Om 6 uur was ik wakker. Het
was weer erg koud. Een vuurtje gestookt en m'n tent afgebroken. Om 7 uur was
ik helemaal klaar. Tot kwart voor 8 weer naar de weg toe gelopen. Het werd
langzamerhand licht. De zon begon weer te warmen.
Bij de grote weg moest ik
vier auto's laten passeren, voordat nummer 5 me een lift gaf. Twee mannen in een
Berliet. Ik zat tussen hen in. We reden van kwart voor 9 tot half 2 aan één stuk door. Ik kreeg dadels en sinaasappels van hen. Dat deed me goed, want ik had
maar net genoeg eten en water bij me gehad voor de overnachting in de woestijn. De auto reed
ca. 70-75 km/u en het uitzicht was eerst eentonig. Vlak landschap met hier en
daar een rivierbedding (oued). Wel een gek gezicht, dat water in de Sahara. Na
100 km ging de weg 6% dalen, steil naar beneden. Hier en daar lagen
autowrakken langs de kant. Een schitterend uitzicht. Dat rotsachtige bleef tot
aan Ain Salah. Onderweg praatten we wat over Holland, Algerije, werk (ze werkten
in de bouw) en familie. Ik telde onderweg het verkeer: 70 tegenliggers, 2x passererden we een auto en 5x werden we gepasseerd.
In Ain Salah zocht ik het restaurant op de hoek op, met de blauwe man. Er was eerst geen eten, maar een
paar Fransen van de Parijs-Dakar rally gaven een reklamepetje en toen wel. Het eten was goed. Ik zat op een soort overdekt terrasje. Eerst sla met
tomaten en ui, daarna spaghetti met kip (voor 18 DA). Onder het eten kwamen Mieke
en Toos met twee Algerijnen uit Oran binnen. Grika was doorgereden naar
Tamanrasset. In het kafé dronken we thee.
Tussen 4 en 5 wachtte ik op
het postkantoor op Johan, die niet kwam opdagen. Bij het postkantoor in het Engels,
Duits, Frans en Nederlands gesproken met rallyrijders die voor Tamanrasset al uitgevallen
waren.
In het kafé kwam ik André en
Anke tegen en dronken chocolat. Daarna bracht ik m'n bagage naar het hotel;
tegen half 11 zou ik naar binnen worden gebracht.
Puntschoen kwam me al rond 7
uur halen en zei dat de kust veilig was. In het hotel praatten we wat over
ekonomie en socialistische politiek. Puntschoen, een echte kapitalist, zei dat
alleen de buurt rond Oran o.k. was. Hij maakte tegen Toos een fuck-gebaar
en wilde met haar naar bed. We zorgden toen maar snel dat hij weg ging. Toos
bood aan de kamer zelf te betalen. Hij zei dat dat 150 DA was, wat later de
helft bleek te zijn. Op de kamer van Toos en Mieke bleef ik nog wat praten. Mieke begon weer te klagen over de reis, en zie dat ze graag naar het Hoggar gebergte
wilde. Ik sliep in de hoek van de kamer.
's Nachts om 5 uur was er beweging in het hotel en Mieke vertelde dat ze een nachtmerrie had gehad. "Ik werd opgepakt door de politie en moest vertellen waar ik de laatste dagen geweest was".
's Nachts om 5 uur was er beweging in het hotel en Mieke vertelde dat ze een nachtmerrie had gehad. "Ik werd opgepakt door de politie en moest vertellen waar ik de laatste dagen geweest was".
Ain Salah, het dorp gebouwd van leem, omdat het er bijna nooit regent. |
Om 8 uur ging ik uit het hotel en we deden nogal moeilijk over hoe ik weg moest komen. Dat bleek helemaal geen probleem te zijn, want er zat niemand bij de receptie. Ontbijt naast het hotel gegeten. Hoefden alweer niets te betalen.
' s Middags moesten we daar weer komen eten. Geld? "Pas de problème", zei de jongen, die Samarou heette. We
liepen ' s ochtends door Ain Salah en kwamen bij een oude vervallen kazerne.
Heel veel oude kleren, een gevangenis, etc. ‘s Middags bij Samarou eten:
salade, aardappelen met vlees. Een vroeg geld en toen we Samarou erbij haalden,
betaalde hij. Achteraf vond ik dat we het hem opgedrongen hadden. We
kregen thee en koffie. Met Samarou gingen we die middag op stap. Z’n ouders en
broers woonden in Tamanrasset, hij in het hotel, en z’n grootouders woonden ook
hier. Bij z’n grootouders dronken we thee, met het bekende theeritueel (3x
doorschenken, dan 3x de steeds meer verdunde thee drinken). Aan de muur hingen
foto’s uit tijdschriften en veel foto’s van hemzelf. Daarbij kwamen nu enkele
foto’s van onze koningin (van Toos). De grootvader was een beetje blind en er kwamen
steeds meer kennissen binnen. De grootmoeder liep gebukt en moeilijk. Oorspronkelijk
kwamen de voorouders uit Mali en hadden een donkere huidskleur. Overdag werkten de grootouders
nog steeds 4 uur in de palmerie. Daar gingen we dan ook heen, samen met Haamed
een vriend die uit Arak kwam, een Touareg. De palmerie was heel mooi, veel
palmbomen, mandarijnenbomen, peterselie, graan, mais, bieten, granaatappelbomen,
tomaten, uien, koolplanten (venkel), vijgen, wortelen. Daarna gingen we naar de
Ain (=bron) waar warm water uitkomt in de winter en koud water in de zomer. De
bron was van boven afgesloten, omdat er anders mensen in gingen zwemmen. We
gingen weer terug naar z’n grootouders, waar nu ook Samarou's broer was. Hij zat in
de service militaire.
Haamed, Toos, Mieke en Samarou |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten