donderdag 29 januari 1981

Om half 7 wakker. De zon was nog niet op, maar het was al licht. Een rode gloed aan de horizon, de raven waren al bezig. Er dwarrelden ook andere vogels rond. Om 7 uur kwam de roodgele bal omhoog. Ook veel beelden uit m'n jeugd komen terug. Hoe ik in het moeras bijna verdronk, hoe we van takken hutten maakten, de vogels floten en de eieren die we uit de vogelnesten haalden. Met Mieke waste ik de rommel van gisteren, in het zonnetje af.
Arne wast de pan met een goede schuurspons: Sahara-zand!
We vertrokken al vrij snel en even voor Agadez bleven we staan. De zeilen los, alles eruit, koffers en schoenen. De drukspuit erop en het stof eruit. Wat een rommel! Ik vond mijn spullen weer.

Vier kamelen waren in de verte. Ik wou wel proberen om er bovenop te klimmen en liep erheen. Ik kon ze wel aanraken, erop zitten ging niet. Eén trapte met z'n poot. In de verte kwam een kudde aan. Ik nestelde me onder een boom en was toeschouwer. De leider van de kudde voorop, mooi gekleed op een kameel. Achter hem liep een kuddehoeder op sandalen en in korte broek. Dan kwamen de dieren: eerst de koeien, de buffels en gnoes. De gnoes met grote hoorns. Zij beschermden de kudde. Daarachter de schapen en geitjes. Vervolgens de lammetjes. Eerst de grote daarna de kleintjes. Dan de ezels met bagage en met een oudere vrouw en nog iemand erop. Daarachter nog een jongetje, de kamelen en tenslotte dacht ik eerst een jongen. Het bleek een oude man te zijn in korte broek. Hij kwam naar me toe en lachte. Praatte wat, maar ik kon hem niet verstaan. Hij keek ook lang naar me en hield m'n hand vast. Ik bedacht dat ik nog een aansteker gevonden had en gaf het hem. Hij kende het niet en lachte. De man had een pijl en boog in de hand. Ze waren dacht ik op weg naar een andere plaats met hun hele hebben en houden.
In Agadez moesten we ons melden bij de gendarmerie en bij de politie. Paspoorten werden ingenomen die we morgen terug zouden krijgen met alweer een stempeltje. Op het postkantoor gingen we de post halen. Ik leende wat geld van Jan, die ook een paar brieven had. De post was overweldigend: 14 stuks en de volgende dag nog 1. Met de truuk reden we naar de kamping 7 km verder. Ze hadden daar bier: Stella Artois en Grolsch! Het was een verrukking. Ik wilde hier de rest van m'n leven wel blijven zo mooi. Net een paradijs. Alles is hier zo groen, felgroen. Palmbomen, soort kaktussen. Prachtig. Ik voelde me gelukkig en ging onder een boom even zitten. 's Avonds de brieven gelezen. M'n tent buiten het kampingterrein opgezet, anderen stonden binnen het terrein. Ze maakten problemen en terecht. We aten aardappelpuree met kapucijners. Ik zocht snel de rust op en moest eerst de brieven lezen. Het telegram had ik al opengemaakt. Wel jammer dat er zo weinig in de brieven stond.
's Avonds vuurtje gemaakt. Water opgezet en thee gemaakt. Johan en Mieke slapen naast m'n tent in de open lucht. Moe en tevreden ging ik slapen. Er was nog even sprake dat we hier twee weken zouden blijven. Prima.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten