zou winnen, dan ... De scheidsrechter werd zo een echte thuisfluiter. De Soccer Missionaries wonnen met 1-0. Volgens een paar mensen die ik sprak was de uitwedstrijd in Winneba nog veel erger en gebeuren dit soort dingen ook in de hoogste league.

Nee, dan was het wielrennen vorige week leuker. De Tour de Ghana werd voor het eerst georganiseerd, met teams uit Togo, Benin en Ghana (35 wielrijders). De totale prijzenpot was 2 miljoen cedis, 2 duizend gulden. De derde etappe ging van Cape Coast naar Kumasi en passeerde Assin Foso. Het was voor het eerst dat een wielerkoers voor ons huis langs kwam. Er was veel enthousiasme langs de kant van de weg. Het is wel erg slopend om bijna 200 km in de brandende hitte af te leggen. Ik heb hier zelf ooit eens 15 km gefietst en ik geef het je te doen.

Het werk zit er bijna op. Uit het contact met de School of Public Health, Accra is m’n opvolger gerold voor het districtswerk. Inmiddels zijn we al met de overdracht bezig. Bovendien is nog een vierde arts in het ziekenhuis begonnen, zodat we nu even met 6 artsen zijn. Een ongelofelijke ‘luxe’. Het is dan ook tijd om op te stappen en over te dragen. Mission completed!?
Er is trouwens een grote uittocht van Nederlandse artsen uit Ghana. Waarschijnlijk zijn er in juni nog 2 Nederlandse artsen en een verpleegkundige over. Tien jaar geleden waren dat er nog 30! In Ghana is ‘tropen­arts’ dus een uitstervend beroep. Later zeggen Douwe en Koen misschien wel: “m’n vader was vroeger tro­penarts. Dat had je toen nog”. Daarom is het ook tijd om een wat andere richting in te slaan. Vanaf september ga ik een Public Health opleiding doen in Londen. Ik hoop daarna op een wat andere manier door te gaan met gezondheidszorg in ontwikkelingslanden.

Zover is het nog niet. We hebben nog een paar weken te gaan, voordat we medio juni naar Nederland vliegen. We weten nog niet waar we gaan wonen. Het is erg moeilijk om iets te huren of te kopen. Gemeentes, banken en makelaars hebben allerlei regeltjes waardoor het vaak onmogelijk is om als toekomstig werkloze een woning te krijgen. De Nederlandse maatschappij lijkt killer, harder en zakelijker. Het zal wel weer wat tijd kosten om ons aan te passen in de Nederlandse maatschappij.

Tot slot nog een autospreuk uit Ghana. De humor rijdt op straat want de meeste auto’s zijn beschilderd met allerlei leuke spreuken. Vorige week kwamen we deze tegen: “Heaven gate no bribe” (geen smeergeld aan de hemelse poort). Heerlijk gevoel van zelfkennis...

Verder willen we jullie allemaal weer hartelijk danken voor jullie ondersteuning de afgelopen 3 jaar. De giften op de rekening hebben we gebruikt voor orthopedisch materiaal voor het ziekenhuis, AIDS en TB werk in het ziekenhuis en in het district en voor verschillende waterputten en dorpskliniekjes in het district. Verder willen we ook iedereen bedanken die hier in eigen persoon langs gekomen is. We hebben genoten van alle bezoek. En, niet in de laatste plaats de ondersteuning per post. Daar hebben we absoluut niet over te klagen gehad, de stapels die ons bijna wekelijks bereikten. Allemaal bedankt! en we hopen elkaar weer spoedig te zien.